Tijdens de brand in de Notre-Dame moest ik aan Kenneth Clark denken. Je kunt op YouTube zijn serie Civilization terugkijken, voor het eerst uitgezonden op de BBC in 1969. Clark is grandioos bekakt: hij kwam uit een puissant rijke familie, met landgoederen in Schotland en jachten aan de Cote d’Azur. Zijn ouders behoorden tot de ‘idle rich’, schreef hij in zijn memoires: ‘Many were richer, but few were idler.’ Hij niet. Op jonge leeftijd was hij al directeur van de National Gallery in Londen, en hij groeide uit tot de grootste kunstpaus van zijn generatie. Vandaar Civilization.

Clark begint de eerste aflevering op de rechteroever van Parijs, met direct achter hem de Notre-Dame. ‘Ik zou niet weten hoe ik “beschaving” zou moeten definiëren’, zei hij. ‘Maar ik herken het als ik het zie.’

Daarom was de brand zo’n collectief trauma. Ook als je niks met de geschiedenis van Parijs had, of met het katholicisme, of met kerken in het algemeen. We herkennen bijzondere cultuur als we die zien, instinctief, en voelden dat hier niet zomaar iets verloren ging.

Ik moest weer aan Clark denken tijdens de Wimbledon-finale, eerder deze maand. Roger Federer had matchpoints, maar Novak Djokovic won. Na afloop van de finale was Boris Becker, de coach van Djokovic, getergd. Het publiek had alleen maar voor Federer gejuicht, terwijl Djokovic toch bijna net zo’n staat van dienst heeft als Federer. Veel spelers en commentatoren hebben al opgemerkt dat het niet eerlijk is om tegen Federer te spelen. Elke wedstrijd, waar ook ter wereld, is een thuiswedstrijd. Het publiek is altijd voor hem. De Speld postte zelfs het satirische bericht dat de tennisbond had besloten Djokovic toch niet te schorsen voor zijn overwinning op Federer.

Veel schrijvers – Julian Barnes, David Foster Wallace, Martin Šimek – hebben stortvloeden aan hyperbolen verzonnen om het spel van Federer te typeren, zijn variatie, zijn snelheid, de finesse waarmee hij over het veld beweegt. Hij lijkt gemaakt van vlees en licht, schreef Wallace. Naar Federer kijken was ‘een welhaast religieuze ervaring’.

Djokovic loopt tegen de wrange realiteit aan dat je liefde niet kunt verdienen. Je kunt lief zijn, grappig zijn, hard werken, je best doen en het maakt niet uit. Je zal gewaardeerd worden, zelfs bewonderd – maar dat is iets anders dan liefde, echte liefde. Federer heeft de liefde van het publiek omdat hij nooit boos wordt, omdat hij zes talen spreekt, omdat alles hem moeiteloos afgaat en hij toch nooit niet zijn best doet, omdat hij met winst en verlies gracieus omgaat – omdat we beschaving herkennen als we het zien.

Rosanne Hertzberger praat tegen de stem in haar hoofd

Een aantal jaar geleden droeg Federer op Wimbledon een wit colbertje als hij de baan op kwam. Bij elke andere speler zou dat potsierlijk staan. Bij hem leek het simpelweg te kloppen.

Clark maakte Civilization met het idee dat na de oorlog, en met de culturele omwentelingen van de jaren zestig, er iets aan het veranderen was in Europa. ‘Als je kijkt naar alles wat de westerse mens heeft bereikt op het gebied van filosofie, poëzie, wetenschap en wetgeving, dan is het moeilijk om je voor te stellen dat de Europese beschaving ooit zal verdwijnen.’

Blijkbaar had Clark nog nooit een column van Rosanne Hertzberger gelezen. In de NRC van vorig weekend schreef ze er eentje waar Geert Wilders trots op zou zijn geweest. Ze deelde cultuur en media op in hoog en laag, waarbij een boek kopen in een fysieke boekhandel hoog was; laag was een boek downloaden op bol.com. Zij wilde laag en makkelijk. De literaire wereld was ‘hautain, hiërarchisch, gewichtig, elitair’ en gunde haar haar romantische boeken van Lucinda Riley niet (‘een zalige snack’) en dus behoren boekhandels (die ‘uitgeprinte teksten’ verkopen) maar eens failliet te gaan.

De verdeling van hoge en lage media is bekend. De opera is hoog, Netflix is laag. Die verdeling is ook hopeloos ouderwets. Hoge en lage cultuur bestaan niet, denk ik altijd. Er bestaat alleen interessante cultuur en niet-interessante cultuur. Interessante cultuur heeft iets nieuws, iets eigens te vertellen, en kan dat net zozeer doen in een gedicht als in een popliedje. Niet-interessante cultuur handelt in clichés en dingen die iedereen al weet. Ik ben meer dan eens weggedoezeld bij hoogdravende clichés over liefde in de stadsschouwburg. Het meest integere en verdiepende dat ik bijvoorbeeld over depressie ken, is een tekenfilmserie op Netflix, met een pratend paard in de hoofdrol.

De veelzeggende afwezige in Hertzbergers column was de literaire wereld zelf. Want wie precies vond dat ze geen Lucinda Riley mocht snacken, werd niet geciteerd. Er werd geen boekhandelaar beschreven die zijn wenkbrauw optrok toen ze Riley op de toonbank legde. Mijn gok zou zijn: die boekhandelaar bestaat niet. Er is niemand die tegen haar heeft gezegd dat ze iets anders moet gaan lezen. Behalve zijzelf. Hertzberger praat tegen de stem in haar hoofd, die beschaving herkent als ze het ziet en vreest dat de lichte romantiek van Riley misschien niet de meest interessante cultuur is.

Maakt niet uit verder. Snacken mag.

Kenneth Clark overleed in 1983. Hij was ervan overtuigd dat cultuur de mens overtrof: want dat ging niet om wat we nodig hadden, of om wat we konden verkopen of waar we macht uit putten. Het was de mens op zijn meest vrij, op zijn meest mens.