En zijn werk bevat meteen alle elementen die een boek nodig heeft om van begin tot eind de aandacht vast te houden: een vanzelfsprekende vermenging van feit en fictie, scherpe observaties, sterke karakters, humor, verrassende maar zelden onwaarschijnlijke verwikkelingen, een hechte plot, sympathieke opvattingen over het bestaan, een flinke dosis seks en geweld, en dit alles in een wendbare stijl die nooit nadrukkelijk de aandacht op zichzelf vestigt. Dat deze eerste roman aller tijden meteen ook de meest complete is, mag wat mij betreft een wonder heten. Terecht noemde Cicero Herodotos pater historiae.
Had de auteur een vader gehad, dan zou diens strenge hand misschien korte metten gemaakt hebben met Herodotos’ krankzinnige ambitie alles wat wetenswaardig is te beschrijven. Gelukkig heeft Herodotos zich niet beperkt tot datgene waarvan hij verstand had. Door zijn belangstelling geen moment te breidelen - behalve kosmologie is er niets dat hem niet interesseert - heeft hij zijn pretenties niet alleen hardnekkig gekoesterd, maar ook waargemaakt.
Het werk begint met een lange, hier door de vertaler in stukken geknipte zin: ‘Herodotos is mijn naam, ik kom uit Halikarnassos en maak hierbij het verslag wereldkundig van het onderzoek dat ik heb verricht om de herinnering aan het verleden levend te houden en de grootse, indrukwekkende prestaties van de Grieken en andere volkeren te vereeuwigen. Ik stel bij dit alles voornamelijk aan de orde door welke oorzaak zij met elkaar in conflict zijn gekomen.’
Is dit al een belachelijk veelomvattend programma, na lezing van het resultaat kan men vaststellen dat de eerste woorden van de auteur nog tamelijk bescheiden zijn. De gedachte dat hoogmoed voor de val komt, speelt in Herodotos’ werk een grote rol. Zijn eigen monument bewijst evenwel dat het met bovenmenselijke ambities niet altijd slecht afloopt.
HERODOTOS pretendeert, als menig schrijver die serieus genomen wil worden, dat alles wat hij zegt waar gebeurd is. Om die reden wordt zijn werk wel tot de geschiedschrijving gerekend. Al sinds Thoukydides, die een generatie jonger was dan Herodotos, woedt een felle discussie omtrent de historiciteit van Herodotos’ verhalen. De uitkomst van dat debat wisselt voortdurend, maar aangezien ik geen historicus ben zal ik me er niet in mengen. De vraag of wat Herodotos schrijft waar is, acht ik minder interessant. Zelfs om de opvattingen van de mens Herodotos bekreun ik mij niet. Van belang vind ik wel dat de verteller voor de waarheid van zijn beweringen instaat. Sterker nog, deze Herodotos wordt gekenmerkt door een bijna pathologische drang tot het verzamelen van feiten. Weliswaar verstaat hij onder feiten iets anders dan wij, maar de nuchterheid van zijn constateringen garandeert het feitelijke karakter ervan. Zo vermeldt hij zonder blikken of blozen dat een merrie een haas werpt, dat priesteressen van Athena in geval van nood baarden krijgen, en dat levensgevaarlijke mieren ter grootte van honden de inwoners van India ernstig belemmeren bij de winning van goud. Hoogstens dekt hij zich in door te verklaren dat hij alles opschrijft zoals het hem verteld is, maar behoudens gevallen waarin hij expliciet zijn ongeloof uitspreekt, lijkt hij zelf het volste vertrouwen in zijn eigen beweringen te hebben. Typerend is een mededeling als de volgende: ‘Drie volle dagen hield de storm aan, ongelogen, en pas toen wisten de Magiers met bloedige offers en bezweringsformules de windgoden tot bedaren te brengen, terwijl ze ook nog voor Thetis en de zeenimfen dieren slachtten. Het is natuurlijk niet ondenkbaar dat de orkaan vanzelf is gaan liggen.’
Aristoteles merkte al op - en Gerard Reve zegt het hem na - dat de werkelijkheid vaak zo onwaarschijnlijk is dat je er in een literair werk niet mee kunt aankomen. Wat dat betreft bevindt Herodotos zich soms op het randje. Het verhaal van de internationaal vermaarde musicus en choreograaf Arion, die midden op zee door een dolfijn werd gered en veilig aan land gezet, had ik altijd als sprookje beschouwd, tot ik enkele jaren geleden in de NRC het verslag van een veerbootramp in de Rode Zee las: ‘Een van de passagiers bracht het er op een uitzonderlijke manier levend af. Volgens ooggetuigen werd hij door dolfijnen naar de kust gedirigeerd. De dolfijnen hielden de haaien op een veilige afstand en zouden zelfs het hoofd van de uitgeputte man boven water hebben helpen houden. De dolfijnen toonden zich volgens dezelfde ooggetuige zeer verheugd toen de man veilig aan land ging.’ Zelfs stilistisch is dit ongelooflijke maar uit onverdachte bron afkomstige persbericht niet van Herodotos’ proza te onderscheiden.
