Het is een leuke anekdote. Toen zestig jaar geleden met het Verdrag van Rome de regeringsleiders van België, Nederland, Luxemburg, de Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk en Italië de Europese Gemeenschap oprichtten, zouden de zes heren hun handtekening hebben gezet op een leeg vel papier. Of het waar is? Het is in ieder geval een mooi symbool voor wat die zes landen tegemoet gingen: een niet vastomlijnde toekomst.

De pagina die de inmiddels 27 regeringsleiders afgelopen zaterdag op de zestigste verjaardag van wat nu de Europese Unie heet in Rome ondertekenden, was niet leeg. Maar een kaal vel had opnieuw het goede symbool kunnen zijn. Ook nu is de toekomst onzeker. Met dit verschil: destijds was er een gevoel van hoop, nu was het een feestje waarop werd geglimlacht met kiespijn. Zijn of niet zijn, dat staat er op het spel.

Om te beginnen was er één land niet bij in Rome: Groot-Brittannië. Uitgerekend deze week gaat het 28ste lid van de EU zijn uittredingspapieren inleveren. De bevolking van het land dat in 1973 toetrad, heeft gekozen voor een Brexit. Hoe dat uittreden zal gaan, wat er bij komt kijken, of en hoe de overige landen de eenheid weten te bewaren en zich niet uit elkaar laten spelen, hoe voorkomen kan worden dat de Britten niet het beste van twee werelden krijgen wat andere landen op een idee kan brengen, het is nog koffiedik kijken.

Het gevoel van onvrede over de EU leeft bovendien niet alleen in Groot-Brittannië, maar ook in andere EU-landen. Ook in Nederland. Het ‘nee’ tegen de Europese grondwet in 2005 was daar een teken van. Of de Nederlanders nu voor een Nexit zouden kiezen is niet zeker. Maar ik zou mijn hand er niet voor in het vuur durven steken. Een referendum daarover zit er echter niet aan te komen. De zorgen in Europa gaan vooral uit naar Frankrijk. Daar zijn de presidentsverkiezingen een soort referendum over de EU. Als Marine Le Pen, van de extreem-rechtse partij Front National, wint, dan wil een van de oprichters uittreden, opnieuw stapt dan een van de grotere landen op. In Brussel zien ze het lijk van de EU dan zo de Maas af drijven, de zee in.

Kunnen landen wel lid van de EU zijn als ze zelf een onvrije democratie zijn?

Ook zijn er zorgen over de euro. Het risico van het in elkaar klappen van de munt is niet voorbij, ook al lijkt de eurozone in rustiger vaarwater terecht te zijn gekomen. Nog steeds zijn Griekenland, Italië en Portugal zorgenkindjes. Economisch gaat het niet goed in die landen en de politiek is niet in staat maatregelen te nemen om de situatie te verbeteren. Voeg daarbij dat de noordelijke landen anders denken over wat er in die landen en met hun gigantische schulden moet gebeuren dan deze zuidelijke landen zelf, en het is duidelijk dat het bij een volgende crisis weer paniekvoetbal wordt.

Waar ook zorgen over bestaan, is het optreden van de regeringen in Polen en Hongarije. Ondiplomatiek gezegd willen die landen wel profiteren van de EU, maar zich niet houden aan waarden die de Unie uitdraagt, zoals de vrijheid van meningsuiting en het verlenen van asiel aan oorlogsvluchtelingen uit moslimlanden. Kunnen landen eigenlijk wel lid zijn als ze zelf een onvrije democratie zijn? Hoeveel ruimte willen andere lidstaten Polen en Hongarije geven om toch maar als een Unie van 27 landen bij elkaar te blijven?

Mede als gevolg van al die risico’s, problemen en zorgen moet er nagedacht worden over de toekomst van de EU. De Europese Commissie heeft vijf toekomstscenario’s geschetst. Die variëren van doormodderen zoals nu, tot veel meer samen doen. Het eerste klinkt niet aanlokkelijk en het laatste zal uitmonden in een Europese federale staat, wat ook niet iedereen als muziek in de oren klinkt. Van het scenario alleen-maar-handel-drijven ondervinden we nu de gevolgen, tenslotte is het zestig jaar geleden zo begonnen: het bedrijfsleven maakt de dienst uit, de werknemers hebben het nakijken. Het scenario van het Europa van de verschillende snelheden kennen we al, dus waarom niet? Toch schuilt daarin het gevaar van B-landen, tenslotte worden degenen die sneller gaan de kopgroep genoemd, de anderen blijven dus achter.

Maar waar blijven u en ik in dit geheel? Doet onze mening er eigenlijk toe? Hoe gaat voorkomen worden dat de onvrede over Europa blijft voortwoekeren? Hoogleraar Europees recht Luuk van Middelaar riep in de Volkskrant op om in Europa afscheid te nemen van ‘de moedeloos makende logica van het depolitiseren’. Vlak na de oorlog was het begrijpelijk dat werd ingezet op samen handel drijven: klein en praktisch beginnen, geen grote woorden en verre idealen, daar had Europa genoeg leed van ondervonden. Maar dat pragmatisme is ontaard in gebrek aan politieke discussie, alsof er in de Unie geen verschil in waarden en idealen zou bestaan. Dat pragmatisme heeft mensen een machteloos gevoel gegeven, de Unie dendert over hen heen, als een onontkoombaar marktmechanisme.

Zelfs als je verstand zegt dat alleen door samen te werken de landen van Europa invloed kunnen hebben in de wereld, dan nog moet je openlijk kunnen twijfelen over uitbreiding van de Unie, moet je kunnen uitspreken dat het vrije verkeer heeft geleid tot scheve arbeidsvoorwaarden of van mening kunnen zijn dat een federaal Europa geen toekomst heeft. Eerst moet het debat over Europa gepolitiseerd worden, daarna kan pas een keuze worden gemaakt over hoe die Europese Unie eruit moet zien.