Maar er was een woord in de aanbiedingstekst van de cursus waar hij het even over wilde hebben, als ik dat niet erg vond. Ik zat met mijn telefoon in de vensterbank en keek naar buiten, waar een mevrouw bezig was een jute zak uit te kloppen. Dat zie je niet vaak. Het uitkloppen van jute zakken, zomaar, in de lente. ‘Er staat dat de cursus geschikt is voor beginners en gevorderden’, zei de chique meneer in mijn oor. Hij sprak het woord ‘beginners’ uit alsof hij daarmee eigenlijk ‘pestlijders’ of ‘galbulten’ aanduidde. Beginners waren vaak mensen die erg zoekende waren, vervolgde hij. Mensen die, zogezegd, wat onzeker waren over wat ze wilden of konden. Om daar nu tussen te gaan zitten, met al zijn ervaring – dat vond hij geen aanlokkelijk idee. ‘Want ten eerste’, zei hij. Maar ik werd afgeleid door de jute zak aan de overkant, die nu wild heen en weer werd gewapperd. Er verscheen een lichte grimas van agressie op het gezicht van de uitkloppende mevrouw, waardoor de zak ook transformeerde. Mooi, dacht ik, hoeveel een menselijke uitdrukking aantoont, zichtbaar maakt. Door het verwoede ranselen van mevrouw was duidelijk dat de jute zak naar haar mening iets misdaan had. Een slechte herinnering misschien, een mislukte pakjesavond, iets naars in de familiesfeer. ‘Ik ben volledig autodidact’, zei de meneer uit Den Haag. En: ‘Poëzie moet eigen zijn, persoonlijk. Zonder invloed van buitenaf.’ De mevrouw aan de overkant gaf nog één ferme zwiep en toen vloog er iets uit de zak. Iets kleins, dat over de stoep wegrolde. Ze keek er even naar en draaide zich toen om. ‘Wat denkt u?’ zei de chique meneer uit Den Haag. De zak werd opgevouwen. ‘Ik denk dat het een pepernoot was’, zei ik. Mevrouw verdween met de jute zak haar woning in. Meneer bleef stil.