IN HOEVERRE Herodotos een adequaat beeld van de Perzische oorlogen geeft kan ik niet beoordelen, opmerkelijk is in ieder geval zijn betrekkelijke onpartijdigheid. Hij verplaatst zich als verteller met distantie in de drijfveren van verschillende personages en staten. Zo stelt hij vast dat ‘ieder die beweert dat de Atheners de redders van Griekenland zijn, volledig gelijk heeft’. Indien de Atheners zich niet tegen de Perzen hadden verzet, was Griekenland immers onder de voet gelopen. Anderzijds heeft hij begrip voor de pro-Perzische houding van de stad Argos: ‘Als alle mensen eens een bundeltje van hun eigen tekortkomingen konden maken om ze op de markt te ruilen voor die van anderen, dan zal iedereen na een vlugge blik op de fouten van de ander ervoor kiezen zijn eigen pakketje maar weer naar huis te nemen. Wat door de Argiven is gedaan, mag je daarom geen halsmisdaad noemen.’
Merkwaardig is de wijze waarop Herodotos met orakels omgaat. Dat er handel in godsdienst zit, is geen uitvinding van de Roomse kerk. De fabelachtige bedragen die bij het orakel van Delphi omgingen, rechtvaardigen enige skepsis ten aanzien van de objectiviteit van Apollo’s uitspraken. Inderdaad vermeldt Herodotos enkele gevallen van schaamteloze corruptie. Toch lijkt hij nooit te twijfelen aan de betrouwbaarheid van - ook toen al - Hellas’ meest lucratieve toeristische attractie. De wereld wil bedrogen worden: Herodotos ook, maar dan liefst zo spannend mogelijk.
ER WORDT WEL verondersteld dat het boek niet voltooid is. Ik zou niet weten hoe je dat zou kunnen vaststellen. In de eerste plaats is Herodotos’ werk enig in zijn soort: er is geen enkel boek uit de oudheid waarmee je het zou kunnen vergelijken om een norm te bepalen. Bovendien betekent het afsluiten van een manuscript voor een Griek uit de vijfde eeuw voor Christus vermoedelijk iets anders dan voor een moderne schrijver die zijn definitieve versie op diskette naar de uitgever stuurt. Herodotos’ werk was misschien een project in uitvoering; elke keer dat hij voorlas uit zijn geschriften, maakte hij een voor die gelegenheid passende selectie. Of de auteur van meet af aan een alomvattende structuur in zijn hoofd had, of dat hij eerst allerlei onderwerpen afzonderlijk behandelde en deze pas later ordende, zullen we nooit weten. Hoe dan ook wekt het boek de indruk van een eenheid die ongetwijfeld op bepaalde punten anders had gekund, maar als geheel in de overgeleverde vorm overtuigend en bevredigend is. De staat van voltooiing zou men kunnen vergelijken met die van Tuinfeest van Gyorgy Konrad, dat in de bij Van Gennep uitgegeven vorm een mijns inziens volmaakte roman is, terwijl in andere talen behoorlijk afwijkende versies schijnen te circuleren.
Het ordeningsprincipe is ei genlijk vrij eenvoudig. De voornaamste verhaallijn is die van het geleidelijk escalerende conflict tussen het Perzische rijk en enkele Griekse staatjes, waarvan Sparta en Athene de belangrijkste zijn. De climax van het boek is dan ook de expeditie van Xerxes, die met een troepenmacht van ronduit absurdistische omvang - vijf miljoen man - Griekenland binnentrekt en verpletterend verslagen wordt.
Aan deze hoofdstructuur worden allerlei uitweidingen opgehangen. Wanneer Herodotos de voorgeschiedenis van het Perzische rijk beschrijft, geeft hem dat bijvoorbeeld aanleiding de veldtocht van een voormalige Perzische vorst tegen Egypte te vermelden, die op zijn beurt weer gelegenheid biedt voor een uitputtende geografische, historische en antropologische beschouwing over het land aan de Nijl. De ene raamvertelling is in de andere geschoven zonder dat - op een enkele uitzondering na - het geheel onoverzichtelijk wordt.
