‘VANAVOND wederom oud-Hollands klit-likken’, staat geschreven op een stuk karton dat is bevestigd op een reusachtige legertent. Drie jongens liggen uitgeteld op groene brancards, ook ‘geleend’ van het leger. In de tent brandt een blacklight. Uit twee aftandse speakers kraakt hardrock. Met de seks wilde het gisternacht niet zo lukken, vandaar het aangekondigde evenement. Je weet nooit wie er op af komt.
Op het gaashek achter de tent hangt een poster van de allesbehalve rockende Jantje Smit. Van zijn Volendamse smartlappen moeten de bewoners van de legertent niets hebben. Maar als mascotte doet Jantje Smit het uitstekend. Een van elke vorm van zedenloosheid verstoken beschermheilige kunnen de jongens best gebruiken tijdens de zesde editie van het Lowlands-festival.
A Campingflight to Lowlands Paradise, kortweg Lowlands, is een jaarlijkse blijmoedige uitputtingsslag voor de jonge blanke middenklasse. Drie dagen lang muziek, drank, drugs en lol in de Flevopolder. Lowlands is meer dan een muziekfestival. Het is de afgelopen jaren uitgegroeid tot een overgangsritueel voor de licht alternatieve bloem der natie. De bezoekers - het leeuwedeel is tussen de 18 en 22 jaar - viert op Lowlands het laatste grote feest voordat de zomervakantie erop zit en het schoolgaande of werkende leven weer begint.
Drie dagen kamperen onder invloed van alcohol en andere stimulantia gaat je niet in de koude kleren zitten. Maar dit jaar is het festival meer dan ooit een uitputtingsslag. Op de eerste en laatste dag staan bands geprogrammeerd uit een genre dat de hoogste volumes sinds jaren produceert.
LOWLANDS Paradise is de trots van Mojo Concerts, het productiebedrijf dat zo'n beetje alle grote popevenementen in Nederland organiseert. Op het festival willen de Mojo-programmeurs bands en deejays laten horen die ze zelf de moeite waard vinden. Dit jaar is duidelijk dat het paradepaardje van Mojo eindelijk begint te lopen. Met 45.000 bezoekers en zo'n negentig acts is Lowlands groter dan ooit. De bands hebben zes enorme tenten en een openluchtpodium tot hun beschikking. Op het festivalterrein bij pretpark Walibi, gelegen naast het dorpje Biddinghuizen, wringt een mensenmassa zich een weg naar de gewenste band. Er is voor elk wat wils: lieflijke rock, Nederlandstalige pop, meeslepende dance, hardcore punk, triphop, hiphop en allerhande ongelabelde muziek. De Lowlandsbezoeker kan zich verder tegoed doen aan films en kleinkunst. Het kan niet op.
Het festival is zo geprogrammeerd dat je, als je het goed plant, van elke band wel een minuut of tien kunt meepakken. Wil je dat, dan loop je je lens. ‘Loop-Lens 1998’, heeft een punkminnende bezoeker met stift op zijn tentje gekalkt.
Vorig jaar bezochten 37.000 bezoekers het festival, een record. Nog groter kon niet, was de verwachting. Het terrein zou overbelast raken, het laatste restje intimiteit verdwijnen en de programmering van bands met een klein publiek tot het verleden behoren. Niets is minder waar. Lowlands is nog steeds een feest en mega-acts als de Beastie Boys (experimentele hiphop) en Portishead (triphop) worden nog steeds geflankeerd door nieuwe Nederlandse rockbands als Caesar en Nuff Said.
De enorme omvang van het festival maakt het mogelijk uitvoerig aandacht te besteden aan recente ontwikkelingen in de muziek. Net als vorig jaar wordt op een van de podia een dag lang neo-punk, hardcore en punkrock ten gehore gebracht en is de enorme Bravo-tent ingericht als speeltuin voor deejays die een scala aan dancebeats over het publiek uitstorten.
DIT JAAR WAS ER ruimte voor nóg een oprukkende muziekstroming: de stonerrock. Stonerrock is metal op z'n seventies, maar dan harder. Veel harder. Eind jaren tachtig leek het gedaan met deze rauwste aller rockvarianten. Zowel publiek als muzikanten leden aan metal-moeheid. De grenzen van het genre waren bereikt. Solo’s konden niet nóg virtuozer. Gitaren waren al op elke denkbare manier bespeeld, met strijkstokken, boormachines en tanden. Zo'n beetje elke zijweg was ingeslagen. Razendsnelle trashmetal, gotische deathmetal, en metal-met-bloed-uit-je-oren. De pure metal was op, zo leek het. Dus werden met wisselend succes allerhande legeringen uitgeprobeerd. Metal met hardcore, met funk, met hiphop en zelfs metal begeleid door complete strijkorkesten. Begin jaren negentig werd dat menige doorgewinterde rocker te gortig. Het werd tijd voor een revival.
