
Op een New Yorkse morgen in het voorjaar van 1945 stapte een twintigjarige jongeman, die eruit zag als twaalf, de burelen binnen van het damesblad Mademoiselle in East Forty-second Street. Tegen de receptioniste zei hij dat hij een verhaal wilde aanbieden. ‘Dat is leuk, jongen. Staat je naam en adres erop?’ Zijn nogal zelfverzekerde antwoord week af van de gebruikelijke reacties: ‘Ik wacht wel tot ze het hebben gelezen.’ Hij liet zich niet wegsturen. Men las ‘The Walls Are Cold’ en vond het goed. Het ging over een verwend, pseudo-wereldwijs pubermeisje dat een onnozele matroos meetroont naar huis, met alle seksuele misverstanden van dien. Helaas vond men het verhaal toch te veel lijken op een New Yorker-verhaal en wees het af. Goed gezien, want de piepjonge schrijver was loopjongen voor dat beroemde weekblad geweest. Later dat voorjaar kwam hij bij Mademoiselle met een veel beter en meer eigen verhaal: ‘Miriam’. Redactrice Rita Smith, de zus van Carson McCullers, was enthousiast en publiceerde het in het juninummer. Daarna ging het snel. Harper’s Bazaar wilde hem ook hebben en Random House contracteerde hem voor de roman waarmee hij bezig was: Other Voices, Other Rooms. Truman Capote – want over hem gaat het – leek een literair wonderkind en wist zichzelf razendsnel te lanceren.
Toch had Capote (1924-1984) als twintigjarige debutant al een puberale schrijfweg afgelegd, nadat hij door zijn ouders was gedumpt in Monroeville, Alabama, waar hij optrok met zijn buurmeisje Harper Lee. Als scholier schreef hij al zeer verdienstelijke verhalen, pas vorig jaar verschenen: ‘Waar de wereld begint’. Die waren dan wel wat eendimensionaal en vertoonden wat technische onbeholpenheden maar zijn thema’s waren helder: filles fatales, leugen en verraad, jeugd in het gesegregeerde Diepe Zuiden.
Zijn Mademoiselle-debuut ‘Miriam’ was Capote’s doorbraak in literair New York. Het is een raadselachtige vertelling met die typische Capote-eigenschap: plotseling verschijnt er een problematisch personage, dat een spoor van vernieling achterlaat en dan weer verdwijnt. De vereenzaamde oudere weduwe Miriam Miller komt op een sneeuwavond een meisje met zilverwitte haren tegen, wachtend bij de bioscoopingang. Ze vraagt Mrs. Miller om voor haar een kaartje te kopen. Ze heeft geld, en een uitgebreide woordenschat. Dan scheiden hun wegen, totdat de kleine Miriam een week later op weer een sneeuwavond uitgehongerd bij Mrs. Miller aanbelt. Haar meisjesgedrag is brutaal en raadselachtig. Hoe komt ze aan het adres? Wat is haar achtergrond? Wat bezielt haar? Het plotselinge binnenvallen van de kleine ‘sneeuwkoningin’ (‘Lijkt ze niet net op een ijsbloem… zo stralend en wit?’) ontregelt het kalme bestaan van Mrs. Miller en bezorgt haar een dubbel gevoel: ze verwacht het meisje weer aan haar deur maar wil dat ook weer niet. De vertelling eindigt met Miriams mysterieuze verdwijning en met een niet uitgesproken vraag: bestaat de jonge Miriam wel of is zij een innerlijke woeling van de weduwe, een verschijning in haar desolate geest?
