Berlijn – Wat een opluchting ging er vorige week door de Duitse media en politiek, toen bleek dat de islamkritische Pegida-beweging in Dresden door onderling geruzie vanzelf uit elkaar leek te vallen.

Als een horde van cryptofascisten, als extreem-rechtse ‘strijders voor het Avondland’ waren ze beschreven. Van het alleruiterste linkse hoekje van Die Linke tot en met de christen-democraat Angela Merkel waren allen het met elkaar eens: met Pegida willen we niets te maken hebben. Zelfs de media, van de links-progressieve Spiegel tot de rechtse Bild, hadden lange tijd niet een thema waarover ze het zo hartgrondig eens waren.

Bij mijn bezoek aan een van die demonstraties kwam het me eigenlijk vooral nogal bekend voor. Toen ik op de Theaterplatz in Dresden aankwam zag ik heel veel verkleumde oudere mannen in vaal gewassen vrijetijdskleding, die er een inmiddels vaak gehoorde mix van klachten op nahouden. Ik hoorde over ‘de politiek’ die niet luistert, en over ‘die daar boven’, en natuurlijk over de media die allemaal liegen. Voor woede over de islam moest je dan weer op de spandoeken kijken: ‘Heimatschutz’, ‘Duitsland blijft Duits’, ‘Criminele islamisten eruit’.

Vrolijk word je er niet van, maar was het dit wat de enorme verontwaardiging had losgemaakt? Sinds Pim Fortuyn is de grens van wat er in de politiek gezegd kan worden zo opgerekt dat dit protest op de Theaterplatz voor Nederlandse begrippen al weer bijna tam overkwam.

De tegenpartij, de No-Pegida-beweging, was er niet minder fel om: met hard gefluit en luid getrommel hadden ze zich op de Augustbrücke verzameld, in toom gehouden door een lange rij van politie-eenheden met honden. Twee dagen erna trad hier nog Herbert Grönemeyer op om voor een ‘tolerant Dresden’ te zingen. ‘We hebben het al een keer meegemaakt’, zei hij, en stelde de islamcritici met de nazi’s op één lijn.

De consensus is bijna onvoorstelbaar. Terwijl half Europa rechtspopulisten in het parlement heeft, toont Duitsland zich eensgezind ‘tolerant’ en ‘kleurrijk’. En nu Pegida zichzelf te gronde lijkt te richten, doet men alsof het allemaal weer voorbij is. Zelfs de slimste commentatoren verklaren het als slechts een Oost-Duits probleem, meer nog: een probleem van de stad Dresden.

Maar het is de vraag of dit realistisch is.

Vier jaar geleden maakte ik in het stadje Ehringhausen bijna exact hetzelfde tafereel mee, alleen nu was het in de West-Duitse deelstaat Hessen, rijk en welvarend. Hier hield Thilo Sarrazin, voormalig Berlijns wethouder van Financiën, een lezing over zijn bestseller Deutschland schafft zich ab. De stelling van het boek: Duitsland wordt steeds dommer omdat er steeds meer moslims komen, die niets bijdragen aan de Duitse welstand. De Duitse politiek wendde zich hard van hem af, Sarrazin verloor zijn baan als Bundesbank-bestuurder, en bij ieder optreden hadden zich buiten spreekkoren verzameld die luid ‘Nazis raus!’ scandeerden.

Deutschland schafft zich ab werd echter het meest verkochte boek sinds de oprichting van de Bondsrepubliek in 1949. Sarrazin gaf meer dan een jaar lezingen voor volle zalen: honderden juichende burgers wonden zich op over ‘de politiek’, over ‘de media’, over ‘de islam’ – net als in Dresden.

Het is dan ook moeilijk te geloven dat met Pegida de laatste ‘islamkritische’ beweging in Duitsland zich heeft geopenbaard. De conclusie, zoals die in Nederland snel getrokken wordt, ligt dan ook voor de hand: Duitsland komt nu pas waar Nederland vijftien jaar geleden stond. Maar hoe vergelijkbaar zijn de twee landen eigenlijk?

