De Bruijn moest kort na zijn aantreden alweer opstappen, omdat hij ruzie kreeg met de redactie. Marjo van Soest, die al jaren bij de Nieuwe werkte, werd met algemene stemmen aangewezen als zijn opvolger. Haar echtgenoot deed wat in de jaren zeventig en ook nu nog vrij uniek is. Hij nam als wetenschapper ontslag bij de Universiteit van Amsterdam en werd huisman. Deze tijdelijke baan beschreef hij later als ‘een bijzonder zware periode’ in zijn leven. Van Soest wilde zichzelf geen hoofdredacteur noemen. Zij nam in het jargon van het collectief ‘het voortouw’. Een beslissing die paste in de sfeer van de toenmalige Nieuwe Linie-redactie, waar een vergaand democratiseringsproces aan de gang was. Ook Van Soest redde het niet. Na opnieuw hooglopende ruzies hield zij het na acht maanden voor gezien. Gerard van den Boomen, tot 1975 hoofdredacteur van het noodlijdende weekblad, kwam terug als redder in nood. Hij nam opnieuw het hoofdredacteurschap op zich. Met zijn terugkomst waren de spanningen niet verdwenen. Na het vertrek van feministe Marjo van Soest had ook haar medezuster Hanneke Wijgh genoeg van het verziekte werkklimaat. Gerard van den Boomen kon met al zijn goede bedoelingen niet verhinderen dat De Nieuwe Linie in 1982 werd opgeheven. Hij schreef later een boek over de ondergang van ‘zijn’ opinieweekblad.