
Het is december 2012 als ik voor het eerst in tien jaar weer in Zimbabwe ben. Tijdens mijn vorige bezoek trok ik door een land vol chaos en angst en was de ‘versnelde landhervorming’ nog volop aan de gang, zoals de landbezettingen gingen heten waardoor ruim vierduizend blanke boeren hun grond verloren. Deze keer wil ik weten hoe het de Nederlandse boeren vergaat van wie ik er destijds enkele interviewde. Ook ben ik benieuwd naar wie er tegenwoordig op hun land zit.
Tijdens een week van verkennende gesprekken merk ik hoeveel verhalen nog niet verteld zijn en besluit ik later terug te komen om ze op te tekenen. Dat kan ik in alle rust doen, redeneer ik, omdat het stof over de radicale onteigeningen wel is neergedaald.
Terug in Nederland blijkt dat mijn aanname niet klopt. Een krantenbericht meldt dat de Nederlandse boer Piet Zwanikken in Zimbabwe doelwit was van een moordaanslag, met als achtergrond de strijd om zijn boerderij en grond. Een voor hem bedoelde kogel doorboorde daarbij zijn neus. Zelfs die paar overgebleven blanke boeren zijn nog vogelvrij, bedenk ik.
Januari 2014
Het duurt ruim een jaar voordat ik Piet Zwanikken ontmoet. E-mails met een verzoek om contact blijven steeds onbeantwoord. Maar dan achterhaal ik zijn telefoonnummer. Mijn mails had hij wel gezien, zegt Zwanikken, die zelf opneemt, maar uit angst voor de Zimbabwaanse geheime dienst cio had hij er niet op gereageerd. Zijn mail en telefoonverkeer worden volgens hem onderschept en afgeluisterd. Ook dit gesprek houdt hij kort. Maar hij wil me wel ontmoeten.
In Noord-Harare maak ik later kennis met een nuchtere vijftiger, type ‘niet kletsen maar werken’. Nu is hij echter geëmotioneerd. Zwanikken, die jonger oogt dan zijn 54 jaar, overweegt zijn bestaan als tabaksboer op te geven. Een week eerder heeft hij zijn boerderij definitief verloren aan de man die eind 2012 hoogstwaarschijnlijk de opdracht gaf hem te vermoorden. ‘De druk wordt te hoog. Ik heb een lerarendiploma, ik kan gelukkig voor de klas gaan staan.’
Hij wil meer vertellen, op voorwaarde dat ik er voorlopig niet over publiceer. Wie weet valt er nog iets te redden van de tabaksoogst, die nu staat te rotten op het veld, en publiciteit kan de relatie met de huidige eigenaar bedreigen. ‘Ik mag me niet meer vertonen op mijn boerderij. Maar mijn manager wel. Hij overlegt as we speak met de nieuwe eigenaar of we misschien toch een deel van de oogst mogen binnenhalen.’
Piet Zwanikken is een ‘tweede generatie emigrant’. Kees Zwanikken, zijn opa, was planter in Nederlands-Indië en later een populaire leraar op de Rijks Hogere School voor Tropische Landbouw in Deventer, waar hij les gaf in ‘meerjarige culturen’ zoals koffie, thee en rubber. Paul Zwanikken, zijn zoon, kwam vlak voor de Tweede Wereldoorlog naar Nederland, ging daarna terug naar Indonesië en vocht mee in de politionele acties. Vanaf 1951 verbouwde Paul op Sumatra tabak voor sigaren – tot 1957, het laatste jaar dat Nederlanders in het land werden geduld. Op zekere dag kreeg hij 24 uur om het land te verlaten. Een jaar later vestigde hij zich in de toenmalige Britse kolonie Zuid-Rhodesië, het huidige Zimbabwe. Negen maanden later reisde zijn vrouw Lia, die Paul had leren kennen tijdens een verlof in Nederland, hem na. In 1962 werd Piet geboren, hun tweede kind.
