Er zijn van die mensen van wie iedereen aanvoelt dat ze nooit heel oud zullen worden. Omdat wat in hen bewonderd wordt, hen ook op de rand van de afgrond houdt. Dus toen vorige week bekend werd dat de Palestijns-Deense dichter Yahya Hassan op 24-jarige leeftijd was overleden, was niemand echt verrast. En precies in die voorspelbaarheid, de onafwendbare dood voordat het goed en wel begint, zit de enorme tragiek.
Het is ook nogal wat: terwijl je nog met beide benen in de straatcriminaliteit staat, opgegroeid bent in een land dat je islamitische ouders niet echt willen kennen, met onvoorstelbaar veel geweld van vader, en moeder die wegkeek, uit huis bent geplaatst en internaten hebt versleten, hebt gedeald, ingebroken, geroofd, en dan als achttienjarige het best verkochte poëziedebuut ooit uit Denemarken (ruim 130.000 exemplaren verkocht) op je naam hebt, dat wordt overladen met lof en prijzen en bewonderaars heeft over de hele wereld (Remco Campert: ‘Het komt als een vloedgolf op je over. Er barst iets los, een razernij en explosie van poëzie. Zo sterk’).
Wat heeft geholpen bij de wording van een fenomeen, los van zijn grote talent, zijn dichtregels waarin Hassan ongenadig was over de islam (‘schijt op allah en zijn boodschapper en op zijn alle mogelijk ondeugdelijke discipelen’) en de gekmakende hypocrisie die hij bij moslims zag, waaronder zijn eigen familie. Zijn vader die vroom deed bij het vrijdaggebed om vervolgens thuis de huistiran uit te hangen, zijn gezin af te tuigen en de staat op te lichten. Het ‘bevuilen’ van het eigen nest en de islamkritiek hadden tot gevolg dat Hassan werd mishandeld door een moslimextremist en dat hij vanwege aanhoudende doodsbedreigingen met persoonsbeveiliging door het leven moest. En dat, nogmaals, terwijl hij pas achttien jaar oud was.
Hassan toonde de Denen in zijn gedichten zonder scrupules een voor hen onbekende parallelle samenleving, maar hield hun net zo goed een spiegel voor. Daarin zat ook een gevaar: Hassans gedichten werden door iedereen uitgelegd zoals het hun uitkwam. Maar, hoe jong hij ook was, hij was veel te autonoom om zich te laten gebruiken. ‘Ik word uitgegeven, besproken, geïnterpreteerd, gekocht en gelezen door een wit publiek’, zei hij. ‘Die manipuleren mijn persoon, die maken van mij een islamcriticus. Dat ben ik niet. Ik bekritiseer bepaalde aspecten van de islamitische cultuur, maar ik bekritiseer ook de instellingen waarin ik heb gezeten. Maar media willen mij altijd maar vanuit een extreme hoek benaderen. Ik wilde een dichtbundel schrijven, ik wilde een nieuw soort Deense poëzie introduceren, maar dat is minder interessant voor de media.’ Hij voegde daar in een interview in 2014 aan toe: ‘Extreem-rechts denkt mij voor zijn karretje te kunnen spannen’, doelend op de xenofobe Deense Volkspartij, die zijn debuut met lof overlaadde. ‘Maar ik haat ze net zo erg als extremistische moslims. Het zijn allebei racisten, met hun onverzoenlijke taal.’
Wie een filmpje van Hassan ziet, herkent ontegenzeggelijk iets van een muezzin, met zijn monotone, bijna bezwerende manier van voordragen. Je snapt ook meteen dat zijn debuut in kapitalen is neergepend, dit verhaal van de zoon van Palestijnse vluchtelingen, alsof hij zijn afschuwelijke jeugd van zich af wilde schrijven door te laten zien hoe het is om tussen twee culturen op zoek te moeten naar jezelf en je vrijheid. Maar zo makkelijk gaat dat niet. Hassan probeerde het wel, onder meer door zich te kandideren bij de parlementsverkiezingen in 2015 voor de Nationale Partij, die zich inzette tegen de verrechtsing van Denemarken, maar hij verviel al snel in zijn oude patronen; hij werd uit de partij gezet wegens rijden onder invloed en kreeg daarna meermaals te maken met politie en justitie, onder meer omdat hij iemand had neergeschoten. Hij belandde in de gevangenis en in een psychiatrische inrichting, tot hij vorige week dood werd gevonden in zijn appartement (oorzaak onbekend). Het zijn overigens de ingrediënten van zijn tweede bundel, het leven na het succesdebuut, die eind vorig jaar uitkwam toen hij zelf in een inrichting zat. De Nederlandse vertaling verschijnt na de zomer.
Het leek ook te mooi om waar te zijn: jongen met ouders uit een vluchtelingenkamp met moeilijke jeugd ontdekt in internaten zijn enorme schrijftalent en verovert tegen alle verwachtingen in de wereld. Een mooi voorbeeld van die lage verwachtingen en onderschatting: als Hassan in een internaat een opstel moet schrijven en dat zo serieus neemt dat hij er het hele weekend aan werkt, gelooft de docent niet dat hij het zelf heeft geschreven, hij moet het hebben overgeschreven van internet. Hassan wordt boos en levert de volgende dag een nieuw opstel in, waarna hij wel wordt geloofd.
En daarom had je het hem zelf ook gegund: iets meer rijpen, iets meer rust in zijn donder. Wellicht de gedichten niet meer in kapitalen, niet meer alleen over zijn eigen jeugd, misschien een roman. Maar niet alleen de autoriteiten en de buitenwereld konden geen vat op Hassan krijgen, hij kon dat zelf ook niet.
ACHTER DE DEUR
IK ZAT TUSSEN DE JASSEN MET EEN OLIEBOL IN MIJN HAND
EN LEERDE IN STILTE MIJN VETERS STRIKKEN
SINAASAPPELS MET KRUIDNAGELS EN ROOD LINT
HINGEN AAN HET PLAFOND ALS DOORBOORDE VOODOOPOPPEN
ZO HERINNER IK ME DE KLEUTERSCHOOL
DE ANDEREN VERHEUGDEN ZICH OP DE KOMST VAN DE KERSTMAN
MAAR IK WAS NET ZO BANG VOOR HEM
ALS IK WAS VOOR MIJN VADER
(Vertaling: Lammie Oostenbrink)