Ooit had de Friese band De Kast een hit met het nummer Woorden zonder woorden. Dat liedje ging, achteraf gezien, over een stel dat elkaar niets meer te melden had en zelfs ruzie maakte in stilte. Destijds, het was 1998, ik was elf, miste ik die andere betekenis van ‘woorden’. Zodoende heb ik lange tijd gedacht dat het hier ging om woorden zonder inhoud, zonder klank, zonder, nou ja, woorden. Het klonk ingewikkeld, ik was benieuwd om welke woorden het precies ging, hoe je ze uitsprak of juist niet uitsprak en hoe het dan toch nog lukte een gesprek te voeren. Enfin.
Aan dat liedje moest ik denken toen ik op een maandagochtend niet lang geleden de overzichtstentoonstelling van Bruce Nauman bezocht in het Amsterdamse Stedelijk. Veel langer dan nodig had men hier reikhalzend naar uitgekeken. Alleen al het betreden van de centrale hal voelde als een belangrijke, plechtige gebeurtenis: het mocht weer, we konden goddomme eindelijk weer naar beschaafde, stille ruimtes om onze berooide, uitgehongerde zielen te voeden met kunst.
Ik moet erbij zeggen dat het me niet echt om Nauman te doen was. Ik wilde in een museum zijn en dit was de packagedeal. Nauman kwam me altijd voor als een gimmick-kunstenaar: orgies van flikkerende neonbuizen, woordgrapjes van flikkerende neonbuizen, clowns met repetitieve grapjes (‘Pete and Repeat were sitting on a fence. Pete fell off. Who was left? Repeat. Pete and Repeat…’), grimassen, rare loopjes. Dit is lullig geformuleerd, op die manier kun je zowat iedere hedendaagse kunstenaar wel de niksigheid in praten, maar Nauman, nee, die had nooit iets in mij geopend (kunstenaars met wie hij wel wordt vergeleken – Bas Jan Ader, Ulay en Marina Abramović, Samuel Beckett – hebben mij duizend keer meer gebracht).
Om alvast op de clou vooruit te lopen: de epifanie kwam ook deze keer niet. In plaats daarvan las ik teksten als deze: ‘Al meer dan vijftig jaar onderzoekt Bruce Nauman voortdurend wat een kunstwerk kan zijn. Zijn werk beperkt zich niet tot één specifieke stroming, genre of medium [sic]. Deze zeer experimentele benadering maakt hem echter tot een sleutelfiguur binnen de hedendaagse kunst.’
Echter? En: is een benadering per definitie ‘zeer experimenteel’ als die zich niet beperkt tot één medium? En: is het een benadering te noemen dat je je niet beperkt tot één stroming of medium? En: voortdurend? ‘Hij is geïnteresseerd’, vervolgt de woordenbrij, ‘in ambiguïteit en verschillende betekenislagen, geïnspireerd door de dagelijkse menselijke ervaring waarin zekerheden vaak ontbreken.’
(‘Goedendag, mijn naam is Bruce Nauman, en ik ben geïnteresseerd in ambiguïteit en verschillende betekenislagen.’
‘Verschillende betekenislagen, meneer Nauman?’
‘Nou, ik bedoel gewoon: betekenislagen geïnspireerd door de dagelijkse menselijke ervaring waarin zekerheden vaak ontbreken.’)
Nu zijn museumteksten wel vaker niet om over naar huis te schrijven, maar de onzin die hier werd verkocht sloeg alles. Het was alsof iemand een amateuristische Wikipedia-pagina [bron ontbreekt] door Google translate had gehaald: niet alleen de syntax ging in rook op, ook op de inhoud was complete roofbouw gepleegd. Het leek erop dat de tekstschrijver niets over Nauman wist en uit pure wanhoop de ruimte had gevuld met woorden die de schijn van diepgang moesten wekken maar verzopen in hun eigen contextloosheid. Arme ambiguïteit, arme betekenislagen.
In het uiterste geval van nood werd er overgegaan op de kale feiten, van het soort dat kinderen gebruiken om hun spreekbeurt tot tien minuten te rekken. Bij een vroeg werk van gips en karton wordt genoteerd dat het een ‘radicaal nieuwe benadering van beeldhouwkunst’ is, al is het ‘ook een voorbeeld van hoe je kunst kunt maken met de meest bescheiden middelen’. Bij de video-installatie Good Boy, Bad Boy (een hoogtepunt, overigens), waarin twee acteurs op afzonderlijke schermen allerlei normatieve zinnen uitspreken in uiteenlopende mate van kalmte en agitatie: ‘Dit is een van de eerste performances waarin de kunstenaar zelf niet voorkomt. Performer zijn was in eerste instantie een noodzaak, maar voor Nauman was het van belang om hier professionals voor in te schakelen.’ WAAROM DAN IN GODSNAAM, wilde ik roepen. En wáárom had het Stedelijk, in navolging van Nauman, niet gedacht een paar professionals in te schakelen voor het schrijven van die teksten?
Iedere kunstenaar verdient betere taal, maar Nauman, in wiens werk de discrepantie (en incidentele harmonie) tussen taal en beeld een rode draad vormt, al helemáál. Ik weet niet of goede teksten iets hadden kunnen verhelpen aan mijn gebrek aan liefde voor hem. Liefde is gecompliceerd, dat wist De Kast al in 1998. En wie woorden zonder woorden heeft, kan beter op zoek naar een ander.