Dat woorden invloed uitoefenen, lijkt mij duidelijk. Imperatieven kunnen dwingend zijn: ‘Dood hen! Verkracht de vrouwen! Vermoord de Taliban!’ Je kunt je voorstellen dat iemand met enig gezag deze woorden zo kan uitspreken dat je zin hebt om iemand te vermoorden of te verkrachten (Hitler, Stalin, Mao).
Maar de vraag is dan: waarom hebben die woorden op anderen geen invloed?
Ofschoon ik persoonlijk mensen ken - nou ja, eigenlijk maar één - die vermoord zijn door een extremistische fundamentalist ben
ik toch vrij ongevoelig voor de woorden van Wilders. Althans, ik laat me er niet zo door aanspreken dat ik denk: ik trek de consequentie van Wilders’ islambeleid en ga met een geweer links te lijf!
Wanneer Wilders beweert dat de islam een vreeswekkende ideologie is, ben ik dat helemaal met hem eens. Maar als hij stelt: we moeten een kopvoddentaks invoeren, dan ben ik daar op tegen, want dat vind ik een linkse uitspraak, want links wil altijd dat er meer belasting op alles geheven moet worden, teneinde het gezag van de staat te vergroten.
Dat hij het woord ‘kopvoddentaks’ gebruikt kan me niet zo veel schelen - ik vind het een mislukte grap. Maar daarin onderscheidt hij zich niet van anderen. Dat hij expres het woord ‘kopvoddentaks’ gebruikt om islamieten belachelijk te maken, zal best wel zo zijn. Ik doe dat ook graag. Katholieken noem ik ook graag papenkoppen, en sowieso kan geloof mij niet belachelijk genoeg worden gemaakt.
Politici ontberen gezag. Een goede democratie knabbelt daar namelijk per definitie aan. Politicus A zegt: ‘Misdadig regime’, politicus B zegt: ‘Heilstaat.’ Kies maar de beste. Politicus A zegt: ‘Vrijheidsstrijders.’ Politicus B zegt: ‘Fascisten!’ Kies maar. De waarde van de woorden wordt bepaald door de argumenten. De kwaliteit van de argumenten wordt - net als bij de bakker - bepaald door de klant. En dus door de kwaliteit van de klant. Dat is inderdaad vaak jammer, maar zo zit democratie in elkaar.
Aan woorden van politici hecht ik helemaal geen waarde omdat die waarde er niet is. Althans, hij bestaat alleen in de oren van de luisteraar.
Ik ergerde mij destijds aan het ‘theedrinken’ van Job Cohen. Keurig woordgebruik: theedrinken met fundamentalistische islamieten om ze op vredelievende ideeën te brengen. Zeer beschaafd uitgedrukt. Maar juist die handeling en de subtekst van die woorden maakten mij kwaad om redenen die ik vaak heb uitgelegd. (En zie: zes jaar na de moord op Theo van Gogh komt ook de PvdA tot de conclusie dat het beschaafde theedrinken niet in alle gevallen handig is.)
Ook de Noorse moordenaar Breivik maakte zich kwaad om misschien wel keurig uitgedrukte zinnen en redeneringen. Hij was het meer eens met Wilders’ duidelijke woordgebruik. Maar om Wilders nu te bevragen over de consequenties van zijn woorden - en daarmee te suggereren dat hij, Wilders, enigszins schuldig zou zijn aan die moorden, is onsmakelijk. Cohen kun je dan inderdaad net zo schuldig noemen. Wellicht zou Breivik agressiever zijn geworden van de woorden van Cohen dan van de woorden van Wilders. Beiden hebben met die Noorse moorden niets te maken.
En Wilders’ denkbeelden dan, gegoten in agressief taalgebruik, zijn dat dan niet kogels die mensen tot razernij en moord kunnen inspireren?
Ook zoetsappige denkbeelden van een andere politicus, gesmeed in zachtzinnige regels, kunnen tot razernij en moord inspireren.
Als de woorden van Wilders zoveel invloed zouden hebben, zouden schrijvers het zich moeten aantrekken dat hun taal zo weinig invloed heeft.