Daarnaast zijn er een paar personages aan wie Herodotos geen afzonderlijke episode heeft gewijd, misschien omdat hij niet wist op welke plaats in het werk dat dan had gemoeten. Een voorbeeld daarvan is de Korinthische tiran Periandros, die onder meer zijn vrouw vermoordt en daarna met haar naar bed gaat. Het aardige is nu dat diens wederwaardigheden in de loop van het boek stukje bij beetje verteld worden, waardoor die als een soort Leitmotiv gaan dienen.
DE STRUCTUUR van het werk doet enigszins denken aan die van Manuscript gevonden te Zaragoza van Jan Potocki, of aan Het leven een gebruiksaanwijzing van Georges Perec, schrijvers die net als Herodotos de ‘ruimte van het volledige leven’ tot uitdrukking brengen. Dat het Herodotos eerder om de plot dan om de waarheid te doen is, blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat twee van elkaar onafhankelijke verhaallijnen schijnbaar toevallig precies op het cruciale ogenblik samenkomen: wanneer de Pers Prexaspes, door gewetenswroeging gekweld, publiekelijk onthult dat de regerende koning een oplichter is, zijn zeven anderen juist tot dezelfde conclusie gekomen, zodat zij klaar staan om een revolutie te ontketenen.
Hoogtepunt is, zoals gezegd, de expeditie van Xerxes. De voorbereidingen en het fatale verloop van de veldtocht worden uitvoerig geschilderd, compleet met woordelijk weergegeven gesprekken tussen de protagonisten. Toen Couperus zijn Xerxes schreef, behoefde hij niet veel toe te voegen om van Herodotos’ versie een moderne roman te maken.
Herodotos’ werk eindigt met een anekdote over een zekere Artembares, die de Perzen ooit aangeraden zou hebben een vruchtbaarder land te gaan bewonen. Koning Cyrus reageerde afwijzend: ‘ “Op weke bodem gedijen wekelingen”, zei hij en hij voegde eraan toe dat krijgslieden niet werden gekweekt op de aarde waar vruchten maar voor het grijpen lagen. De Perzen moesten toegeven dat dit waar was en dat Cyrus verstandiger sprak dan zij. Daarop namen zij afscheid en gaven er sindsdien de voorkeur aan als eigen baas hard te zwoegen voor hun brood, in plaats van als knecht op het laagland voor anderen een rijke oogst binnen te halen.’
DEZE WOORDEN vormen een waardige afsluiting van een boek dat onder meer aantoont hoe rampzalig de gevolgen van hoogmoed, hebzucht en machtswellust kunnen zijn. Om passages als deze is Herodotos dan ook beroemd geworden: gespierde, vaak ontroerende, maar op nuchtere toon vertelde verhalen met een heldere moraal. Schokkend is bijvoorbeeld het verhaal van Hegesistratos die zichzelf uit zijn boeien bevrijdt door zijn eigen voet af te snijden, of de bloedstollende scene waarin Panionios gedwongen wordt zijn zoons te castreren. En iedereen kent de laconieke uitspraak van de Spartaan Dianekas, die na de voorspelling dat de Perzen met hun pijlen de zon zullen verduisteren, opmerkt dat ze dan tenminste in de schaduw kunnen strijden.
De kracht van Herodotos’ werk is voelbaar gemaakt in The English Patient van Michael Ondaatje, dat wat betreft structuur sterk op Herodotos leunt. De hoofdpersoon, een Engelse patient die uiteindelijk geen Engelsman blijkt te zijn, bezit een Herodotos-editie die hem op al zijn woestijnreizen vergezelt. Op een gegeven moment leest de getrouwde vrouw die zijn minnares zal worden daaruit de episode van de Lydische koning Kandaules voor: deze is verliefd geworden op zijn eigen echtgenote en wil zijn trouwe vriend Gyges haar overrompelende schoonheid laten zien. Na enig tegenstribbelen gaat Gyges ermee akkoord in het geheim de koningin te bekijken wanneer zij zich uitkleedt. Maar de koningin bemerkt dat ze begluurd is en dwingt Gyges de volgende dag Kandaules te doden om zelf koning te worden en met haar te trouwen. ‘She stopped reading and looked up. Out of the quicksand. She was evolving. So power changed hands. Meanwhile, with the help of an anecdote, I fell in love. Words (….). They have a power.’
