Op Radio 1 lichtte hij zijn Witteman-kritiek toe. Elk gesprek van die man is voorgekookt en dus onecht. Terwijl het Bromet gaat om het onvoorspelbare, authentieke. Op de jury maakte die kritiek geen indruk: dit jaar won Witteman na spannend gevecht met Oud geld. In zijn dankwoord leek hij oprecht verheugd al begreep hij niet ‘waarom dit jaar’. Een blik in de spiegel had de oplossing gebracht: des jury’s angst opnieuw een prijs postuum te moeten toekennen (Ischa Meijer). Want geestig is hij - ook als hij het niet van tevoren heeft opgeschreven, en dat is een belangrijk element van zijn talent.
Eerst de kritiek. Bromets aanpak leidt soms tot prachtige, vaak tot goede televisie. Maar diskwalificeert dat Wittemans methode? Wat is er tegen dat hij in gesprek met politici, captains of industry en andere verantwoordelijke autoriteiten tot in de puntjes is voorbereid, dat hij als een schaker opening, midden- en eindspel in zijn hoofd heeft, maar razendsnel van strategie verandert bij onverwachte tegenzetten? Is het bij de zware problematiek die aan de orde kwam in De ronde van Witteman niet juist voorwaarde dat er een ijzeren structuur aan het programma ten grondslag ligt om de talloze gapende ravijnen waar veel collega’s blind in rijden, en, veel erger, hun gesprekspartners in meeslepen, te vermijden? Neutraliseerde hij dat vele leed? Integendeel: door kader, beheersing en rust schiep hij de voorwaarden waaronder het overdraagbaar werd. Profiteerde hij ervan? Net zo veel als Bromet van burenruzies en elke nieuws- of actualiteitenrubriek van de sores op de wereld. Zelf ben ik (over)gevoelig voor de voyeurssensatie en ook bij Witteman snakte ik soms naar adem; maar eer minder dan meer, vergeleken bij elders en gezien de thematieken. Wittemans brede bereik, onberispelijke kledij, beheerste gelaatsuitdrukking, schijnbaar meesterschap over elke situatie wekten ook bij mij ooit een indruk van gladheid. Maar bij nader inzien valt dat nauwelijks vol te houden. Zijn betrokkenheid zit verpakt in die degelijkheid, die er tegelijk voorwaarde voor is; en die hem, afhankelijk van z'n gesprekspartner, tot respectvolle middelaar of tegenstander van formaat maakt. Willem Alexander dan? Helaas inderdaad. Jammer dat dat niet gebeurde door een beduidend mindere god als Karel van de Graaf. Want eer viel er niet te behalen; door de jongeman zelve, diens ingestudeerde rol en de aard van de monarchie. Rest de kritiek van Gerard Mulder (Volkskrant): Witteman is interviewer, geen journalist die ‘nieuws’ brengt. Een wel heel nauwe definitie. Die wijlen Willem Wittkampf en, pakweg, Ben Haveman buiten mededinging plaatst. De Nipkow-jury vergelijkt het onvergelijkbare en zoekt daarin naar excellentie binnen een genre. Dan nog is Witteman veelzijdig.
Ook ik stemde ooit tegen Witteman. Door voor iets, iemand anders te kiezen. Ederveens 30 minuten bijvoorbeeld. Met als bijkomend argument dat Witteman zijn werk ‘gewoon’ goed deed. Maar zo lang zo vaak zo goed is niet ‘gewoon’. Proficiat dus. En dat ik slecht tegen Het Lagerhuis kan, daar hebben we het volgend seizoen over.

  • Jerry Springer. Bejubeld vakman in het geënsceneerd weerzinwekkende en infantiele. De wereld is treurig en hij maakt haar erger. Zo erg dat intellectuelen het weer prachtig vinden. Stuitende mode. Werkdagen, 18.05 uur plus late night-herhaling. Bij SBS6, waar anders.
  • Gevaarlijke stilte. De wereld is treurig, er zijn er die proberen daar iets tegen te doen. Dat gaat moeizaam, blijkens drie documentaires over conflictpreventie in Vukovar, Burundi, ohannesburg. Regie Rob Hof. Nederland 1, 10, 17 en 24 juni, 22.58 uur. Humanistische Omroep.