Hij was de man die het Koor van De Nationale Opera tot een van de allerbeste operakoren ter wereld heeft gemaakt, Winfried Maczewski, die vorige week aan kanker is gestorven. Toch was ik een klein beetje geschokt, toen ik met vijf koorleden ging praten, over hoe hij dat heeft klaargespeeld. Ze vertellen enthousiast en lacherig over hem, met milde en liefhebbende ironie. Maar het is niet helemaal alsof ze het over een groot dirigent hebben, eerder over een leraar die geen orde kon houden en daar ook niet naar streefde, maar van wie ze zielsveel hebben gehouden en veel hebben geleerd.

Het moet op de repetities zelfs vaak een chaos zijn geweest. Maczewski geloofde dat uit chaos iets goeds kon voortkomen. ‘Hij is altijd anti-autoritair gebleven’, zegt bas Jeroen van Glabbeek. ‘Het kon best een rotzooi zijn tijdens de repetitie, maar onze voorstellingen waren altijd heel goed. Het ging hem niet zozeer om het verhaal van een opera, maar om de structuren in de muziek. Voor zijn koor haalde hij vogels van diverse pluimage uit alle hoeken. Hij voegde ze samen en creëerde daarmee een eenheid.’

Alt Inez Hafkamp: ‘Bij het aannemen van mensen voor het koor nam hij grote risico’s, het ging hem om de persoonlijkheid. Hij had met iedereen een speciale band, je kon ook ruzie met hem hebben, maar hij zag iedereen als persoon en toch werd het een groot collectief.’

Maczewski is altijd links gebleven, antifascistisch en links. ‘Het in de praktijk falende socialisme is voor mij geen reden het socialisme af te vallen. Ik ben een echte, dromerige jarenzestigstudent gebleven’, vertelde hij mij in 2002 toen ik hem voor De Groene Amsterdammer interviewde. Hij was in 1941 geboren in een stadje in Oost-Pruisen, dat later Pools werd. In 1945 moesten zijn Duitse ouders met hun vijf kinderen naar Duitsland vluchten. Winfried kwam in 1989 naar Nederland, dat hij uit de jaren zestig kende, de tijd van de flowerpower. Hij vond dat Duitsland na Willy Brandt steeds rechtser was geworden en wilde dat niet meemaken.

Hij werd dirigent van het Operakoor en het Toonkunstkoor en raakte bevriend met Groene-hoofdredacteur Martin van Amerongen, met wie hij elke zondag uitgebreid in Café Oosterling in de Amsterdamse Utrechtsestraat discussieerde over muziek, kunst, literatuur, politiek en alles waar ze maar van mening over konden verschillen.

‘Hij kweekte graag weerstand’, zegt bariton Harry Teeuwen. ‘Hij kon ergens een bommetje neerleggen en kijken wat daaruit voortkwam. Hij was zo’n aparte snuiter – hij was een groot kunstenaar en om zijn doel te bereiken had hij ook een ongelooflijk incasseringsvermogen.’

‘Als hij iets fout deed, deed hij dat oprecht fout’

Tenor John van Halteren noemt hem ‘een klankschilder’ en ook een groot filosoof: ‘Hij was iemand met een missie, ijzersterk en vasthoudend. Hij stotterde soms, als hij geëmotioneerd was door iets in de politiek of in de kunst. En hij zei dat kunst niet democratisch is. Heel mooi vond ik het toen hij ons een keer liet repeteren en zei: “En dan nu alleen maar mentaal.” Daar zit die immense groep, hij dirigeert, de pianist speelt en niemand zingt, maar iedereen zingt in zijn hoofd. Als je dan weer mocht zingen, hoorde je echt het verschil…’

Sopraan Vesna Miletic, als kind uit Joegoslavië naar Nederland gekomen, herkende in de manier van praten van Maczewski de normen en waarden van het socialisme uit haar jeugd. Zij roemt zijn gedrevenheid en oprechtheid: ‘Ook als hij iets fout deed, deed hij dat oprecht fout.’ Zij had met hem een special deal, zoals hij het noemde. Maar als we even doorpraten blijkt dat voor alle Koorleden te gelden. Hij interesseerde zich voor ieder lid als persoon, wilde alles van ze weten, bemoeide zich misschien wel eens te veel met allerlei zaken, maar hij hield altijd rekening met ieders mogelijkheden en kansen, en verdedigde ze met alle macht, ook tegenover de zakelijke leiding, als dat moest.

Met artistiek leider Pierre Audi had hij een speciale band, ze waren ‘artistieke broeders’, bijvoorbeeld bij Schönbergs gigantische opera Moses und Aron met dirigent Pierre Boulez en regisseur Peter Stein. Het was een onverwacht maar doorslaand succes, dat dno internationaal op de kaart zette. Audi roemt hem als een man die vervuld was van een diepe artistieke missie en die de vraag stelde: waarom maken we samen muziek en wat is daarbij de rol van de koorleden. Maczewski zei daar zelf over: ‘Het gaat bij het zingen niet om het hoe, maar om het waarom.’

Zijn Koor is ook nadat hij met pensioen was gegaan op peil gebleven. Misschien, zou je kunnen zeggen, waren hij en het Koor op den duur ook enigszins op elkaar uitgekeken en was er een frisse aanpak nodig. In november nam hij afscheid van het Koor, dat nog altijd in grote mate zijn koor was. In Hotel Schiller op het Rembrandtplein. Met een glas, of misschien een hele fles, goede wijn, zoals ze gewend waren.

Ze stierven op dezelfde dag, Winfried Maczewski en zijn vrouw Sophie. Ze hadden het zo gepland, maar hij stierf uiteindelijk, letterlijk doodziek, een natuurlijke dood op weg naar Basel, waar ze tezamen hadden zullen overlijden. Nu stierf Sophie daar alleen, gedecideerd en perfectionistisch als zij was, volgens het oorspronkelijke plan. Naar Nederland gekomen en uit overtuiging Nederlanders geworden, zullen ze toch in Duitsland worden gecremeerd, waar Winfrieds kinderen uit een eerder huwelijk wonen.


Beeld: Amsterdam, oktober 1989 (Frans Schellekens/ Redferns/Getty Images)