
De eerste Color Studies zag ik in Dibbets’ atelier toen hij er in 1975 mee bezig was. Ik heb er toen aandachtig naar zitten kijken. Ik zat zo lang te kijken om te zien wat ik zag. Ze waren verwarrend. Tegelijk ook strak, intens, compact. Het waren steeds ook enkele foto’s: zo werden ze, een voor een, geduldig ook zo gemaakt. In een stuk tekst heb ik ze later raadselachtig genoemd. Aanvankelijk wist ik ook niet wat voor kleuren ik zag. Het waren strakke foto’s van kleur: de glanzende kleur was die van stukken carrosserie van auto’s. Hij maakte ze van geparkeerde auto’s die hij op straat tegenkwam.

De fotodrukken daarna waren zestig centimeter in het vierkant. Die maat van kleurenfotopapier was toen nieuw op de markt. Aan het werk legde Dibbets verschillende vierkante kleuren op de vloer met tussenruimte naast elkaar om te zien hoe ze gegroepeerd kunnen worden. Het ging erom hoe kleuren, naast en tegen elkaar, met elkaar overweg konden. Wezenlijk bij deze werken was dat in elke groepering de kleuren roerloos naast elkaar op zichzelf zouden staan.
Elke foto heeft een eigen rand die elke kleur zo staccato precies afmeet. Zo werd een kleur een hoekige vorm. De rechte rand was scherp gesneden en werd gemonteerd in het midden van een groot vel wit papier. Zo kreeg de fotokleur een witte papieren rand. Die rand leek de vierkante vorm van de kleur nog eens samen te vatten. In die samenvatting leek het vierkant zelfs kleiner en geheimzinnig te worden. Het werd stil rond de kleur. Optisch was dat raadselachtig: een foto die een samenvatting is en zo compacter wordt. Verder moet ik aan van alles denken. Het vierkant van kleur hangt daar in het wit zoals in een stuk muziek na een akkoord een stilte volgt. Daarin trilt en siddert ook de kleur nog na in de witte stilte. Er zijn ook resten van realistische figuratie in het gefotografeerde stuk carrosserie. Tegelijk is de vierkante kleur symmetrisch als een sonnet.

In het museum in Eindhoven hebben we in 1976 een vierdelige serie van die vierkante kleuren verworven. Op deze bladzijde citeer ik twee vierkanten, daaromheen de rand als lijn om een beter idee te krijgen van de proporties van de kleuren. We zien in een Color Study geen sporen van handschrift. De kleur van carrosserie is metallic en koel en chemisch glad. Het is typisch fotokleur. Voor ons oog werken zulke harde kleuren des te vierkanter. Wat ook opvalt, maar bijna onzichtbaar, is misschien dat elke aparte kleur een ander gevoel van vierkant geeft. Het rode vierkant wordt naar rechts iets donkerder. Het rood kantelt daar. In het gele stuk motorkap is de kleur aardig dun. De kleur zweeft. Er zitten verbuigingen in de carrosserie. De foto ervan is daarvan een strakke samenvatting. Het werden abstracte kleurvormen. Ook werden ze wonderbaarlijk: de vierkanten werden zacht en typisch als de zoete kleuren van suikergoed.
Ik merkte dat deze Color Study, een lichtvoetige vertelling, goed zou hangen in een zaal samen met enkele sculpturen uit Variations of Incomplete Open Cubes van Sol LeWitt uit 1974. Beide werken zijn leerstukken over vierkanten. Vierkanten (en rechte hoeken en vlakke kleur) waren wezenlijk in de abstracties die de vorige eeuw de moderne kunst hebben voortgebracht. Bij Sol zat het zo. Een kubus heeft twaalf ribben. Mochten er ribben (of hoeken) ontbreken, dan nog blijft de precieze vorm van een kubus als idee zichtbaar bestaan. Een kubus is niet mis te verstaan. In het museum hadden wij een paar variaties van incomplete open cubes staan. Gemaakt van wit gemoffeld metaal, iets hoger dan een meter van de vloer. Ze stonden met zulke tussenafstanden zodat we er ons tussendoor konden bewegen. Tussen de ribben verschenen dan de rechthoekige tussenruimtes waar die open waren. We keken ook van enige afstand, om het ensemble heen, en zagen zo, tussen de ribben, dwarse variaties van vierkanten.
De open kubussen stonden licht op hun benen. Aan de lange muur in de zaal hingen naast elkaar de vier panelen van de Color Study. Die waren elk ongeveer vijfentachtig centimeter. Ze hingen op zo’n vijftig centimeter van elkaar verwijderd en met hun onderkant een kleine zestig centimeter boven de bovenkant van de open cubes. De vier kleuren hingen daar licht naast elkaar, zo licht als de ribben van de kubussen overeind stonden. Dibbets’ gekleurde rechte vlakken, ook vol lichte kleurschakering, werden gedragen door de witte randen. Dat waren randen van licht. Zo werd de zaal met die werken samen een doorzichtig kijkgebeuren, een rechthoekig heen en weer van vlakken en hoeken.