Het is ‘de oorlog’, hoor je in Nederlandse commentaren, die de Duitse media en politiek zo gevoelig maakt voor de opkomst van dergelijke ‘islamkritiek’. En natuurlijk is dat zo, zoals in principe alles in Duitsland uiteindelijk met ‘de oorlog’ te verklaren is.

de woede over Pegida zou niet zo enorm zijn geweest als er tussen de verkleumde demonstranten niet ook een paar bleke jongemannen meeliepen, van wie het ook zonder Thor Steinar-kleding niet moeilijk voor te stellen was dat ze op 13 februari weer aan de jaarlijkse neonazi-mars in Dresden meedoen. Ze vormden slechts een fractie van de aanwezigen, maar hun radicaliteit is reëel: het was pas in 2011 dat de zogeheten ‘nationaal-socialistische ondergrondse’ (nsu) werd ontdekt, de drie jonge Oost-Duitsers die negen moorden op migranten, voornamelijk Turken, hadden gepleegd.

Het maakt voor iedere ‘gewone’ politicus de eerste verontwaardigde reactie op de Pegida-beweging onvermijdelijk. Een dergelijke oplettendheid binnen de politieke elite is voor Nederlanders nauwelijks meer voor te stellen. Maar: ‘Geen Duitse identiteit zonder Auschwitz’, zei bondspresident Gauck vorige week op de zeventigste herdenking van de bevrijding van het vernietigingskamp.

Alleen ‘de oorlog’ verklaart de omgang met Pegida echter niet. Een nieuw Duits ideaalbeeld heeft er net zo goed mee te maken. Er is de afgelopen jaren een nieuwe omgang met het multiculturalisme ontstaan, waarmee het land een tegengestelde ontwikkeling als die in Nederland doorloopt.

‘Het aantal salafisten in Duitsland is inmiddels groter dan het aantal neonazi’s’

Duitsland is namelijk meer gewend aan harde debatten dan nu lijkt. In de jaren 1990 heerste in Nederland de multiculturele idylle, men zei tolerant te zijn, men vermeed strenge woorden. In Duitsland was de stemming juist uiterst hard. Keurige politici zeiden zinnen die Janmaat in Nederland niet mocht zeggen. ‘De boot is vol!’ riep een spd-politicus; de migranten ‘pikken onze banen af’, zei een cdu’er, en het boulevardblad Bild, de grootste krant van Duitsland, schreef het groot op zijn voorpagina’s.

Duitsland had direct na de val van de Muur veel extra vluchtelingen opgenomen, het veroorzaakte grote spanningen. Rechts-extremisten pleegden aanslagen op asielzoekerscentra, er vielen doden, Turken, Vietnamezen. Er kwamen rechts-extreme partijen op, en die moest de wind uit de zeilen worden genomen. Binnen de gevestigde politieke partijen mocht men daarom precies hetzelfde zeggen, omdat het grootste taboe vermeden diende te worden: een partij rechts van de cdu, de belangrijkste consensus van de Bondsrepubliek.

Het gevolg van het strenge beleid: de asielstroom naar Duitsland nam af. Een ander gevolg: het thema integratie kwam, op een paar debatten over de Duitse ‘Leitkultur’ na, niet voor. Links en rechts kwamen lijnrecht tegenover elkaar te staan. Links wilde geen plichten voor migranten – zelfs het leren van de Duitse taal werd als ‘zwangsgermanisieren’ afgewezen. Rechts zag ‘de buitenlanders’ slechts als tijdelijke kracht. Staatsburgerschap werd, anders dan in Nederland of Frankrijk, nauwelijks verleend. Tot in de 21ste eeuw gold in Duitsland het bloedrecht boven het geboorterecht: alleen degene die een Duitse ouder had mocht Duitser worden.

Een Marokkaans-Nederlandse schrijver vertelde me dat hij in Duitsland een veel sterkere kloof tussen de culturen voelde dan in Nederland. In openbare beroepen als trambestuurder of ambtenaar zijn nauwelijks allochtonen te vinden. De taalachterstand van vele jonge Turken in Duitsland is regelmatig enorm. De identificatie met het woonland blijkt bij migranten in Duitsland veel geringer te zijn dan in Frankrijk of Nederland.

Zestien miljoen ‘Menschen mit Migrationshintergrund’ wonen er inmiddels in Duitsland, ongeveer twintig procent van het totaal, waaronder vijf procent moslims. Dat Duitsland al lang een geheel ander land is geworden is pas laat tot de politiek doorgedrongen. Vanaf ongeveer 2000 werd in snel tempo geprobeerd de migranten in het geheel te betrekken, net als de grotendeels zeer onwennige Duitse burgers. Eerst versoepelde de rood-groene regering de wet op het staatsburgerschap, onder de christen-democraat Merkel werden initiatieven voor integratie ontwikkeld.