Een New Yorks parallelverhaal – inclusief wandeling en stalking en een spel met licht en donker – is ‘De havik zonder kop’. De 36-jarige galeriemedewerker Vincent Waters heeft een zwakke werkelijkheidszin en voelt zich achtervolgd door een buitenissig geklede jonge vrouw. Later duikt zij op in de galerie en biedt haar schilderijen te koop aan. Wie is zij? Waar komt ze vandaan? Wie is Mr. Destronelli, over wie ze het heeft: een havik, een kind, een vlinder? Voor de galeriemedewerker er erg in heeft is ze weer verdwenen, met achterlating van een schilderij en een vaag adres: ‘D,J. – Y.W.C.A.’ Het schilderij, een koploze havik, hangt hij boven de schoorsteenmantel in zijn souterrainappartement. Bij toeval komt hij haar, amper achttien, weer tegen en hij neemt haar mee naar zijn huis. Wie is zij, wat houdt haar bezig, wie heeft ze achter zich gelaten, waarom is ze zo’n fanatieke filmliefhebber? ‘Hij had ontdekt dat het zinloos was om vragen over haar verleden te stellen, en toch leek ze zich maar heel af en toe bewust van het heden en waarschijnlijk betekende de toekomst amper iets voor haar. Haar geest leek op een spiegel die blauwe ruimte in een kale kamer weerkaatste.’ En dan is ze opeens verdwenen, net als Miriam, en blijft de man nogal radeloos achter.
Niet alleen ‘Miriam’ en ‘De havik zonder kop’ zijn vertellingen waarin de identiteit van het hoofdpersonage op drijfzand lijkt te berusten na de plotselinge verschijning van een mysterieuze ander. In het gevangenisverhaal ‘Een diamanten gitaar’ is het een veroordeelde jonge en vrijheidlievende Cubaan die geplaatst wordt in een gevangenisboerderij en daar de levenslang vastzittende ‘leider’ Mr. Shaeffer uit zijn evenwicht brengt. In ‘Preacher’s Legend’ ziet Mr. Preacher – stokoud, zwart en analfabeet – in twee opeens opduikende blanke jagers Jezus en een heilige die hem mee willen nemen naar de hemel. Het misverstand dat ontstaat is een subtiel uitgeschreven waarneming van kwetsbaarheid.
Dan is er ‘Een nachtboom’, dat zich in een trein afspeelt. Een studente heeft de begrafenis van haar oom bezocht en wordt tijdens haar terugreis geconfronteerd met een vrouw en een raadselachtige, doofstomme man. Het echtpaar leeft van een Lazarus-act: de man laat zich levend begraven. Hun aanwezigheid is zeer confronterend voor de wankele studente. ‘Buikfles van zilver’ speelt zich af in het landelijke Alabama van de Depressie, in een winkel met de veelzeggende naam ‘Walhalla’. Om zijn wegkwijnende winkel weer nieuw leven in te blazen heeft de baas een fles vol munten neergezet. Degene die aan het eind van het jaar heeft geraden hoeveel geld erin zit, mag dat houden. Een gouden reclamestunt, waar ook het hoogblonde boerenjongentje Appleseed op af komt. Na wekenlange studie raadt hij het exacte bedrag dat in de fles zit, of wil de baas dat hij het zogenaamd juiste bedrag raadt? Daarna raakt Appleseed uit zicht. ‘Een huis van bloemen’ is een Caribisch verhaal over een jonge vrouw die uit een hoerenkast wordt bevrijd door een charismatische man die zich nadrukkelijk aan haar presenteert. Maar de hooggestemde liefde bloedt dood in een vernederend machtsspel en ze keert terug naar de hoerenkast, een illusie armer. Ten slotte is er ‘Kinderen op hun verjaardag’, dat zich weer in het Diepe Zuiden (Alabama) afspeelt. Het vroegwijze en verantwoordelijke stadsmeisje Ms. Bobbit brengt het hoofd van een paar plattelandsjongens op hol en niet alleen omdat ze zo mooi kan dansen. Ook haar verschijning heeft iets raadselachtigs, waarna het mysterie à la Capote niet wordt opgelost maar afgebroken, in dit geval door een dodelijk ongeluk. Het is een herkenbaar stramien in Capote-vertellingen.
