De kip die de Duitse schrijfster Karen Duve in haar winkelwagentje wilde leggen, kostte 2,99 euro. ‘Martelvlees’, sneerde haar kersverse huisgenote. Die huisgenote leeft volgens eigen morele overtuigingen, en ze schroomt niet daar te pas en te onpas opmerkingen over te maken. Zo krijgt ze al snel de bijnaam ‘Japie Krekel’, naar het personage dat in Pinokkio de rol van het geweten van de houten pop speelt. De opmerkingen van Japie irriteren Duve, maar zetten haar ook aan het denken over haar eigen consumptiepatroon. Ook zij kent de schokkende films over de pluimvee-industrie, maar ze is niet in staat de koppeling met de kip in haar oven te maken. Nu ze daarover begint te piekeren, citeert ze Hannah Arendt: ‘De grootste misdadigers zijn degenen die weigeren na te denken.’

‘De dag waarop ik besloot een beter mens te worden’, noemt ze het later. Als beter mens wil ze niet langer onnadenkend zijn en wil ze haar eetpatroon voortaan op ethische principes baseren. Van nu af aan is ze geen ‘gulzige egocentrische, houten marionet’ meer, maar een bewuste consument. Het is gedaan met de plofkip. Tien maanden lang probeert Duve vier verschillende leefstijlen uit, van biologisch tot vegetarisch, veganistisch en zelfs fruitarisch. Daarbij doet ze onderzoek naar de achterliggende principes van die leefstijlen, om later te kunnen bepalen op welke overtuigingen ze haar eigen leefpatroon wil baseren.

Ze komt in het onderzoek niet met verrassende conclusies en op het fruitarische dieet na zal veel van de informatie de lezer al bekend zijn. Maar het onderzoek roept wel interessante vragen op. Waarom heeft ze maar een paar euro over voor een kip, en betaalt ze duizenden euro’s voor de chemotherapie van haar buldog Bulli? Is het goed om een kat veganistisch voer te geven? Is het onnatuurlijk om dieren te doden? Mag je paarden houden voor je eigen plezier? Mag je een koe het kalfje afnemen om zelf de melk te kunnen gebruiken?

Het valt Duve niet mee om de waarheid achter haar favoriete producten te horen. Ze heeft ervoor gekozen om uit te zoeken hoe de voedsel­industrie in elkaar zit, maar hoe meer ze te weten komt over met name de veehouderij, des te minder vrijblijvend haar eigen eetgedrag zijn kan. Opeens begrijpt ze heel goed waarom de meeste mensen nauwelijks nadenken over hun voedsel en concludeert ze: de voedselproductie is vol van misstanden die binnen de wettelijke grenzen vallen. ‘Dat maakt het ook zo verschrikkelijk: dat wreedheid niet als wreedheid wordt bestraft, maar gewoon binnen de normen valt.’

Voordat ze aan het experiment begon, dronk Duve twee liter cola per dag. Zonder koekjes en chocola kon ze niet werken, en koken zag ze als ‘iets voor dagdieven en masochistische huisvrouwen’. In een tijdsspanne van enkele maanden verandert ze van iemand die moppert op de ‘mueslifreaks’ van de natuurwinkel, die chocolade­mousse en pannacotta haar ‘vriendjes’ noemt en die twee maanden zonder cola ‘een afschuwelijk idee’ vindt, in een overbewuste eter die zelfs planten gevoelens toedicht. ‘Je verwondt het gras!’ roept ze verontwaardigd als Japie met de grasmaaier het gazon te lijf gaat.

Dat extreme moralisme roept irritatie op. Bij Japie, die zo van room houdt en die het leuk vindt om te vissen. Bij Duve’s familie, die bij een familiediner ongevraagd alle wreedheden van de vleeshouderij door de strot geduwd krijgt. En het roept ook irritatie op bij de lezer, bijvoorbeeld als Duve aanstipt dat de rijstplant tienduizend genen meer heeft dan de mens, en dat het verschil tussen planten en mensen dus echt niet zo groot is als we denken. Ook de naïeve toon waarop ze ongerijmdheden in haar eigen gedrag constateert, wekt weinig sympathie. ‘De staat en ik hielden er gewoon heel verschillende opvattingen op na over wat je een varken, een rund of een kip mag aandoen. Hoe langer ik erover nadacht, hoe verbaasder ik werd over de enorme discrepantie tussen wat ik wist en wat ik tot dusver had gekocht. Wat een trut was ik toch!’

Fatsoenlijk eten is een persoonlijke zoektocht naar morele principes waar je een ethisch leven op kunt baseren. Het heeft soms iets van een dagboek waarvan je liever de gekuiste versie zou lezen. Toch is het boek juist door die persoonlijke aanpak heel toegankelijk en bereikt het een breed publiek, waaronder misschien ook de groep waar Duve tot voor kort toe behoorde. Daar valt ook iets voor te zeggen. In die zin is het vergelijkbaar met Jonathan Safran Foers Dieren eten. In het kielzog van dat boek (wat zal Duve gebaald hebben toen het uitkwam) stond Fatsoenlijk eten maar liefst 43 weken in de Duitse bestsellerlijsten. Na tien maanden maakt Duve de balans op. ‘Soms zou ik willen dat het allemaal een nare droom is en dat ik wakker word en dat dan een gehaktbal weer een gehaktbal is, een barbecueparty een gezellige gebeurtenis en dat ik een braadworst kan eten zonder dat er op afschuwelijke plekken weken- en maandenlang wordt geleden om mij tien minuten te laten genieten. Maar helaas weet ik nu wat de werkelijkheid is, en dat betekent dat ik nooit meer zal kunnen leven en eten zoals ik gewend was.’