John Gordo (Willem Dafoe) en William Tell (Oscar Isaac) in The Card Counter. Regie Paul Schrader © Heidi Hartwig / Focus Features / Independent Films

Tot een paar jaar geleden was Paul Schrader steevast ‘de scenarist van Taxi Driver’. Dat kwam door de grote impact van Martin Scorsese’s klassieker, maar ook doordat Schraders eigen films zo’n reikwijdte misten, zelfs het populaire American Gigolo of Cat People uit de jaren tachtig en al helemaal de latere flops Dominion: Prequel to the Exorcist of The Dying of the Light. Voor filmstudenten en -critici is hij wél een cruciale figuur gebleven vanwege zijn boek Transcendental Style in Film (1972). Hierin toont hij met een analyse van drie grote regisseurs, Yasujiro Ozu, Carl Theodor Dreyer en Robert Bresson, aan dat cinema een spirituele kern kan hebben die zich via drie strikt van elkaar gescheiden stadia van ‘alledaagsheid, actie en verlossing’ manifesteerde. Schraders intellectuele benadering tot film kwam pas in 2017 breed onder de aandacht toen hij zijn grote meesterwerk, First Reformed, maakte en de film een aantal Oscar-nominaties kreeg.

In zijn nieuwe film The Card Counter ontplooit het transcendentale zich tegen de achtergrond van een gevangenis, casino’s en hotelkamers. Dit is de banale wereld van hoofdpersoon William Tell (Oscar Isaac), een ex-militair schuldig bevonden aan marteling in de Amerikaanse Abu Ghraib-gevangenis in Irak in 2004. Achter tralies leerde Tell kaarten te tellen, een techniek gebruikt door professionele spelers van blackjack en poker. Eenmaal vrijgekomen reist Tell de casino’s langs waar hij zijn geld verdient met kaartspelen. Hij ontmoet de jonge Cirk (Tye Sheridan). Die is van plan ene majoor John Gordo (Willem Dafoe) te kidnappen en te martelen. Deze Gordo houdt hij verantwoordelijk voor de zelfmoord van zijn vader. Die diende samen met Gordo en Tell in Abu Ghraib, maar anders dan Cirks vader – en Tell – ontsprong Gordo de dans wat betreft vervolging voor wandaden in Irak.

Zoals in First Reformed, waarin een gereformeerde dominee worstelt met zijn geloof, zoekt Tell via schrijven in een dagboek naar de diepere betekenis van ‘Abu Ghraib’. Dat doet hij in hotelkamers waarin hij het meubelair, bizar, ‘inpakt’ met witte lakens. Belangrijk: later in de film zien we dat zijn vijand Gordo precies hetzelfde doet in zijn huis.

Hier is geen sprake van good guys en bad guys, alleen van ontredderde mensen in een geestelijke woestijn. Dit is ‘gevangenschap’, Schraders thema net zoals dat het was voor zijn grote voorbeeld Bresson, vooral in Dagboek van een dorpspastoor (1951), A Man Escaped (1956) en Pickpocket (1959). Kernvraag: wat doe je om vrij te komen, om te leven als mens?

Bij Schrader neemt verlossing de vorm van een vrouw aan. Hier is ze La Linda (Tiffany Haddish), manager van professionele kaartspelers. Tell, achter tralies, krijgt bezoek van La Linda. Tegenover elkaar zittend zijn ze gescheiden door een glazen wand, maar ze raken elkaar aan . Fysiek kan dit niet, maar dit is hét moment, het einde van Bressons Pickpocket, een scène die Schrader vaak kopieert in zijn eigen films: de gevangen man ontstijgt de kille wereld en vindt spirituele vervulling. En wij met hem. Schrader dus, regisseur van First Reformed en The Card Counter, en meester van de transcendental style.

Te zien vanaf 10 februari