Dat geldt bepaald niet voor de agressieve Chinese versie. In korte tijd heeft het naar grondstoffen hongerende Peking zijn economische invloed in Afrika enorm uitgebreid. Inmiddels komt een derde van de Chinese olie uit dat continent. De Chinese invloed verhoogt de Afrikaanse welvaart, maar heeft ook nare kanten. Zo bewapent Peking het Soedanese leger dat verantwoordelijk is voor vele mensenrechtenschendingen, onder meer in Darfur.

Vandaag meldt de International Herald Tribune dat de Chinezen nu ook Latijns-Amerika naar zich toe trekken. Dat gaat op z’n Chinees: niet met praatjes voor de vaak maar met klinkende miljarden. Twaalf miljard dollar voor een ontwikkelingsfonds ten behoeve van Venezuela, een lening van een miljard aan Ecuador om een waterkrachtcentrale te bouwen, en een van tien miljard aan de Braziliaanse nationale oliemaatschappij.

Het gaat China niet alleen om langdurige toegang tot energiebronnen. Een alternatief voor zijn investeringen in Amerikaanse staatsobligaties is ook zeer welkom. Die worden snel minder waard nu de Verenigde Staten de geldpers hebben aangezet en de dollarkoers daalt. In Latijns-Amerika pakt China het anders aan. Het verstrekt Argentinië een lening van tien miljard dollar, uitgekeerd in Chinese valuta. Daarmee kunnen de Argentijnen fijn zonder koersverlies producten in China kopen. Is dit het begin van de vervanging van de dollardiplomatie voor de diplomatie van de yuan?

President Obama ziet het gevaar. Veel opzichtiger dan de Chinezen is hij bezig met zijn eigen Latijns-Amerikaanse offensief. Het komende weekeinde ontmoet hij leiders uit de regio. Naar verwachting zal hij daar verdere toenadering tot Cuba aankondigen. Ook aan de relaties met top-olieproducent Venezuela, die ten tijde van zijn voorganger bijna vijandig waren, moet hij nodig sleutelen. Maar zijn chequeboek bevat nogal wat ongedekt waardepapier, dus blijft Peking lonken.

De Chinezen doen hun voordeel met de verzwakking van de VS door de crisis. Van de Amerikanen hebben ze geleerd dat een moderne marine onontbeerlijk is om belangen wereldwijd af te dwingen. Kernonderzeeërs hebben ze al, en dit jaar is besloten tot een verhoging van het defensiebudget met vijftien procent om vliegdekschepen te bouwen. Carrier Battle Groups (gevormd rond zo’n vliegdekschip) zijn de ruggengraat van de Amerikaanse expeditionaire macht. Vorige maand toonde China zijn toegenomen zelfvertrouwen door een Amerikaans onderzoeksschip van de marine dat in de buurt kwam van de Chinese territoriale wateren tegen te houden. De confrontatie bleef beperkt tot het gebruik van een waterkanon door de Amerikanen en het gooien van stukken hout door de Chinezen. Grappig, volgens sommige media. De reactie van de Amerikanen enkele dagen later ontging menigeen. Op bevel van de president zelf kreeg het onderzoeksschip voortaan twee zwaarbewapende torpedobootjagers aan zijn zijde.

De agressieve Chinese yuandiplomatie zou kunnen leiden tot een nieuwe confrontatie met de Amerikanen. Obama kan moeilijk toestaan dat China wroet in zijn achtertuin. Hoe onbetekenend die G20-top ook was, en hoe weinig hij op korte termijn ook opleverde, het zou prettig zijn als Obama nog eens aan tafel ging met collega Hu Jintao. Praten kan een stuk minder kwaad dan een spelletje Real Life Risk.