De Zwanikkens vestigden zich na enige omzwervingen in Raffingora, een dorp ten noordwesten van Harare. Zonder veel kleerscheuren kwamen ze door de bush war (1964-1980), de bloedige guerrillaoorlog waarin het blanke minderheidsbewind uiteindelijk het onderspit dolf en waardoor een onafhankelijk Zimbabwe kon ontstaan.
Paul vindt de oorlog een verloren zaak, maar wil zo lang hij kan vasthouden aan het goede leven dat blanken leiden. Hij vervult braaf zijn dienstplicht die voor alle blanke mannen geldt. Omdat hij dient op een ‘veilige’ plek in het land maakt hij geen confrontaties mee met zwarte guerrillero’s. Piet is tot zijn grote verdriet te jong om in dienst te moeten. ‘Zoals elke jongen’ van vijftien, zestien, wil hij graag de oorlog in om de ‘terroristen’ te bestrijden, zoals de guerrillero’s steevast worden genoemd.
Eén avond komt hij wel bijna met ze in aanraking. Hij wil dan een schoolvriend bezoeken op een boerderij verderop, waarvoor hij de avondklok moet trotseren. Stilletjes klimt hij over het hek om hun boerderij – hij wéét dat het alarm defect is en dat het hek niet onder stroom staat – en merkt dat er in de personeelsverblijven iets gaande is. Strijders van de gewapende tak van de Zimbabwe African National Union (Zanu) houden er een bijeenkomst met hun arbeiders, zo blijkt. Hij ziet gezwaai met vuisten en hoort leuzen als ‘Pamberi ne Zanu’ – lang leve Zanu – en ‘Pasi ne murungu’ – weg met de blanke man. ‘Ik sprak geen Shona, maar wist dat tijdens zulke pungwes de bevolking gehersenspoeld werd’, zegt hij nu. ‘Gelukkig had ik mijn shotgun met twee kogels niet bij me. Want misschien had ik het gebruikt. Zo patriottisch waren we toen.’
Dan maakt Zwanikken een sprong in de tijd, naar het begin van de landbezettingen. In 2002 werkt hij bij zijn schoonvader op diens twee boerderijen en maakt mee hoe hij er één verliest. Zijn schoonvader staat doodsangsten uit als schreeuwende landbezetters met knuppels zwaaien tijdens een jambanja, het Shona-begrip voor de intimiderende ‘demonstraties’ bij blanke boerderijen. Hij geeft zijn boerderij op. Zoals alle blanken die hun grond verliezen wordt hij gedwongen zijn eigen personeel, dat hij wel móet ontslaan, een gouden handdruk mee te geven: twee maanden loon voor elk gewerkt jaar, plus een verhuisvergoeding, plus drie maanden loon voor de opzegtermijn. Het wettelijk minimumloon mag dan extreem laag zijn, voor veel blanken is het totaalpakket niet op te brengen. ‘That’s it, I’m done’, zegt zijn schoonvader, en draagt Riverhead, zijn andere boerderij bij het plaatsje Banket, over aan Piet.
Het gaat om ruim 543 hectare arme zandgrond, die uitstekend geschikt is voor tabak. Het meeste land dat erbij hoort is dan al herverdeeld: 29 kleine boeren verbouwen elk een perceel van zes hectare. De overige 370 hectare blijft beschikbaar voor Zwanikken en zijn gezin.
Zwanikken neemt de leiding over en bouwt een goede relatie op met de keuterboeren op zijn boerderij. Hij helpt hun velden geschikt te maken voor tabak en adviseert over de noodzakelijke rotatielandbouw. Zwanikkens vriendelijkheid tegenover de nieuwe boeren is niet van harte, hij papt met ze aan ‘om te overleven’. ‘De regel is: blijf altijd beleefd als ze iets willen. En zeg nooit nee. Ik zeg dus altijd: “Ik zal erover nadenken.” Of: “Ik moet kijken of ik genoeg geld op de bank heb”, al weet ik ze niets te zullen geven.’