De strategie om dit te bereiken was echter anders dan in Nederland. Terwijl Nederlandse politici zich steeds harder gingen opstellen, liet Merkel zich juist met de halfnaakte Duits-Turkse voetballer Özil in de kleedkamer fotograferen. Terwijl Nederland zijn migratiebeleid steeds strikter heeft gemaakt, is vorig jaar officieel gezegd dat Duitsland een ‘Einwanderungsland’ is – en daarmee is gebroken met de lange traditie om de buitenlanders slechts als tijdelijke werkkrachten te beschouwen.

Dit jaar bleek zelfs dat Duitsland na de Verenigde Staten de meeste migranten ter wereld aantrekt. Het aantal zal de komende jaren nog toenemen. Er wordt zelfs al gesproken over een nieuwe ‘welkomscultuur’. De oorzaak is volkomen pragmatisch: er zijn te weinig werkkrachten om de economie draaiende te houden, dus moeten die van buiten komen. Maar het gaat gepaard met een compleet nieuwe aanpak.

Meer dan ooit tevoren wordt nu het nieuwe ideaal van een ‘veelkleurig’ en ‘open’ Duitsland uitgedragen. De omgang met de islam past bij al die andere moderne Duitse ontwikkelingen: geen atoomenergie meer maar alles duurzaam, meer vrouwen aan de top en vaders in de kinderzorg, kortom: alles is ineens een stuk linkser geworden.

Zonder draagvlak is dit nieuwe ideaal overigens niet. In de afgelopen maanden, tijdens de berichtgeving over islamitisch terrorisme, bleek de voorzichtigheid zelfs opvallend groot. Zelfs het boulevardblad Bild, ooit de spreekbuis van rechts Duitsland, wijst een columnist terecht die ‘de islam’ ongenuanceerd bekritiseerde. En in plaats van dat een politicus, zoals in Nederland, na de aanslagen in Parijs streng zei dat wie niet tegen een humoristisch krantje kan beter kan oprotten, bracht Merkel de tot nu toe meest liefdevolle zin uit haar regeringsperiode naar buiten: ‘De islam hoort bij Duitsland.’

Duitsland lijkt een vriendelijke ‘consensusmaatschappij’ te zijn geworden, schreef het weekblad Die Zeit afgelopen week, waar de cdu, de spd en de Groenen volkomen uitwisselbaar zijn geworden. Die Zeit ziet echter ook een nieuw kenmerk in deze politieke Merkel-cultuur: alles wat ze besluit noemt ze ‘alternativlos’, en iedereen die dat anders ziet ‘wordt tot de half gestoorden gerekend’. Met andere woorden: voor een echt debat is geen plaats meer.

Natuurlijk, de rechtervleugel van de cdu wordt af en toe nog bediend; Merkel is pragmatisch. Niet lang na de Sarrazin-successen hield ze een toespraak op een partijcongres van de cdu. Ze had voor de verzamelde cdu-leden een harde boodschap: ‘Multikulti ist gescheitert’ (‘De multiculturele samenleving is mislukt‘), zei ze onder luid applaus, om toch vooral de Sarrazin-aanhangers binnenboord te houden. Kort erna deed haar regeringspartner van de csu Horst Seehofer er nog een schepje bovenop: hij wilde de immigratie van Turken en Arabieren beperken omdat ‘mensen uit die culturen’ – lees: de moslims – moeilijker zouden integreren – kortom: hetzelfde wat Wilders zegt.

Daarna was het weer voorbij.

Uit onderzoeken onder de bevolking blijkt echter dat er toch wat scheuren in dit ideaalbeeld bestaan – zeker wat betreft het islamthema. De cdu en zelfs Bild mogen dan moderner zijn geworden, dat betekent niet dat de ‘Weltoffenheit’ in de Duitse praktijk door iedereen wordt gedeeld. De rechtervleugel van de cdu voelt zich bij Merkels ‘der Islam gehört zu Deutschland’ duidelijk niet thuis. Het is niet voor niets dat Sarrazin de uitnodiging in Hessen kreeg van de jongerenvereniging van de cdu, zoals het ook niet voor niets is dat een voormalige cdu’er in Berlijn samen met Wilders in 2010 een Duitse Freiheits-partij probeerde op te richten.

Spreek als een bedachtzame professor en het komt in Duitsland beter aan, zelfs al bedoel je hetzelfde als Wilders

Er is een gat op rechts ontstaan, schreef een Dresdener politicoloog bij de opkomst van Pegida, precies zoals dat ook na Sarrazin al te lezen was. En dat gat is er niet alleen bij de cdu, maar ook bij de al even brede spd: Sarrazin is sociaal-democraat, net als Heinz Buschkowsky, de stadsdeelburgemeester van de Berlijnse migrantenwijk Neukölln, die al in 2006 onder luid applaus zei: ‘Multikulti is gescheitert.’

