Het woord dat (en de karakteristiek die) me laatst inviel bij het zien van een groep nieuwe schilderijen van Toon Verhoef was prevelementen. Dat is ook omdat ze klein en intiem zijn en liggend op een tafel zijn gemaakt, met de kunstenaar eroverheen gebogen. We zien gelijksoortige beeldmotieven optreden, maar in steeds wisselende verbindingen en verschuivingen van kleur – of eigenlijk geen verbindingen. Er is een licht kleurveld dat er ook vreemd poreus uitziet. Daarin dwarrelen vormen die in oorsprong steviger en hoekiger waren dan ze er nu uitzien. Nu zien de randen ervan er wazig uit zodat, minder omlijnd, de vorm hier en daar zo zacht lijkt als een kussen. Zulke effecten (waardoor deze fragiele beelden in een labiele staat van ontbinding lijken te verkeren) zijn natuurlijk een gevolg van de manier waarop deze schilderwerken gemaakt zijn – op platen van aluminium of zink die Verhoef eerder voor monotypen (drukken) gebruikte.

Als je na gebruik van zo’n plaat de verf of inkt wegpoetst, blijven de oorspronkelijke vormen van een eerder beeld nog vaag zichtbaar. Over zo’n spookbeeld (zoals hij dat noemde) legde de kunstenaar een dunne folie van kleurloze acryl die hij vervolgens overschilderde – impulsief, met kleuren die hem invielen of die zich opdrongen in de wisselwerking met andere kleuren. Bijvoorbeeld: linksboven in het violette schilderij zweeft een blauw met witte vorm die daar, in die omgeving van dun paars, een vlek is van ineens intens licht. De argeloze verbinding, in het bruine schilderij, van een gele en een oranje-roze vorm, waarbij de gele vorm vergeleken met het ijle oranje meer volume heeft, is weer heel anders van toon. Het licht daar, in dat bleke bruin, is zachter. Het schilderij lispelt zogezegd zijn prevelement. Het paarse beeld is helderder – in geluid, alsof je met je nagel tegen kristal tikt. Dit zijn de onvoorspelbare momenten en schommelingen van kleur en licht (of gekleurd licht) waar deze schilderijen, zou ik zeggen, over gaan. Die worden niet gezocht, ze doen zich voor, bij toeval, net zoals er in het oppervlak van een beek een kronkeling ontstaat als er van een boom, door de wind, een takje in het stromende water valt.

Zelf zegt de kunstenaar dat de schilderijen wat hem betreft nergens over gaan

Maar daar moet je wel wat voor doen. Want vervolgens wordt de beschilderde acrylfolie voorzichtig van de plaat losgetrokken en omgekeerd weer teruggelegd. Het was al in spiegelbeeld geschilderd zodat het nu samenvalt met het oorspronkelijke spookbeeld zoals dat op de plaat was achtergebleven. Dat wil zeggen: ongeveer. Want natuurlijk krijg je in dit gedoe met verschuivingen te maken, met contourlijnen die niet precies samenvallen. Daardoor worden zulke lijnen diffuus en donzig zodat ook de vormen er weker gaan uitzien. Natuurlijk kan de schilder dat ook weer corrigeren. Omdat die echter geen programma volgt, maar afwacht tot hij iets moois vindt, is het ook onduidelijk wat er te corrigeren zou zijn. Er kunnen accenten verlegd worden, maar eigenlijk heeft Verhoef zich (met opzet) in een situatie gebracht waarin hij, als een vrolijke alchemist, aan elk schilderij alleen maar verder kan rommelen tot hij het welletjes vindt – tot het ding goed glanst.

Genoeg nu over techniek. Hierboven zei ik dat deze schilderijen gaan over het soort licht/kleur/ruimtewerkingen die hun alchemie laten zien. Zelf zegt de kunstenaar dat ze wat hem betreft nergens over gaan. Dat hoopte hij, begrijp ik. Hij schrijft dat hij het beeld (voormalig spookbeeld) probeert te ‘verdrijven, ontbinden en te vervloeien’. Dat is een programma natuurlijk, maar veel meer nog is het een groot verlangen. Laatst heb ik geschreven hoe in de Renaissance door de uitvinding van het perspectief een dominante symmetrie in schilderijen terechtkwam – en hoe die, eigenlijk tot aan Mondriaan, in de beeldruimte is blijven hangen. Onbewust misschien belemmerde dat de kunstenaars. Ik bedoel, het uitvinden en maken van schilderijen is een werk van grenzeloze vrijheid. Tegelijkertijd zien we de kunst (alle kunsten) opereren binnen gewoonten en modes en hebbelijkheden. In deze kleine dingen heeft Verhoef geprobeerd, met kunst- en vliegwerk, om het onvoorstelbare op het spoor te komen. Ze zijn ook hardnekkig.


PS: Nieuwe grote schilderijen van Toon Verhoef, formaten die we meer van hem gewend zijn, zijn tot 10 mei te zien in Museum De Pont in Tilburg. De kleine werken, een soort capriccio’s, hangen in Galerie Onrust te Amsterdam tot 21 februari


Beeld: Toon Verhoef, Geen titel, 2014. Acryl op aluminium, 45 x 30 cm (Jaring Lokhorst / Courtesy Galerie Onrust, Amsterdam)