In juli 2003 krijgt Zwanikken zelf landbezetters aan het hek die hem willen verjagen. Ze pakken hem bij zijn shirt, spugen in zijn gezicht en geven hem ‘twee uur’ de tijd om te vertrekken. Wat hij direct doet, met vrouw en kinderen.
Maar de kleine boertjes op zijn land, die hun tabaksoogst altijd verwerken in Zwanikkens droogschuren, gaan zich ermee bemoeien. Als ze navraag doen op het ministerie van Landbouw kan niemand een ontruimingsbevel vinden bestemd voor Zwanikken. En hoewel de wet vaak wordt genegeerd in Zimbabwe blijkt hij nu te worden nageleefd: Zwanikken krijgt te horen dat hij mag blijven boeren en de ‘spugers’ moeten het woonhuis verlaten. Zwanikken en zijn gezin verwijderen het portret van president Robert Mugabe dat boven de haard is gehangen en betrekken hun boerderij.
Het voorval geeft Zwanikken vertrouwen in de toekomst. Na een aantal jaar laat hij lange ‘droogtunnels’ aanleggen, waarin volgens de nieuwste methodes trolleys met vers geoogste tabaksbladeren volautomatisch langs één centrale warmtebron draaien. Ook koopt hij twee dure center pivots, die cirkels van honderden meters in doorsnee irrigeren, en vernieuwt hij zijn tractors. Vanaf begin 2011 investeert hij bijna een miljoen dollar.
‘Helaas trekt dat de aandacht’, zegt hij. In januari 2012 meldt zich een invloedrijke Zimbabwaan, ene Charles Mupanduki, met een offer letter, de overheidsbrief die nieuwe boeren het recht verschaft een bepaald stuk land te gebruiken – in dit geval Riverhead. Zwanikken negeert hem, evenals een gerechtelijk bevel de boerderij voor eind juni te verlaten.
Eind juni volgt een sit-in bij zijn boerderij van landbezetters, die zijn arbeiders verhinderen te werken. Zwanikken sluit toch maar een deal met de zogenaamde nieuwe eigenaar: Zwanikken mag tabak blijven verbouwen, in ruil voor de bungalow op zijn land en 26.000 dollar ‘huur’ per jaar. Zodra Mupanduki deze cottage betrekt, probeert hij echter het hele bedrijf over te nemen en organiseert in augustus dat jaar een intimiderende jambanja. Nóg slaagt hij er niet in Zwanikken te verjagen. Met zijn recente uitbreidingen valt Zwanikken onder het investeringsbeschermingsverdrag dat Zimbabwe en Nederland eind jaren negentig hebben gesloten, en hij krijgt actieve steun van de ambassade.

Zwanikken krijgt ook een gerechtelijk bevel dat een ieder gelast hem in alle rust op zijn boerderij te laten wonen en werken. ‘Die peace order frustreerde Mupanduki zó dat hij besloot me dan maar van mijn land af te schieten.’
In de vroege avond van 17 december 2012, het is dan al donker, melden zich drie mannen bij zijn hek. Ze behoren tot de lastigste groep kleine boeren op zijn land, ziet Zwanikken. Hij loopt naar buiten en vraagt wat ze willen. Een deel van de tabaksoogst is gestolen, zeggen ze, en bieden aan te helpen het terug te vinden.
Tijdens het gesprek draait Zwanikken even zijn hoofd zijwaarts. Net op dat moment lost een van de drie een schot. Hij voelt de kogel brandend door zijn neus gaan. ‘Mijn veertienjarige zoon stond een paar meter achter me, de kogel ging een paar millimeter langs hem heen.’ Beiden rennen naar binnen, doen alle deuren dicht en het licht uit.
