Muse © Jeff Forney

De Britse rockband Muse is samen met Coldplay en de totale Fremdkörper hier (Rammstein) een van de laatste bands die nog een stadionstatus heeft weten te behalen in een tijd waarin stadion-acts nog wel bestaan, maar niet met gitaren, een bassist en een drumstel.

Hoewel ze verder in muzikaal opzicht enorm verschillen, hebben de twee bands wel drie kenmerken gemeen: een liefde voor bombast (bij Muse al vanaf debuut Showbiz, bij Coldplay pas ná hun debuut Parachutes), de integratie van gaandeweg meer elektronische invloeden, en een liefde voor visueel spektakel bij hun live-optredens. Wie terugkomt van een Muse- of Coldplay-show praat doorgaans minstens de helft van de tijd over de prachtige show.

In de beginjaren werd Muse nog wel eens vergeleken met Radiohead, daarna al snel met Rush (want ook een trio, ook een zanger met een hoge stem, ook een voorkeur voor gecompliceerde composities, ook niet vies van sciencefiction als vertelvorm, ook drie technisch bepaald bovengemiddelde muzikanten), maar het nieuwe Muse-album Will of the People beluisteren is volstrekt onmogelijk zonder geregeld te denken aan Queen.

Sterker, de koren bij de pianoballad Liberation, het steeds weer inhouden en uithalen van zanger Matthew Bellamy, de theatrale opbouw: Bohemian Rhapsody. Het is knap en het is kitsch, en vaak tegelijk.

Dat is sowieso een sentiment dat Muse op dit negende album losmaakt: tegenstrijdige gevoelens. De ideeënrijkdom van een nummer als Won’t Stand Down is indrukwekkend, het is alsof de band een nummer van zeven minuten heeft gepropt in de helft van die lengte, de wisselingen buitelen over elkaar, maar wanneer je je na 3,5 minuut naar adem happend afvraagt waar je nou precies naar hebt geluisterd, is dat toch vooral de combinatie van heel veel áánzetten tot ideeën, gecamoufleerd door spierkracht – en precies hier gaat de vergelijking met Rush dan ook scheef. Tegelijk is het fascinerend dat een band zich vrij en zelfverzekerd genoeg voelt om in een nummer als You Make Me Feel Like It’s Halloween de meest cheasy disco van de jaren zeventig en de allergladste pop van de jaren tachtig te mixen tot iets wat uiteindelijk toch op een soort rocknummer lijkt, inclusief een heerlijk gierende solo, een knipoog naar ABBA en de keyboards uit een Duran Duran-hit. Het is spuuglelijk, effectief, plat en gewaagd tegelijk. En meteen daarna komt een nummer dat Kill Or Be Killed heet en klinkt als een metalnummer dat nooit metal wil worden. Sowieso heeft Muse een fascinerende verhouding met woede: de afsluiter We Are Fucking Fucked lijkt bedoeld als een ziedende aanklacht, maar nergens voel je de boosheid, want die zit verstopt onder een berg marsepein. Het is een draak van een nummer, en tegelijk een hoogst interessante mislukking. Wat een band!

Muse speelt op 23 oktober in Carré en volgend jaar zomer op het Malieveld in Den Haag