Achter al die onverwachte verschijningen en abrupte verdwijningen zit één overheersend verlangen: de honger naar liefde van degene die in de steek wordt gelaten. Die honger is het sterkst voelbaar in de prachtige Alabama-verhalen, waarvan sommige vingeroefeningen vormden voor Capote’s roman Other Voices, Other Rooms (1948). Truman Capote, door zijn ambitieuze en onrustige moeder al heel vroeg ‘gedumpt’ bij een paar oudere mensen in Monroeville, voelde zich verlaten en zocht een alternatieve moeder. Geborgenheid en bescherming vond hij bij de oudere en tegelijkertijd wat kinderlijke Ms. Sook Faulk, die hem zo goed en kwaad als dat ging opvoedde. Zij speelt een rol in ‘Bezoek op Thanksgiving Day’, ‘Een kerstherinnering’ en ‘Kerst in New Orleans’, drie verhalen waarin ook Capote’s piepjonge alter ego Buddy optreedt. In het eerstgenoemde verhaal is het het pestjoch Odd Henderson dat Buddy’s leven zuur maakt. De kleine Buddy neemt wraak, maar Sook legt hem uit dat zijn wraakactie op de straatarme Odd Henderson erger is dan diens pesterijen. In ‘Een kerstherinnering’ beschrijft Capote nauwgezet en liefdevol het verzamelen van ingrediënten voor het jaarlijkse bakken van vruchtencakejes, die Sook zelfs naar president Roosevelt stuurt. ‘Kerst in New Orleans’ is het ontluisterende relaas van een bezoek aan de vader, die geen vader blijkt voor Buddy.
Nu is er een vertaling van The Complete Stories met, helaas, één verhaal extra. Waarom helaas? Omdat die korte vertelling – over een Middellandse-Zeecruise – sentimenteel en oppervlakkig is en met terugwerkende kracht de kwaliteit van de andere verhalen ondermijnt. ‘Jachten en zo’ weerspiegelt de literaire ontreddering waarin Capote terechtkwam na het daverende succes van zijn docuroman In Cold Blood (1966), een indringend relaas over twee desperado’s die een bloedige moord pleegden op een boerengezin in het landelijke Kansas. Capote verkeerde in ‘hoge’, zelfs adellijke en puissant rijke kringen en meende in dat milieu materiaal te kunnen verzamelen voor zijn zogenaamd proustiaanse roman Answered Prayers, postuum uitgegeven. Niets bleek minder waar. Zijn laatste roman bleek veel minder te zijn dan hij jarenlang had aangekondigd, kwantitatief én kwalitatief. Het boek bevatte een hoog roddelgehalte en Capote verlaagde zich tot pseudo-literaire roddelkoning en relnicht. In de verste verte was Answered Prayers geen equivalent van Prousts imposante romancyclus Op zoek naar de verloren tijd.
Wat blijft er over van Truman Capote? Zeker zijn verhalen uit de jaren veertig en vijftig, die The Complete Stories domineren. En zijn faulkneriaanse roman Other Voices, Other Rooms en het romaneske docudrama In Cold Blood zijn mooie, zorgvuldig geschreven voorbeelden van de gothic novel. Beide boeken gaan over hetzelfde: kapotte gezinnen waaruit jongens voortkomen die het maar moeten zien te redden in Amerika. Dat kan zijn het Amerika van het Diepe Zuiden in het gehucht Noon City (Monroeville) in Alabama. In Other Voices, Other Rooms gaat zoon Joel Knox op zoek naar een verdwenen vader. Hij komt terecht in een geheimzinnig huis met een stiefmoeder en ontdekt zijn homoseksualiteit. Het moorddadige platteland vol uitgestrekte tarwevelden in Kansas verschilt niet echt van het Alabama tijdens de Depressie. Welke ruimten of stemmen ook: ‘De hersens mogen dan wel raad aanvaarden, niet het hart; en de liefde, die onbekend is met geografie, kent geen grenzen.’ Die woorden uit Other Voices, Other Rooms staan op Capote’s gedenksteen in Bridgehampton op Long Island. Het hart bleef een eenzame jager in leven en werk van Truman Capote.