Zwanikken bloedt hevig en verliest naar eigen inschatting zo’n twee liter bloed. Maar hij legt haastig een noodverband aan en schiet een paar keer met zijn geweer richting zijn belagers, in de hoop hun angst aan te jagen. Intussen maakt hij zich grote zorgen om zijn gezin. ‘Mijn zoon is getuige geweest van de aanslag: straks gaan ze ons allemaal uitmoorden, dacht ik.’
Na drie kwartier komt zijn buurman van de boerderij verderop, die hij heeft gebeld, om te checken of de belagers er nog zijn. De buurman brengt Zwanikken naar de rand van Harare, waar een ambulance klaarstaat om hem naar de kliniek te brengen. Zijn vrouw en zoon rijden achter hem aan.
Terwijl hij wordt behandeld belt de voorzitter van de bond van commerciële boeren naar de kliniek. Een hoge functionaris in de cio heeft hem gewaarschuwd: hij heeft vernomen dat de daders, die bij de geheime dienst blijken te werken, het karwei willen afmaken. ‘Bel de bewaking van het ziekenhuis en vraag ze alle poorten te sluiten’, luidt het advies. De kliniek werkt mee. Later hoort Zwanikken dat in de buurt een fourwheeldrive zonder nummerbord is gesignaleerd.
De Zwanikkens besluiten niet meer terug te gaan naar de boerderij, het is te gevaarlijk. Het gezin vestigt zich in hun huis in Harare dat ze vijf jaar eerder als investering hebben gekocht. Vanaf dat moment beheert Zwanikken zijn boerderij via zijn mobiele telefoon – niet ideaal, wel veilig.
Intussen doet hij aangifte en worden zijn drie belagers gearresteerd. Hij kan hen immers zo aanwijzen. Na tien dagen komen ze vrij op borgtocht, in afwachting van de rechtszaak. Dan valt het vonnis: ‘niet schuldig’, wegens gebrek aan bewijs. ‘Ongelooflijk’, zegt Zwanikken gelaten. ‘Maar dit is Zimbabwe.’
De schemering is ingevallen, het koor van krekels op de achtergrond lijkt luider te klinken. Peinzend zegt Zwanikken eerder te zijn gewaarschuwd voor aanslagen. ‘We dachten: we gaan door, omdat we wisten dat die offer letter vervalst was. En omdat we dachten dat de uitspraken van de rechtbank ons zouden beschermen.’
Op 5 december 2013, een maand voor ons gesprek, wordt de boerderij na een nieuwe jambanja geheel stilgelegd. Zwanikken stapt wéér naar de rechter, maar deze keer schuift die zijn zaak op de lange baan. Bij de politie laat hij de peace order zien, opdat de agenten iets ondernemen. ‘Ik heb een la vol met die dingen’, reageert de dienstdoende chef. ‘Ik heb je toch gezegd te stoppen met boeren? Maar je bleef doorgaan. Ik kan niets meer voor je doen, it’s political.’
Begin januari voltrekt zich de slotakte. Mupanduki komt met zes helpers aan om iedereen die nog voor Zwanikken werkt te verjagen. Zwanikken krijgt te horen dat hij zich nooit meer op zijn boerderij mag vertonen. De oogst ligt nu een week stil, de tabaksbladeren worden gelig, overrijp. ‘Elke dag dat we niet plukken kost ons 25.000 dollar.’
Het plan was mooi: Zwanikken investeerde dit jaar zevenhonderdduizend dollar om een omzet van een miljoen te kunnen genereren – en driehonderdduizend dollar winst te maken, rekent hij voor. Het geld kwam van een grote inkoper van tabak, die geld uitleent op voorwaarde dat Zwanikken de oogst aan hem verkoopt en niet naar de veiling brengt. Veel nieuwe tabaksboeren in Zimbabwe doen aan contract farming, zoals dit nieuwe systeem heet, omdat banken hun geen lening verstrekken bij gebrek aan een geschikt onderpand. De lening die Zwanikken nu niet kan terugbetalen hangt als een molensteen om zijn nek, zegt hij: als hij niet betaalt, moet hij zichzelf failliet laten verklaren.