‘Terug naar de basis’ werd het motto van enkele in Zuid-Californië gelegerde gitaargroepen. Terug naar het geluid van de jaren zeventig (Black Sabbath, Thin Lizzy), terug naar de hallucinerende middelen, weg van de agressie van de trash- en deathmetal. Simpele, doeltreffende riffs, een verbod op virtuoze gitaarsolo’s, drie akkoorden per nummer, en een ontembare, logge groove werden de ingrediënten voor een nieuwe metalstijl die het genre uit het slop haalde. Gitaarherrie werd weer dansbaar. De stonerrock was geboren.
Het genre is natuurlijk helemaal geen genre. Stonerrock (alias blues metal, alias desert rock) bestaat bij de gratie van degene die de term gebruikt. Maar daarover zeurt niemand, zolang er maar ruimte blijft voor experimenten, voor hoge volumes en een relaxte sfeer. Waarschijnlijk gaat het net als met de grunge: op een gegeven moment verklaart iemand dat stonerrock dood is en roept iedereen hem dat na, terwijl de bands die bij het genre waren ingedeeld gewoon goede platen blijven maken die veel mensen graag willen kopen.
Net als de grunge heeft de stonerrock zijn eigen oerband (het uit Palm Springs afkomstige Kyuss), zijn eigen oerlabel (Man’s Ruin) én zijn eigen heilige grond. Wat Seattle was voor de grunge, is de Zuid-Californische woestijn voor de stonerrock. Begin jaren negentig trokken Kyuss en enkele verwante metalgroepen regelmatig weg uit de bewoonde wereld. In de woestijn werden inmiddels beruchte, dagenlange generator party’s gehouden, zo genoemd omdat de muzikanten enorme generatoren op vrachtwagens laadden om de bulderende volumes te kunnen produceren die ze nodig achtten om hun muziek volledig tot haar recht te laten komen. In de woestijn konden de muzikanten zo hard spelen als ze wilden en samen met hun publiek naar hartelust slikken en roken.
Inmiddels heeft stonerrock zich stevig genesteld in Europa. Eind mei had het Dynamo Open Air-festival een stonerpodium. Ook Lowlands heeft zijn eigen stonerhoekje. Op het Dommelsch-podium spelen achtereenvolgens Queens of the Stoneage (ontstaan op de puinhopen van het in 1996 opgeheven Kyuss), 7 Zuma 7 en Fu Manchu. Vooral het uit Eindhoven afkomstige 7 Zuma 7 maakt indruk. De bandleden, uitgedost als seventies-glamrockers, produceren een ongekend hoog volume. Het aan de grond genagelde publiek komt pas los als een soepel bewegende gogo-danseres (Janneke) ten tonele verschijnt.
Op de laatste dag van het festival beukt Monster Magnet, de bekendste stonerband van het moment, bijna vijftienduizend mensen de Alpha-tent uit. Net voordat de band losbarst, neemt een knetterstonede jonge rocker nog even een flinke snuif coke. Als hij het woestijnvolume van Monster Magnet - door de coke-overload vermenigvuldigd met een factor zeven - over zich heen krijgt, grijpt hij naar zijn hoofd. Als Monster Magnet het loeiende ‘Dopes to Infinity’ inzet, vecht hij zich een weg naar buiten. Het gitaargeweld is oorverdovend, maar helder. En het swingt, geloof het of niet. Na een paar minuten zijn de voorste rijen zo sufgebeukt dat ze met openhangende mond alleen nog maar zachtjes kunnen meewiegen op de logge drumbeat.
VIER UUR VOOR het eind van het festival haken de jongens uit de legertent af. Ze hebben net Monster Magnet meegemaakt en daarmee vonden ze het wel mooi geweest. De band schonk hun een ongenadige piep in hun oren. Stonerrock, zo weten ze, is alive and kicking, net als Lowlands Paradise. Ze zijn er kapot van. Dus dat klit-likken, dat komt volgend jaar wel weer.