Laatst, op een feestje, bood een man me zijn zaad aan. Een rondje navraag leerde me dat zulke dingen heel gewoon zijn. Voor vrouwen die het met vrouwen doen, staan de hulptroepen (m) altijd paraat. Ze rukken uit voor allerhande adviezen, die ze je luid en duidelijk vanaf de overkant van de straat toeschreeuwen. Mocht je eens verlegen zitten om échte seks, dan kun je (individueel of per duo) altijd bij ze terecht. Ook voor het verspreiden van hun genetisch materiaal zijn ze dus niet te beroerd, sterker nog, ze dragen graag hun steentje bij aan het creëren van een betere wereld.
Die overtuiging leefde ook bij vruchtbaarheidsarts Jan Karbaat, van wie onlangs bekend werd dat hij zijn sperma veelvuldig en ongevraagd inzette voor zijn hoogstpersoonlijke project de wereld een beetje meer naar zijn evenbeeld te scheppen. Kinderen van zogenaamd anonieme donors bleken van hem te zijn, maar ook kinderen die dachten hun biologische vader gewoon bij de hand te hebben. In NRC las ik het ontluisterende verhaal van Joey Hoofdman, nu dertig, die zich als kind al afvroeg of hij wel bij zijn eigen gezin hoorde, zo anders voelde hij zich. Een paar maanden terug googlede hij de vruchtbaarheidskliniek via welke zowel hijzelf als zijn broer en zus waren verwekt. Toen hij een foto zag van de behandelend arts – tegen wie inmiddels al een rechtszaak liep, aangespannen door veertien donorkinderen die vermoedden dat hij hun vader was – schrok hij zich een hoedje: de gelijkenis was onmiskenbaar. Uit een DNA-test bleek dat alleen zijn zus daadwerkelijk een dochter was van de man die hen had opgevoed.
Karbaat overleed afgelopen maand, toen de zaak tegen hem nog liep. Inmiddels heeft de rechter besloten dat de donorkinderen recht hebben op het dna van de arts, dat veilig is gesteld in zijn steunkousen en tandenborstel.
Ik zie het voor me: een immens museum vol vitrines met daarin alle spullen waaraan het dna van de spermadokter kleeft. Het kunstwerk is onderdeel van een tweeluik, dat voor het overige bestaat uit een doorlopende performance van alle door hem verwekte kinderen die zich bewegen over de aarde – zich nauwelijks bewust van hun eigen bestaan als zijn kind, laat staan van elkaars bestaan als halfbroers en -zussen. Het is een lyncheaans kunstwerk/universum, vol bijna-dubbelgangers, unheimliche toestanden en oedipuscomplexen.
Ik doe dit soort gedachtespelletjes wel vaker, de laatste tijd zelfs erg vaak, misschien is het een soort beschermingsmechanisme tegen de wereld zoals die is. Ik kijk naar slow-motion opnamen van Trumps handdrukken met wereldleiders, naar Macron die Merkel omhelst en Poetin een klap op zijn schouder geeft, Melania die de hand van haar echtgenoot wegtikt in de eindeloze loop van een gifje, een sliert covfefe-hashtags op Twitter, een stel mannen in pak dat trots een anti-abortuswet ondertekent, een stel mannen in pak dat rond een tafel zit te formeren – en ik interpreteer het allemaal als hedendaagse kunst.
Soms zit ik zelf ín het kunstwerk, bijvoorbeeld als een man me zijn zaad aanbiedt op een feestje, of tijdens een etentje met mannen die andere mannen overtroeven terwijl de vrouwen in stilte toekijken. Je verwacht een interventie, op z’n minst van jezelf, maar zo’n kunstwerk is al van tevoren helemaal uitgedacht en we zijn allemaal slechts acteurs die zich aan het script hebben te houden.
Het komt ook voor dat ik mezelf erop betrap een daadwerkelijke kunstvorm te interpreteren als hedendaagse kunst. Laatst las ik een roman waarin een man pas goed presteert in zijn echtelijk bed wanneer hij zijn vrouw kan vernederen door er openlijk een affaire op na te houden met een andere vrouw. De man is een matig succesvolle schrijver, de andere vrouw een bloedmooie lezeres, die het helemaal geen probleem vindt hem keer op keer in een speciaal daarvoor bestemde ‘pijpstoel’ af te zuigen zonder daar verder iets voor terug te krijgen.
Er was een tijd dat ik dit soort romans gewoon kon lezen als literatuur. De meeste romans leren de lezer nu eenmaal dat mannen klootzakken zijn en vrouwen hoeren, al wordt slechts de eerste groep voorzien van een zelfbewustzijn. Maar er komt een moment dat het allemaal wat sleets wordt, een beetje lachwekkend zelfs, de ironie ironisch, hol, tegen zichzelf gekeerd. Een boek kun je op zo’n moment gedecideerd dichtklappen en eventueel aan de kant smijten – zie het als onderdeel van de performance. Met de wereld als geheel wordt dat lastiger, al kan het soms helpen om te doen alsof je rondloopt in een gigantisch rariteitenkabinet, vol objecten die hopelijk vlug worden gelabeld als ‘historisch’.