Minister Dilan Yesilgoz (Justitie en Veiligheid) houdt de HJ Schoo-lezing in De Rode Hoed ©  Ramon van Flymen / ANP

Er waart een spook door Nederland – het spook dat woke heet. Vorige week hield vvd-minister van Justitie Dilan Yesilgöz de jaarlijkse H.J. Schoo-lezing, georganiseerd door EW Magazine. De minister sprak haar zorgen uit over allerhande bedreigingen voor de rechtsstaat. Opvallend genoeg rekende de minister ook de woke-beweging tot deze bedreigingen. Volgens de minister dreigde deze stroming een verstikkende zelfcensuur te creëren in de cultuur, de media en het onderwijs. Een relletje was geboren.

‘Woke’ heeft zich in korte tijd ontwikkeld tot een favoriet scheldwoord voor identiteitspolitiek en politieke correctheid. Onder Donald Trump werd de ‘war on woke’ een belangrijk speerpunt van de Republikeinse Partij. Sindsdien is het Amerikaanse anti-woke-discours naar Nederland overgewaaid. Wilders spreekt van ‘woke-terreur’, Joost Eerdmans van JA21 noemt het een ‘veelkoppig, radicaal monster’ dat onze vrijheid bedreigt. En Thierry Baudet wil het gehele onderwijs opnieuw opbouwen om het te zuiveren van woke-opvattingen. De bestrijders van woke lijken niet in staat te zijn zich tegen een trend te keren, zonder die trend tot karikaturale proporties op te blazen.

‘De meest extreme uitingen op de flanken hebben feitelijk heel weinig te maken met ons dagelijks leven en de uitdagingen waar mensen thuis elke dag mee bezig zijn’, stelde de minister nog. Om vervolgens onbekommerd de uitingen van een van die flanken over te nemen. Hier was duidelijk niet de minister van Justitie aan het woord, maar een vvd-politica die de rechterflank van het electoraat het hof maakte. Zelfs voor de neutrale toeschouwer bleef echter onduidelijk waarom mensen met lange tenen – want dat is waar woke op neerkomt voor de minister – een bedreiging vormen voor de rechtsstaat of de vrijheid van meningsuiting. Alsof we niet leven in een tijd waarin elke dag de meest buitenissige ideeën de ronde doen. Zoals de minister zelf al stelde, hebben allerhande antisemitische complottheorieën een comeback gemaakt. Als dit het publieke debat is onder een verstikkende deken van politiek correcte zelfcensuur, dan vraag je je toch af hoe het er zonder die deken uit zou zien.

De politicoloog Chris Aalberts, aanwezig bij de lezing, maakte zich boos over de gratuite manier waarop hele groepen burgers als staatsgevaarlijk werden weggezet. ‘Het toont wederom aan dat de keuze van EW wie de H.J. Schoo-lezing mag uitspreken niet altijd een gelukkige is’, schreef Aalberts in zijn verslag. Maar opvallend is dat deze editie juist naadloos aansluit bij de geest van de lezing. Deze is immers vernoemd naar de voormalige hoofdredacteur van Elsevier Weekblad, Hendrik Jan Schoo (1945-2007). Yesilgöz roemde Schoo om zijn ‘rationele, koele analyses’ en zijn ‘koele feitelijkheid’, maar relevanter en – het moet gezegd – feitelijker is het gegeven dat Schoo geestelijk vader is van de kritiek op de politieke correctheid.

Is de recente radicalisering op rechts een gevolg van de zwakte van links?

In 1995, ter gelegenheid van het vijftigjarig jubileum van de bevrijding, schreef Schoo het invloedrijke essay Herdenken in deemoed. Het waren barre tijden voor links. pvda-intellectuelen als Bart Tromp en Ruud Koole schreven somber over de definitieve neergang van links. Minder somber was vvd-leider Frits Bolkestein, die tevreden vaststelde dat links in een ‘stervensfase’ terecht was gekomen. Later dat jaar zou Wim Kok in zijn Den Uyl-lezing de daad bij het woord voegen en de ideologische veren uitplukken.

Schoo stelde echter dat links op verhulde wijze nog steeds aan de macht was. Niet in de politiek of de economie, maar in de zogenoemde ‘bewustzijnsindustrie’: in bestuur, onderwijs, cultuur, wetenschap en media.

De linkse cultuurelite die de dienst uitmaakte in deze sectoren had het land een schuldcomplex aangepraat over de Tweede Wereldoorlog en daarmee de deuren opengezet voor massa-immigratie. Links had het land een ‘geharnast antifascisme’ opgedrongen, vastgelegd in artikel 1 van de grondwet. ‘De herinnering aan de oorlog wordt dienstbaar gemaakt aan de heilsboodschap van de komende multiculturele samenleving’, schreef Schoo. Zo werden ‘de bevrijders, de generatie van de jaren zestig, al snel de hoeders van het politiek correcte denken’. Met als gevolg dat het debat ‘bezaaid was geraakt met voetangels en klemmen, met gevarendriehoeken, met zones die we niet straffeloos mogen betreden’.

‘Koel’ en ‘feitelijk’ was het natuurlijk niet, dat Schoo het immigratiebeleid zo op het conto van links schreef, aangezien rechtse kabinetten daarover de beslissingen namen. Maar zijn beeld van de alomtegenwoordige ‘linkse elite’ met haar politieke correctheid zou gretig aftrek vinden ten tijde van de Fortuyn-revolte. Het doelwit van de kritiek is inmiddels veranderd, de linkse protestgeneratie heeft plaatsgemaakt voor mondige minderheden, maar opvallend veel is ook gelijk gebleven.

Er is een interessante theorie van de Amerikaanse politicoloog Corey Robin. Hij ziet de opkomst van Trump en de recente radicalisering op rechts als een gevolg van de zwakte van links. Als er geen linkse dreiging meer is, verslapt de urgentie en worden de argumenten sleets. Er ontstaat de noodzaak om zaken continu uit te vergroten om de dreiging nog enigszins voelbaar te maken. Rechts als slachtoffer van het eigen succes.