
‘Op het moment dat we een melding krijgen, nemen we die te allen tijde serieus. We gaan het liefst direct met de betrokkenen in gesprek. Voor de gepeste is dat heel belangrijk, die kan de dag erna weer gewoon naar school. De drempel om naar school te gaan wordt met de dag hoger als je gepest wordt. Het is zo’n onveilig gevoel, daar moet je een kind geen uur langer mee laten rondlopen dan nodig.
Zes jaar geleden ben ik aangenomen om de schakel tussen leerlingen en personeel te zijn. Toen bekend werd dat alle scholen vanaf september 2015 een anti-pestcoördinator moesten hebben, lag het voor de hand dat ik dat zou doen. Om me anti-pestcoördinator te mogen noemen deed ik een tweedaagse cursus bij het Algemeen Pedagogisch Studiecentrum. De cursus richtte zich vooral op de formele kant, maar de belangrijkste vaardigheden om pesten tegen te gaan zijn eerder gevoelskwesties. Vaak zie je het pesten zelf niet eens, maar voel je dat er iets mis is aan de manier waarop leerlingen langs elkaar lopen.
De eerste stap die we nemen om het pesten tegen te gaan is het herstellen van respect voor elkaar. We praten eerst apart met de gepeste en de pester, pas later spreken we ze tegelijk. Je moet daarbij boven tafel zien te krijgen waarom iemand pest. Het gaat altijd ergens om, iemand is misschien homo of draagt andere kleren. Een pester moet weer leren zich in een ander te verplaatsen. Vaak schrikt de pester als hij inziet hoeveel pijn hij heeft veroorzaakt. Dat is niet altijd duidelijk, omdat kinderen die gepest worden soms zelf meelachen.
Het belangrijkste is de nazorg. Vroeger werd er tegen de pester gezegd: nu moet het afgelopen zijn! En dat was het dan. Dan is de kans groot dat het pesten doorgaat. Pesten gaat niet vanzelf over. Daarom blijf ik zowel de gepeste als de pester de eerste week dagelijks spreken om te kijken of het niet weer gebeurt. Drie weken later vraag ik het weer. Daarna is het altijd wel afgelopen. We vragen de pesters om de ander voortaan te helpen als die wordt gepest. En dat doen ze ook!
We hebben als school veel aandacht voor pesten. Al het personeel is erop gespitst en moet elk pestgeval in het registratiesysteem zetten. We lopen tijdens pauzes met zes mensen rond in de aula en buiten, en ik heb altijd de deur open. Ik betrap pesters wel eens op heterdaad. Dan zie ik iemand brood in iemands tas strooien of zoiets flauws doen. Ik houd het dan heel klein, zeker omdat de gepeste erbij zit. Ik laat de pester wel meteen zijn fout herstellen. De leerling die gepest werd roep ik later pas bij me. Je wilt niet iets aanwakkeren wat er niet was. Soms blijkt het dan al weken te duren. Maar vaak kan ik iets in de kiem smoren.
De leerlingen komen niet alleen naar me toe met vervelende dingen. Ze vertellen me ook wat ze met sinterklaas of in de vakantie gedaan hebben. Het is belangrijk dat je een goede band met de kinderen hebt. Ik ga elk jaar naar het eerstejaarskamp om de nieuwe namen te leren kennen. Als ik gedurende het schooljaar zie dat iemand zich afzondert, dan spreek ik diegene aan.
Pesten kan zo schadelijk zijn, dat merk ik in mijn eigen vriendenkring. Op middelbare leeftijd kun je er nog steeds last van hebben. Vroeger was er niemand aan wie ze het konden of durfden vertellen. Er is nog steeds schaamte over pesten. Maar het is wel aan het veranderen: zowel leerlingen als ouders worden mondiger. Pesten wordt bespreekbaar. Kinderen kunnen nu makkelijker op iemand af stappen. Zelfs degenen die zelf niet pesten of gepest worden komen pestgevallen melden. ’s Morgens sta ik al met een aantal collega’s bij de fietsenstalling om de leerlingen te ontvangen, voor als er iets gebeurd is onderweg. Dan zeggen ze ons allemaal vrolijk goedemorgen. Daar doe ik het voor. Ik zou willen dat het vroeger bij mij op school zo was geweest.’
Ons kerstnummer met als thema ‘De vijand’ isdirect te lezen op groene.nl (€). Lees ook de inleiding van hoofdredacteur Xandra Schutte (gratis). Nog geen abonnee en dus geen toegang tot de artikelen en de digitale editie? U leest De Groene digitaal al vanaf 4,95 voor één week.