Naum Grubert, Celebrating Franck and Scriabin © Friso Spoelstra

Epidemisch: fietsers, wandelaars en hardlopers met dikke koptelefoons. Allemaal noise cancelling, wat komisch is. Ze onderdrukken het tegendeel van lawaai: de stilte, aartsvijand van de mediagestuurde massamens. Stilte is stuurloos, stilte is een vraag, een opdracht. Wat ze in hun kerkers horen weet ik niet, maar het is geluid, de dagelijkse dosis prikkels. Die verslaving aan akoestische verdoving komt ook hardop uit de kast. De ballenbootjes in de gracht, de feestjes bij de buren, de glazenwassers en de bouwvakkers: oorverdovend. En al die herriemakers zijn voor altijd verloren voor muziek die opbloeit uit de stilte.

Meesterpianist Naum Grubert nam voor Navis Classics César Francks Prélude, Choral et fugue, Skriabins Derde pianosonate en een reeks schitterende Skriabin-miniaturen op. Dat stuk van Franck (1822-1890) is uniek in zijn soort. Geen sonate, geen suite; een drieluik op semi-monothematische grondslag, lisztiaans vrijzinnig uitgerold zonder de glamour. Franck schreef het op zijn 62ste en je hoort de leeftijd terug in de bedaagde weemoed van het koraalthema, gebouwd op gearpeggieerde akkoorden van ongehoorde schoonheid. Steeds als het klinkt, zie je het als een eiland van rust en vrede in een windstille zee liggen, terwijl het zacht klokkende melos de bewogen ziel tot rust wiegt. Het is geen oordeel, geen machtige deus ex machina, het is de beschermer die de hand op je schouders legt en fluistert: kom, we redden het, ik ben er. Dan begrijp je weer waarom Franck door zijn leerlingen ‘vader Franck’ werd genoemd. Zo speelt Grubert dit introverte meesterwerk, met herderlijke zorgzaamheid en de onwaarschijnlijk mooie klank die je zonder platvloerse verleidingskunsten in zijn ban trekt. Hij weet wat er speelt: zijn fascinerende analyse in het programmaboekje is zo lang als het stuk. In het poco allegro, voorland van de fuga, is in de oplossende dichtersnoten tot hun verdwijning licht en kern. Bedenk: dit is geen weke muziek, het is muziek die een post-middelbare energie zo krachtig mogelijk benut. De tripelfortes in het slot zijn zo sterk omdat ze nog mentale reserves hebben, en luider klinken dan ze zijn.

Daar zit berekening achter, de analytische doortastendheid die op dit niveau van muzikaliteit de geest niet afvalt maar verheft. Gruberts geconcentreerde intimiteit in het andante van Skriabins Derde sonate bewijst de onhoudbaarheid van de scheiding tussen gevoel en verstand. Daar ligt misschien de essentie van deze laatromantische klavierkunst, een ten diepste intellectualistische reis naar een architectonisch motiveerbare staat van vervoering, beschermd door de kracht van de geest.

Eerst begreep ik niet waarom deze geweldige pianist op een klein label buiten de schijnwerpers zijn topstukken zit op te nemen. Hij hoort bij een grote club te zitten, dacht ik dan. Maar ik begrijp het steeds beter. Hij ziet en hoort daar alles, op zijn eiland. Aan Skriabins preludes verspilt hij in zijn toelichting geen woord meer: ‘Al die kleine stukken zijn zelf poëzie. Liever dan ze te analyseren, biecht je je liefde op.’ Hoor ze. Verbluffend.

Naum Grubert, Celebrating Franck and Scriabin (Navis Classics)