Er is echter hoop, vertelt Zwanikken. Tot zijn stomme verbazing heeft Mupanduki deze morgen zijn blanke manager gebeld. ‘Laten we elkaar ontmoeten om een uitweg te zoeken’, was de boodschap. Ook de nieuwe landheer wilde niet de hele oogst verloren laten gaan, ongetwijfeld in ruil voor een percentage van de opbrengst.
Zwanikken belt de manager en zet hem op de speaker, zodat ik kan meeluisteren. ‘How are you doing, man. Zeg me wat eruit is gekomen, wat het ook is’, begint Zwanikken. Ik hoor de manager op geruststellende toon zeggen dat hij de volgende dag naar de boerderij rijdt voor verder overleg, dat hij over twee dagen meer weet, maar denkt dat het wel goed komt. Alles hangt af van de arbeiders, die erg nerveus zijn, zegt hij. Oké, antwoordt Zwanikken, ‘we geven het een paar dagen en dan beslissen we. Sta er in elk geval op dat wij bij het oogsten de controle houden.’
Zwanikken is nog niet gerustgesteld, zegt hij als hij heeft opgehangen. Mupanduki heeft hem eruit gegooid zonder dat hij zijn arbeiders hun gouden handdrukken kon geven. Dat maakt ze vast onrustig. ‘Misschien weigeren ze te oogsten.’ Ook over zijn bezittingen in de boerderij maakt hij zich zorgen. ‘Ze waren al in mijn huis, ze hebben al een motor gestolen, een generator en tienduizend liter diesel: de opslagtanks staan droog. We zullen het de komende dagen merken.’
April 2014
Enkele maanden later zie ik Zwanikken opnieuw. In Avondale, een licht vervallen maar aangename wijk net buiten het centrum van Harare, zie ik hem op een terrasje zitten tegenover een tanige, oudere zwarte man in een iets te ruim pak. Vooral Zwanikken is aan het woord, de man luistert.
Na afloop komt Zwanikken naar mijn tafeltje: hij heeft me herkend, maar gaf liever geen sjoege. Zijn gesprekspartner was de man die de opdracht had gegeven voor de moordaanslag, vertelt Zwanikken. ‘Al zal hij dat altijd ontkennen.’ ‘Het kan raar lopen in Zimbabwe’, vervolgt hij.
Zwanikken heeft traumatische maanden achter de rug, vertelt hij later in zijn ruime, vrijstaande woning in Harare. Eind januari, kort na ons eerste gesprek, bezoekt hij onaangekondigd zijn bezette boerderij. Zijn bedrijf blijkt ‘totaal geplunderd’ te zijn. Zijn beste tabak is uit de opslag gestolen – ‘78 balen van elk vijfhonderd dollar, klaar voor de veiling’ – evenals een pivot voor cirkelirrigatie van tienduizend dollar en duizenden metalen clips waar je tabaksbladeren mee ophangt in droogschuren, ter waarde van 25.000 dollar.
Lang kan hij er niet over piekeren: de bezetters dragen hem op nog dezelfde dag zijn huis leeg te ruimen en nooit meer terug te komen. Hij regelt een vrachtwagen met trailer, waarna zijn personeel hem ‘helpt’ verhuizen: ze dragen de meubels naar buiten, zetten die aan de ene kant op de platte wagen, waarna anderen die vanaf de andere kant er weer af tillen en naar hun eigen woningen overbrengen. ‘Ze stalen de helft van onze spullen: kasten, salontafels, alle kleren, dekens en gordijnen, gasflessen. Drie agenten stonden erbij zonder iets te doen’, vertelt hij.