In Ondaatjes roman is ook een grote plaats ingeruimd voor de geografische en volkenkundige kant van Herodotos. Dat is terecht, want ook onder die hoofdstukken zijn juweeltjes te vinden. Zo vertelt Herodotos hoe de Skythen stoned worden door in een tent te gaan zitten waarin een vuurtje van hennep wordt gestookt, dat de Ataranten in Noord-Afrika het verschijnsel eigennaam niet kennen - wat me tamelijk onhandig lijkt - en dat een leeuwin slechts eenmaal een jong kan baren, aangezien de welp tijdens de zwangerschap de baarmoeder aan stukken rijt. Heel fijn is wat Herodotos over de Trausers zegt, een stam die in het huidige Bulgarije gewoond moet hebben: ‘hun manier van doen bij geboorte en dood is wel heel bijzonder. Wanneer er een baby is geboren, gaan de familieleden eromheen zitten jammeren! Zij sommen dan alle ellende op die een mens maar kan overkomen en denken aan het leed dat het kind te wachten staat. Daarentegen maken zij grapjes als een van hen is overleden, en zij begraven hem in alle opgewektheid, want naar hun opvatting is zo iemand bevrijd van alle zorgen en daarom volmaakt gelukkig.’
Dat Herodotos nooit aandacht probeert te trekken door stilisti sche hoogstandjes, betekent niet dat hij spreektaal schrijft, hoewel zijn werk zich er bij uitstek toe leent voorgelezen te worden. Het zou een misvatting zijn Herodotos te beschouwen als de gezellige oom die op verjaardagen na een paar borrels zo onderhoudend over zijn jeugd in Indie kan vertellen. Natuurlijke helderheid is iets anders dan oeverloos geouwehoer.
HEIN VAN DOLEN heeft het bestaan de complete Herodotos te vertalen. De inleiding is doeltreffend, de kaarten, chronologische overzichten en registers zijn voortreffelijk. Wat dat betreft kan het boek gerust een monument genoemd worden. Over de vertaling ben ik minder tevreden, vooral in de gesproken passages. Dat is jammer, omdat Van Dolen, denk ik, wel degelijk precies aanvoelt wat er in het Grieks staat. Hij lijdt echter aan wat ik maar het Imme Dros-syndroom zal noemen: deze vertaalster denkt immers dat alles wat ooit uitgesproken is, als omgangstaal beschouwd moet worden en dat ook lezers die de kleuterleeftijd inmiddels ontgroeid zijn, literaire teksten van een minder alledaagse stijl dan die van Paul Biegel niet kunnen bevatten.
Ook Van Dolen meent alles wat Herodotos op een normale manier zegt, te moeten vervormen tot een schreeuwerig soort grappigheid, kennelijk in de veronderstelling dat wij anders niet begrijpen wat Herodotos bedoelt. Hij gedraagt zich als een na een midlife crisis opgekrabbelde leraar die denkt dat het tot aanbeveling strekt zich als een vlotte twintiger te gedragen, zo iemand die grossiert in populaire uitdrukkingen waarvan hij hoopt dat jongeren ze eigentijds vinden, terwijl die met gekromde tenen toezien hoe hun eerbiedwaardige docent zich verlaagt tot wendingen die onmogelijk nog tot mensentaal gerekend kunnen worden. ‘Da’s nou toevallig’, ‘nogal wiedes’, ‘je kan de pot op’, ‘Xerxes vond het een reuze mop’ - neem me niet kwalijk, maar zo praten volwassen mensen toch niet met elkaar!
Ook overdrijft Van Dolen schromelijk, bijvoorbeeld wanneer hij de mededeling dat Artayktes ‘gemeenschap met vrouwen’ had, vertaalt als ‘seksorgieen’. Zegt Herodotos ‘naakt’, dan wordt dat ‘in zijn blote vel’, en staat er, over nijlpaarden: ‘hun uiterlijk is ongeveer als volgt’, dan roept Van Dolen: ‘het uiterlijk is een beschrijving waard, dus opgelet’. Zo zou ik tientallen voorbeelden kunnen geven. Het pijnlijkste geval is wel de zin waarin wordt beweerd dat Darius een kruidenier was omdat hij ‘op de kleintjes lette’ - erg geestig natuurlijk, maar in de eerste plaats staat dat er in het Grieks niet, in de tweede plaats weet over tien jaar niemand meer wat Van Dolen hiermee in godsnaam bedoeld kan hebben.
Dit alles neemt niet weg dat wie het vermogen heeft over dergelijke gruwelen heen te lezen, dit boek toch moet kopen. Het is, om maar iets te noemen, buitengewoon geschikt om aan kinderen voor te lezen. En zelfs de meest abominabele vertaling zou de pater historiae niet van zijn voetstuk kunnen stoten.
Dichters & Denkers
‘xerxes vond het een reuze mop’
Herodotos, Het verslag van mijn onderzoek. Vertaald, ingeleid en geannoteerd door Hein L. van Dolen, uitgeverij Sun, 784 blz., f69,50 (pap.), f89,50 (geb.)
DE MEESTE vaders zijn als zoon begonnen. Herodotos niet. Als schrijver van het eerste echte prozawerk in de Europese literatuur heeft hij geen ouders.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1996/30
www.groene.nl/1996/30