De opkomst van IS, de aanslagen in Parijs en een niet-aflatende vloed van dreigende meldingen versterken de ontevredenheid die al jaren broeit. Nu er meer rechten komen voor migranten wordt de roep om plichten luider. Nu er meer asielzoekers komen, klinkt de roep om kanalisering krachtiger. ‘Waarom gaat het altijd over rechts-extremisme?’ vraagt een deelnemer aan de Pegida-demonstratie. ‘Het aantal salafisten in Duitsland is inmiddels groter dan het aantal neonazi’s.’

De onvrede heeft zich echter teruggetrokken op het internet, aan de Stammtischen en in – het blijft Duitsland – de leesclubs. De variatie van schrijvende islamcritici is groot, maar bestsellers schrijven ze allemaal. Sarrazin scoorde met zijn ‘domme moslims’-these, de van oorsprong Egyptische schrijver Hamed Abdel-Samed met zijn boek over ‘de ondergang van de islamitische wereld’, Buschkowsky met twee boeken over mislukte integratie, en journalist Udo Ulfkotte over de leugens van de media.

Wutbürger, Frustbürger, Angstbürger: zo worden de aanhangers een beetje lacherig genoemd. Maar zo marginaal zijn ze nu ook weer niet. Ten tijde van Sarrazin werd er een peiling gehouden waaruit bleek dat achttien procent van de Duitsers wel iets in een Sarrazin-achtige partij zou zien. Merkels omarming van de islam als ‘deel van Duitsland’ heeft op diverse internetfora een storm van verontwaardiging losgemaakt – en daar verdwijnt op het laatst het geloof in de luid uitgedragen ‘Weltoffenheit’.

Het merendeel van de Pegida-aanhang is geen neonazi, legde Frank Richter, een Dresdener theoloog en directeur van de Saksische ‘Zentrale für politische Bildung’ geduldig uit bij Günther Jauch, de belangrijkste Duitse tv-talkshow. De islam wordt bij al deze bewegingen als kapstok gebruikt voor een algehele woede dat men ‘niet gehoord wordt’.

Richter, zelfs allerminst Pegida-aanhanger, was de eerste die geprobeerd heeft op discussieavonden de Pegida-demonstranten in gesprek te laten komen met de ‘officiële politiek’. Er staat te veel op het spel, vindt hij, om deze groep te negeren. De typisch Duitse ‘onderdrukkingsmentaliteit’, zoals de politicoloog Eckhard Jesse het noemde in een ouder interview dat ik met hem over rechts-extremisme voerde, heeft namelijk ook zijn gevaren. Er kan volgens hem zelfs een verband bestaan tussen het collectief onderdrukken van ‘gewone’ rechtspopulistische sentimenten en het voortbestaan van keihard rechts-extremistisch geweld, zegt hij. Landen met een openlijk rechtspopulisme blijken dat geweld namelijk minder te hebben. Onvrede dient een uitlaatklep te hebben, en parlementaire partijen zijn te prefereren boven extremistische bewegingen zonder controle. Het eerste resultaat van het uiteenvallen van Pegida tot nu toe: de gematigde tak is uit de leiding gestapt, de rechts-extreme tak wil nu alleen verder en samenwerken met de radicalere variant in Leipzig. De laatste maanden verdrievoudigde het aantal aanslagen op asielzoekerscentra in Saksen.

De verwarring in Berlijn is dan ook merkbaar. Want met een paar procent radicalen weten ze wel om te gaan, maar wat als hele groepen burgers zich afkeren?

Toen Pegida op zijn hoogtepunt was, verscheen er tussen de andere wandelaars ineens een grijze heer voor de camera’s, een vroege zeventiger in een tweedjasje. Hij stond tussen de demonstranten en zei dat hij slechts wilde luisteren naar de zorgen van de deelnemers. Alexander Gauland heet de man, vroeger cdu-politicus, publicist, en sinds kort met een flinke winst gekozen in het parlement van de deelstaat Brandenburg voor de nieuwe partij AfD, Alternative für Deutschland. Later heeft hij zijn doel duidelijker geformuleerd: de AfD is de natuurlijke bondgenoot van de ‘bezorgde burgers’ van Pegida, zei hij. Vorige week deed hij daar nog een schepje bovenop, al klonk het voor Nederlandse begrippen nog opvallend netjes: ‘Er zijn culturele tradities die het moeilijk hebben om hier te integreren. Van deze culturen wil ik geen migratie meer. Deze culturele traditie is in het Midden-Oosten thuis.’