Hij kan het niet laten zijn beklag te doen op het politiebureau. Dit is geen landhervorming, zegt hij op het bureau, maar gewoon diefstal. De agenten komen zowaar in actie en doorzoeken de compound: bij 23 mensen vinden ze spullen van Zwanikken. Dat is een teleurstelling en ook weer niet, zegt Zwanikken over zijn personeel. ‘Ik heb hen nooit vertrouwd. Als het erop aankomt, en het gaat om geld, zijn ze genadeloos. Denk nooit dat je personeel loyaal is, uiteindelijk kiezen ze voor zichzelf.’
Intussen staat de tabak op het land te rotten, waardoor er per week tachtigduizend dollar verloren gaat. Dat beseft de nieuwe eigenaar ook – en hij belt Zwanikken, alsof er niets aan de hand was. ‘Zullen we het verleden laten rusten’, zegt hij, waarop de Nederlander zijn woede en trots opzij zet en het gesprek met hem aangaat. Met als resultaat dat hij wat rest van de oogst van het land mag halen. Ook spreken ze af in het nieuwe seizoen 55 hectare tabak te beplanten, als een soort joint venture, waarbij Zwanikken de manager op afstand is. Het overgrote deel van de opbrengst gaat naar hem, de rest naar de nieuwe eigenaar – die voor de buitenwereld kan volhouden dat hij aan het langste eind trok.
Belangrijke voorwaarde is dat er een geldschieter wordt gevonden. Het bedrijf Tian Ze, dat tabak inkoopt voor de Chinese markt, lijkt geïnteresseerd, maar de gesprekken zijn nog gaande, vertelt hij voor we afscheid nemen.
Oktober 2014
De onderhandelingen met Tian Ze zijn gelukt, vertelt Zwanikken als ik hem maanden later weer zie. De opkoper wil de tabaksteelt voor het komende seizoen voorfinancieren, op voorwaarde dat hij die oogst mag opkopen.
Het tabaksseizoen is inmiddels in volle gang en Zwanikken gaat eens per week naar Riverhead om de velden in de gaten te houden, waarna hij ‘zo vlug mogelijk’ weer vertrekt. Ik mag een keer mee, ’s ochtends in alle vroegte, als ‘vriend van de familie’, als ik geen foto’s maak, geen vragen stel, geen opnamen maak.
Onderweg licht Zwanikken zijn dilemma’s toe. Nadat hij was verjaagd bedroeg zijn schuld aan zijn geldschieter, een andere grootinkoper van tabak, liefst 130.000 dollar. De keuze was failliet gaan – en zijn kredietwaardigheid verliezen – of proberen alles af te betalen. Vandaar zijn besluit in zee te gaan met de nieuwe eigenaar. ‘Ik heb nu een lucratieve afspraak met hem. Als alles volgens plan verloopt, kan ik dit seizoen 250.000 dollar verdienen en volgend jaar weer. Dan kan ik mijn schuld in twee jaar afbetalen en wellicht elders een nieuwe farm vinden.’
Zwanikkens vorige oogst had 1,2 miljoen dollar kunnen opbrengen, vertelt hij, waarvan de helft verloren ging doordat rond zijn verdrijving het oogsten werd gestaakt. ‘Als je me vraagt wat doe je het liefst, zeg ik: wegrennen van deze boerderij. Maar dan moet ik een investering van in totaal één miljoen dollar afschrijven.’
Als we bij zijn vroegere boerderij komen zwaait het hek open en parkeert hij bij een houten gebouw dat oogt als een schuur. Tot zijn opluchting is de man die hem heeft beschoten niet te zien. ‘Meestal hangt hij hier rond.’ Hij begroet de manager, een van zijn vroegere werknemers en zijn vaste aanspreekpunt, en begint in een kamer zonder ramen geld uit te tellen voor alle werknemers. Cash brengen voor de maandsalarissen is deze keer zijn voornaamste taak.
