Özcan Akyol in De neven van Eus © NTR

Turkije was al voor 1961, toen de arbeiderstrek naar West-Europa begon, migratieland. Transmigratie, vele malen omvangrijker dan de emigratie: massa’s die binnen Turkije uit arme agrarische gebieden naar de steden trokken, waar aan de randen illegale huttenwijken ontstonden (gecekondu = ‘in één nacht gebouwd’). Het creëerde immense tegenstellingen, want de nieuwkomers brachten traditionele dorpsculturen mee die botsten met die van de overwegend kemalistische stedelijke elite en middenklasse; westers, seculier. Het bijvoeglijk naamwoord ‘achterlijk’ klonk eerder in Istanboel en Ankara dan in het Ruhr- en IJsselgebied – al stond het daar voor ‘bergbewoners’ en hier voor ‘Turken’.

Deventenaar Özcan Akyol weet alles van hoe nieuwkomers gevreesd en geminacht kunnen worden. Dat maakt hij duidelijk in zijn tweede serie De neven van Eus. Waarin de ‘neven’ deze keer meestal geen familie meer zijn. In de eerste aflevering bezoekt hij Mersin aan de zuidkust. Daar kochten zijn ouders (afkomstig uit Sivas in Centraal-Turkije) in de jaren negentig een flatje waarin het gezin elk jaar zes zomerweken doorbracht – ook daar nieuwkomers dus. Kleine Özcan schepte op de Hollandse basisschool op over het fijne zwembad bij de flat.

Dat zwembad is er nog maar staat al drie jaar leeg, terwijl er aanzienlijk meer kinderen zijn. Maar dat zijn de kinderen van Syrische vluchtelingen. Vier miljoen leven er in Turkije, aanvankelijk hartelijk ontvangen zoals Oekraïners hier. Maar Mersin is een immigratiestad en de wijk van die flat is nagenoeg Syrisch geworden. Volgebouwd, waardoor je de zee niet meer ziet vanaf het balkon en de sinaasappelgaarden verdwenen zijn. De lieve benedenbuurvouw van de Akyols heeft tijdwee naar toen het nog gezellig was, de kinderen zwommen, er gebarbecued werd in de gemeenschappelijke tuin. Nu is ze een van de weinigen die niet verhuisde uit een flat waar buren elkaar letterlijk en figuurlijk niet meer verstaan. ‘Ik herken ze niet eens: allemaal gesluierd.’

Ironie wil dat Özcans moeder, voor wie geboren Deventenaren misschien gingen verhuizen, ook wegging uit Mersin omdat ze de buren niet meer trok. De gecekondu’s van destijds zijn nu woontorens. Met veel te grote gezinnen die veel troep maken, zegt de conciërge, nog dezelfde als in Özcans kindertijd. Die het duidelijk helemaal niet heeft met die Arabieren. Er wordt niet meer gezwommen omdat ze smerig zijn, zegt hij. Of omdat ze gesluierd zijn. Helemaal duidelijk wordt het niet. Özcan is de beschaafde, die broodjes aap (‘ze worden in alles voorgetrokken, krijgen geen boetes en wel geld’) weerlegt, maar tegelijk ook ziet dat migratie pijn doet aan beide kanten. Integreren heeft tijd nodig, zegt hij, en hij wijst op de uitzicht- en rechteloosheid van jonge Syriërs, onverzekerd en uitgebuit, als ze al werk vinden. Ook hoogopgeleide Turken komen aan het woord – klagend of juist relativerend over deze specifieke maar tegelijk universele problematiek. Interessante aflevering, maar Özcans ambitie ‘de Turkse ziel te doorgronden’? Kom op, zeg.

Özcan Akyol, De neven van Eus, tweede reeks, NTR, vanaf zondag 4 september, NPO 2, 20.20 uur