Maaike Schoorel in Huis Willet-Holthuysen © Gert Jan van Rooij

Weinig Nederlanders zullen museum WilletHolthuysen op de kaart weten aan te wijzen. Sinds de dood van Louisa Holthuysen in 1895 was het Amsterdamse grachtenhuis met de toen al historische stijlkamers, aan het eind van de Herengracht tussen Utrechtsestraat en Amstel, vrijwel continu te bezichtigen. Toch trekt het museum vooral buitenlandse toeristen. In 2010, in zijn proefschrift, verdiepte conservator van het Amsterdam Museum Bert Vreeken zich in de geschiedenis van Museum Willet-Holthuysen en ontdekte dat het sinds 1895 achtereenvolgens geroemd, verguisd, vergeten en herontdekt werd.

Het Amsterdam Museum geeft die herontdekkingsfase nu een slinger voor de Nederlandse bezoekers door hedendaagse kunstenaars uit te nodigen voor een solopresentatie waarin de geschiedenis van het pand, de collectie en/of de verzamelaars een rol spelen. Maaike Schoorel (Santpoort, 1973) is de eerste.

Niet de meest laagdrempelige keuze. De Volkskrant omschreef haar schilderijen bij haar overzichtstentoonstelling in het Gemeentemuseum in Den Haag in 2017 als ‘doeken vol bijna-niks’. De doeken zijn wit, zachtgroen of zwart, en lijken weinig meer te verbeelden dan een paar fragmentarische vlekken en vegen. Pas na langer kijken krijgt de toeschouwer een of meer associaties over wat er op het doek gebeurt, en waar Schoorel haar beeld op heeft gebaseerd.

Maaike Schoorel in Huis Willet-Holthuysen © Gert Jan van Rooij

De kunstenaar richtte zich op de rol van Louisa Holthuysen binnen de totstandkoming van de verzamelingen achttiende- en negentiende-eeuwse meubels, schilderijen en boeken. Tot voor kort werd Holthuysens man, Abraham Willet, als brein achter de collectie gezien, maar zoals wel vaker het geval is moet háár familiefortuin en smaak een veel grotere invloed hebben gehad op het verzamelbeleid en de opdrachten aan kunstenaars – zij gaf hém ieder kwartaal een toelage, niet andersom.

In Willet-Holthuysen neemt Schoorel de kijkers mee in haar denk- en werkproces, met kleine toevoegingen tussen de achttiende- en negentiende-eeuwse schilderijen en meubels. Soms maakt Schoorel een tekening naar een opmerkelijk schilderij, waarbij ze de figuren nauwkeurig en herkenbaar registreert. Soms maakt ze ook foto’s van delen van bijvoorbeeld de decoratieve lambrisering in de hal, en voegt daar zelf iets aan toe, bijvoorbeeld een wolvenkop.

Een verklaring voor die toevoegingen volgt op de tweede verdieping, waar naast tien nieuwe schilderijen en collages ook een selectie is te zien van voor Schoorel opmerkelijke voorwerpen uit de collectie Willet-Holthuysen. (Kamer-)planten en dieren spelen daarin een grote rol. De vele honden- en poezenschilderijen in de collectie waren voor de eerste conservator een reden om Holthuysen als verzamelaar niet serieus te nemen.

In de toelichting suggereert ze dat de onderverdelingen tussen mens en dier, en heden en verleden, vloeibaar zijn geworden. Op de nieuwe schilderijen van Schoorel is juist meer te onderscheiden dan voorheen. Op één schilderij portretteerde ze haar eigen hond Max, die zich duidelijk herkenbaar als een pendant voegt naast een enorm schilderij van Figaro (1868-1888), een van de vele honden van het echtpaar Willet-Holthuysen.

Het werk van Maaike Schoorel is tot 30 oktober te zien in Huis Willet-Holthuysen