Daarna rijden we over de glooiende velden, waar de lichtgroene tabaksplanten een halve meter hoog staan. Zwanikken stopt bij enkele werknemers die onkruid wieden en draagt een van de voormannen op een bepaald veld te behandelen met herbicide. Onderweg naar de uitgang houden twee keer mannen de auto aan. Een keer vraagt een man een voorschot, wegens financiële problemen, waarop Zwanikken zegt dat hij bij de nieuwe eigenaar moet zijn, omdat hij er immers is afgegooid. Hetzelfde antwoord geeft hij aan een bewaker, die zich beklaagt dat hij nog steeds geen goed geweer heeft. ‘De nieuwe eigenaar heeft dat toegezegd, maar is misschien druk met andere zaken’, legt Zwanikken uit. ‘Er is hondo in zijn partij, zoals je weet, interne strijd, misschien komt hij er daarom niet aan toe’, vervolgt hij.
De nieuwe eigenaar moet verre familie van president Mugabe zijn, zegt Zwanikken terwijl we terugrijden naar Harare. ‘Anders had hij nooit voor elkaar gekregen nu nog een boerderij over te nemen die valt onder de investeringsbeschermingsovereenkomst tussen Zimbabwe en Nederland.’
We praten ook over de salarissen. De tabaksplukkers krijgen ruim 67 euro per maand, iets meer dan het minimumloon – in 2016 is dat voor de laagst betaalde landarbeiders 64,50 euro per maand, voor de meest ervaren 152 euro – en nog negen euro vergoeding voor elektriciteit. Hoe kun je daarvan leven? vraag ik. ‘Ze hebben er allerlei handeltjes naast en wonen gratis op de compound’, vergoelijkt Zwanikken.
De concurrentie tussen commerciële boeren is moordend, vooral internationaal, licht hij toe: in Tanzania en Kenia, lagelonenlanden voor landbouwproducten, wordt ook tabak verbouwd. Verder is het salarisbeleid niet meer zijn verantwoordelijkheid, maar die van de nieuwe eigenaar.
Het is allemaal waar, maar het voelt wat ongemakkelijk dit te horen van een man die in één jaar mogelijk een kwart miljoen dollar verdient dankzij hun arbeid. Aan de andere kant krijgen ze het wettelijk minimumloon dat Zimbabwe zelf zo heeft vastgelegd.
Maart 2016
Piet Zwanikken is voor het derde seizoen de vaste zakenpartner van de man die opdracht gaf hem te vermoorden. Ze ontmoeten elkaar eens per maand voor zakelijk overleg, en dat gaat goed, vertelt hij als ik hem opbel. De nieuwe eigenaar laat het boeren helemaal aan Zwanikken over, die het werk leidt vanuit Harare, met spaarzame bezoekjes aan de boerderij zelf. Maar hij heeft zijn schuld kunnen afbetalen ‘en ik kan een beetje geld verdienen’.
Dit jaar verbouwt Zwanikken tabak op 76 hectare en heeft hij 150.000 kilo kunnen leveren aan de Chinese opkoper van Tian Ze. De droogte die Zimbabwe dit jaar teistert, deert hem niet: doordat hij toegang heeft tot kapitaal en de knowhow heeft, kon hij zijn land irrigeren met water uit een stuwmeertje verderop. Anders dan de meeste zwarte boeren.
Dit artikel is een ingekort fragment uit We moeten gaan: Nederlandse boeren in Zimbabwe dat 21 mei verschijnt (Podium, 392 blz., € 25,-)
Beeld (1) Zimbabwe, Virginia, 140 kilometer oost van Harare, 27 april 2000. De Arizona- boerderij, van de vermoorde boer Dave Stevens, is bezet (Felix Kalkman) ; (2) Zimbabwe 30 april 2000. Blanke boeren tussen zwarte landarbeiders tijdens een verzoeningsbijeenkomst met de ‘warveterans’ in Macheke, ten oosten van Harare (Felix Kalkman)