De AfD is nieuw in Duitsland. Ze kwam op als reactie op het Europa-beleid van Merkel en wordt gezien als de Duitse variant van het internationale rechtspopulisme. Op het eerste gezicht heeft de partij nauwelijks iets met Wilders’ pvv te maken. De leiding bestaat uit hoogleraren en andere keurige heren en dames. Ze zijn tegen de euro, maar uitdrukkelijk voor Europa. Ze zijn voor politieke vluchtelingen, maar willen een migratiebeleid naar ‘Canadees voorbeeld’.

De komende maanden zal blijken of het ‘grootste Duitse taboe’, een partij rechts van de cdu, doorbroken gaat worden. De extreem-rechtse Nationaldemokratische Partei Deutschlands (npd) is nooit verder gekomen dan vijf procent in Saksen. Ook toen Wilders in 2010 een Duitse zusterpartij probeerde op te richten, faalde dat compleet. Veel zinnen die hij in Nederland zegt en vooral hoe hij het zegt – ‘willen jullie meer of minder Marokkanen?’ – werden zelfs door ontevreden Duitse ‘Wutbürgers’ als te radicaal gezien.

De voor Nederlandse begrippen zeer voorzichtige toon van de AfD kan echter wel eens het ‘gat op rechts’ gaan vullen. Spreek als een bedachtzame professor, het liefst zoals Sarrazin met veel cijfermateriaal, en het komt in Duitsland beter aan, zelfs al bedoel je hetzelfde als Wilders. Direct werd Gauland in de media aangevallen vanwege ‘Fremdenfeindlichkeit’, maar inmiddels zoeken al enkele regionale cdu’ers contact met de AfD. Geen wonder: Gauland zegt tenslotte niets anders dan Horst Seehofer nog in 2010 heeft gezegd. Hij zegt, met andere woorden, wat de rechtervleugel van de cdu graag wil horen, maar te weinig gehoord heeft.

De ‘consensusmaatschappij’ van de laatste vijftien jaar, zoals Die Zeit het noemt, lijkt zijn langste tijd te hebben gehad; het gebrek aan een echt debat over de grootste vragen eist zijn tol. Of dat tot dezelfde weg zal leiden als in Nederland is echter nog niet zeker. Er is namelijk ook nog de oude vertrouwde Duitse tactiek om rechts de ‘wind uit de zeilen’ te nemen. De interne verdeeldheid van de AfD is er in ieder geval nog groot genoeg voor. Nu de AfD op stemmenjacht is gegaan onder de ‘Frustbürger’ is de eensgezinde ‘Weltoffenheit’ van sommige politici in ieder geval al weer afgebrokkeld. Eind januari keerde cdu-minister-president van Saksen, Tillich, zich zelfs onverbloemd tegen Merkel en zei: ‘De islam hoort niet bij Saksen.’

Een begripvolle opmerking van Merkel zou nu nog te snel zijn na haar categorische afwijzing van Pegida. Maar onder de ruim tweehonderd bezoekers bij Frank Richters discussieavond zat al wel de Duitse vice-kanselier en spd-partijleider Sigmar Gabriel. Ostentatief in vrijetijdskleding, want, zo zei hij, hij was daar slechts als privé-persoon.

Gabriel kiest na de twee maanden van collectieve afwijzing een opvallend nieuwe toon. Vorige week bestempelde hij op tv het uiteenvallen van Pegida niet als een triomf van de ‘weldenkenden’, maar als een kans op dialoog: ‘Het is een bevrijding voor Dresden, maar we moeten ook luisteren naar de zorgen van de burgers.’ Berlijn wordt duidelijk nerveus; de Duitse cdu en spd willen de eigen rechtervleugel niet verliezen. Gabriel mag proberen om de ontevredenen toch nog binnenboord te houden.


Beeld: (1) Een tegenstander van Pegida tijdens een demonstratiein Frankfurt, 26 januari (Kai Pfaffenbach / Reuters) (2) Oktober 2010, Olympisch Stadion Berlijn. Duitsland wint de kwalificatiewedstrijd voor Euro 2012 tegen Turkije. Bondskanselier Angela
Merkel samen met Mesut Özil. De foto werd verspreid door de persdienst van de Duitse overheid (Bundesregierung / Guido Bergmann / AFP / ANP)