Die avond appte ik Harry. Dat de iPad kapot was en dat ik een nieuwe had gekocht, de pro, en dat die elke letter die ik met een pen op het scherm schreef HERKENDE.
Ik voelde me zoals heel in het begin van de digitale revolutie, toen alles wonder en verbazing was en ik met een vriend naar een computerbeurs in Utrecht reed, waar we allebei een harde schijf van vijf mb kochten, die ik op de terugweg op mijn schoot hield om ze tegen schokken te beschermen en die we later inbouwden terwijl we op een houten plank stonden tegen statische elektriciteit. En dat ik toen tegen die vriend zei: ‘Vijf mb… Dat krijgen we nooit vol!’
Technologie is net de liefde: na een tijdje maken de verrassingen plaats voor herkenning en gewenning. Daar is niets mis mee, maar je kijkt ervan op als je ineens weer naar adem hapt bij iets onverwachts.
Qua handschriftherkenning ben ik een veteraan. Ik heb een eMate gehad, het onderwijszusje van de Newton, wat weer Apple’s eerste poging tot een handheld was. Na lange training wilde het apparaat af en toe een letter herkennen, mits zeer zorgvuldig vormgegeven. Het was een schattig ding, opgetrokken uit half doorzichtig glasgroen kunststof, maar je kon er niets mee. Daarna kwam de Palm Pilot. Die kocht ik via grijze import. Ik was waarschijnlijk een van de eersten in het land die er een had en ook de eerste bij wie de Palm kapotging. Op de kop af een dag nadat de garantie van een jaar was verlopen. Ik was er niet rouwig om. Handschriftherkenning was een kwestie van Palms eigen alfabet aanleren, een soort digitale hiëroglyfen, en dat ging zelfs mij te ver.
Het grootste probleem bij handschriftherkenning is in mijn geval dat ik zelf mijn handschrift vaak niet eens herken. Extra schrijflessen op de lagere school hebben niet geleid tot iets wat de schriftelijke communicatie onderhoudt, laat staan bevordert. Mijn onderwijzer begreep er niets van. Mijn oog-handcoördinatie was prima, ik kon zelfs tekenen, maar wat op het papier kwam leek desondanks nog het meest op het spoor dat was nagelaten door een vlieg die in de inkt was gevallen en nu wanhopig probeerde te ontsnappen aan het papier.
Ik kocht een schrijfmachine toen ik in de brugklas zat. Als ik nog wel eens een brief met de hand schreef, bestond de eerste regel uit de letters van het alfabet, zodat de ontvanger aan de hand daarvan kon overgaan tot decoderen. Na dat kofferschrijfmachientje kwam een elektronische met margrietwiel en toen de computer waarin ik de harde schijf bouwde die nooit vol kon raken. Met de hand schreef ik alleen nog op prints, archiefkaartjes en in notitieboekjes. Ik heb hier een uitgescheurd blaadje uit zo’n boekje liggen. Er lijkt iets te staan als ‘wantlichten die wij willy woorden’. Na enige studie kan ik misschien uit de context opmaken welke diepe gedachte dat vertegenwoordigt, maar waarom kan mijn nieuwe iPad dat zoveel beter dan ik?
‘Ik vind het soms gewoon eng’, zei een lezeres in wier exemplaar van Eden ik handtekening en datum had gezet, waarop zij vroeg wat daar eigenlijk stond en ik uitlegde dat mijn handschrift nogal… ‘karakteristiek’ was, maar dat mijn nieuwe iPad het heel goed kon lezen. Eng? Nee. Maar vreemd wel.
Bijna net zo vreemd als de file waar ik mij doorheen had geworsteld op weg naar die lezeressen (ja, allemaal vrouwen, altijd) in Drachten. Een half uur lang was het stilstaan en kruipen, waarna de oorzaak in zicht kwam: een bejaarde liefhebber wiens Lelijke Eend stil was gevallen op de rondweg om Amsterdam. Hij stond tegen de vangrail geleund te wachten, terwijl een politieman bij zijn schuin geplaatste patrouillewagen de sociale media inspecteerde op zijn telefoon. Waarom dat sardineblik op vier wielen niet naar de kant gesleept in plaats van twee rijbanen af te sluiten? Ik probeerde argumenten te vinden, terwijl ik de donkere polder in reed, maar ik kon geen verklaring vinden.
De Lelijke Eend is net als de Palm Pilot technologische nostalgie. Ik weet daar alles van. Ik heb in een kast nog een Mac Plus staan, Apple’s eerste serieuze poging tot personal computer en ooit een revolutie van heb ik jou daar. Maar ik gebruik hem niet, terwijl mijn leeftijdgenoten in Eenden, Sunbeams en Citroën DS’en onbezorgd voorthobbelen over wegen waar het andere verkeer hen met 130 per uur voorbij stuift. Ik zou het niet durven. Al was het maar omdat werkelijk iedereen achter het stuur zit te bellen en te appen. Vorige week deed ik een testje. De aanname was dat iedereen die te langzaam of slingerend op de middelste rijstrook kampeerde een beller was. Ik scoorde negentig procent.
‘Voorlichting’, zei mijn zuster, die mij was komen opzoeken in mijn nieuwe huis in de bossen. Ze had net gehoord van iemand die een kind had verloren aan een bellende automobilist en die ouder was nu zending aan het bedrijven.
Ik schudde mijn hoofd.
Voorlichting is mooi, maar iedereen gelooft dat ‘het’ hem niet zal overkomen, de Titanic is altijd een ander schip. Waarom de telefoon niet automatisch blokkeren zodra de auto rijdt? Kan en is heel makkelijk. Het zal uiteindelijk wel gebeuren, maar pas over tien jaar, want vvd-regeringen zijn altijd veel meer geïnteresseerd in harder rijden op nog meer 130-kilometer wegen dan veiligheid. Doden stemmen immers niet. Hardrijders wel.