Zo'n schrijver is Heleen Verburg, die al jarenlang heldere, scherpe en bijzonder vrolijkmakende teksten voor het jeugdtheater schrijft. Nu heeft ze de lat hoger gelegd: in haar toneeltekst Assepoes klinkt de overduidelijke ambitie door om iedereen vanaf zes jaar een genoeglijk uur te bezorgen: de kids, maar ook de papa’s en de mama’s, de ooms en de tantes, de opa’s en de oma’s. En dat is de voorstelling die Teneeter uit Nijmegen in de sprankelende regie van Andrea Fiege van Assepoes heeft gemaakt ook geworden: een vol uur prachtig theater om je vingers bij af te likken.
Als we binnenkomen zit het kind (Heike Wisse, ik moet eerlijk bekennen dat ik haar nog nooit had zien spelen, en deze eerste kennismaking smaakt absoluut naar meer) achter een groot klavier een deuntje te spelen. Het speelvlak is kaal, op een poort en een fauteuil na. In die fauteuil zit de papa van het kind (Rutger Kroon). Sinds de dood van zijn vrouw doet hij niets anders meer dan in pyjama in die fauteuil zitten. Via een mobiele telefoon is er contact met een petemoei, maar die kan aan de immobiele toestand uiteindelijk ook weinig veranderen.
Dan komt er een nieuwe moeder, een stiefmama, een vilein kreng (prachtige creatie van de altijd meer dan genietbare Surinaamse actrice Maureen Tauwnaar). De vader verdwijnt buiten beeld, het huis wordt nu beheerst door de twee dochters van de stiefmoeder, een geweldig duo van Caroline Almekinders en Agnes Bergmeijer, die een serie rake nummers opvoeren in net-niet-goed-gesproken Brabants dialect. Ze noemen het kind consequent ‘ding’ en pas na een kwartier valt de naam ‘Assepoes’. Dan is het sprookje pas echt begonnen, en het verhaal over het beroemde bal, de beroemde prins en de beroemde glazen muiltjes kan een aanvang nemen.
Dat hele traditionele verhaal wordt afgewerkt, inclusief het beroemde happy end. Maar het is het intens gelukkige huwelijk tussen de auteur, de vederlichte toets van de regie, de simpele maar ze vormgeving (Tineke Goemans) en het sappige acteerkwintet dat van Assepoes een waar theatraal wonder maakt. Verburg heeft er een lakei van de prins in geschreven die pardoes verliefd wordt op een van de vileine stiefzussen. Het quasi-Brabants orakelende duo van die stiefzussen krijgt op hét bal een dronkenvrouwsnummer van zeer hoog niveau. En dé dans van Assepoes met de prins is ook een scène om te snoepen: in hoge mate schatplichtig aan Pina Bausch, maar een juweel om naar te kijken.
En dan is er nog de petemoei, die midden in de voorstelling uit haar mobiele telefoon kruipt, en (compleet met pompoen en een supervariant van een oudejaarsavondsterretje) de kern van het sprookje bij elkaar komt toveren als een vermoeide winti-mevrouw (een juweel van een dubbelrol van Maureen Tauwnaar).
Het mooie dat dit team (laten we technicus Rob Daanen niet vergeten, die tovert in dit simpele decor werkelijk met licht) tot stand brengt is het cliché dat ik in deze kolommen over jeugdtheater vaker heb beschreven: ik werd als 49-jarige meneer te midden van kraaiende blonde jochies en meisjes weer kind. Nu heb ik zelf geen kinderen, maar ik kan me levendig voorstellen dat het een groot genot is om samen met je kids (en vriendjes en vriendinnetjes en complete verjaardagspartijen) van zo'n uur vol en groots theater te genieten. Bij een voorstelling als Assepoes voel je aan de adem van de zaal dat toneel verbroedert en verenigt: een theater als één groot tend, smachtend en lachend lichaam dat alleen maar verwend en gekoesterd wil worden.
Ik voelde me na afloop in ieder geval alsof ik uit een handlauwe badkuip was gestapt: verkwikt, gelouterd, gekieteld en getroost. Een groter compliment is volgens mij voor theatermakers niet denkbaar.