
Een groep Gambiaanse mannen wordt juist gedeporteerd als we arriveren in Tariq Alseka, een detentiecentrum voor migranten in het centrum van Tripoli. Ze dragen ieder een gestreept shirt en een grijze broek, nieuwe kleding die ze vanmorgen hebben gekregen voor de terugtocht. Voor ze in de bus stappen spreekt Anes Alazabi, leidinggevende van het centrum, de Gambianen toe: ‘Mannen, als jullie terug zijn, vertel dan alsjeblieft aan anderen wat jullie is overkomen. Raad hen af hetzelfde te doen, waarschuw hen niet dezelfde fout te maken. Libië is in chaos, wij kunnen niet voor jullie zorgen. Absoluut niet.’
De Gambianen knikken, mompelen dat ze het zeker zullen doorgeven. ‘Anes heeft gelijk’, vertellen ze. ‘Het is vreselijk in de detentiecentra in Libië. We zijn blij dat we weg kunnen uit deze gevangenis. Maar dat betekent niet dat we graag naar Gambia terugkeren, integendeel. Daar wacht ons dezelfde uitzichtloze situatie als vroeger.’ Toch zeggen de meeste mannen dat ze geen poging meer zullen ondernemen om opnieuw naar Libië te vertrekken. Hun geld is op, hun telefoon en andere persoonlijke spullen zijn gestolen en de angst opnieuw opgepakt, uitgebuit en opgesloten te worden, zit diep. De groep wordt tot in Gambia begeleid door een medewerker van de Internationale Organisatie voor Migratie (iom). ‘Niet alleen om te voorkomen dat ze er vandoor zullen gaan’, zegt de iom-begeleider. ‘Ook om ze te beschermen tegen milities of andere criminele groeperingen die hen onderweg kunnen onderscheppen.’
De talloze zwaarbewapende en rivaliserende milities zijn hét probleem van Libië. Volgens sommige bronnen zijn er meer dan zeventienhonderd groeperingen actief. Sinds de val van dictator Moammar Kadhafi in 2011 is er een constante strijd om de macht aan de gang.
De door de VN gesteunde regering van premier Fayez al-Sarraj in Tripoli is niet bij machte – en heeft volgens velen ook de wil niet – er iets aan te doen. Een aantal militiegroeperingen houdt zich al jaren bezig met de smokkel van migranten. En sinds deze zomer ook met het tegenhouden van migranten die naar Italië willen oversteken.
De bekende Al Dabbashi-militie in de kuststad Sabratha zou op verzoek van de regering in Tripoli migranten beletten de Middellandse Zee op te gaan, nadat Italië een deal zou hebben gesloten met de overheid in Tripoli om de migratie aan te pakken. Als gevolg daarvan nam het aantal aankomsten in Italië in de maand augustus met meer dan de helft af vergeleken met vorig jaar. Geen van de betrokken partijen wil de deal bevestigen. Feit is dat milities op eigen houtje detentiecentra voor migranten opzetten. In veel van die centra worden de mensenrechten met voeten getreden. Maar ook in de door de overheid gerunde opvangplaatsen heersen mensonterende toestanden.
Na de publicatie van het fotorapport Human Suffering: Inside Libya’s Migrant Detention Centres schreef Joanne Liu, internationaal voorzitter van Artsen Zonder Grenzen (azg), begin september een open brief aan de Europese leiders waarin ze stelt dat Europa medeplichtig is aan de mishandelingen en martelingen die migranten in Libische detentiecentra ondergaan. Omdat Europese regeringen meewerken aan het tegenhouden en terugsturen van migranten voeden ze een ‘crimineel systeem van grove mishandeling’. Liu liet weten hevig geschrokken te zijn van de toestanden in Libische detentiecentra, nadat ze zelf was gaan kijken. azg en ook Amnesty International spreken over mishandeling, marteling en verkrachting van migranten, asielzoekers en vluchtelingen. Twee weken later reageerde eurocommissaris voor migratie Dimitris Avramopoulos op de brief van Liu met de mededeling dat Europa de inspanningen zal verdubbelen om migranten te helpen die in Libië vastzitten. Ook Commissie-voorzitter Jean-Claude Juncker zei dat hij verbijsterd was over de ‘onmenselijke detentiekampen in Libië’.
‘Ga naar binnen, spreek met de migranten en oordeel zelf.’ Chef Anes Alazabi gebaart naar de bewaker dat hij de getraliede deur voor ons moet openmaken. ‘We gaan er niet bij staan, zodat ze vrijuit kunnen praten.’
De ruim vijfhonderd migranten in Tariq Alseka zijn verdeeld over twee slaapzalen. ‘Er is plaats voor maximaal zeshonderd mensen’, zegt Alazabi. ‘Ooit hebben we zeventienhonderd man gehad. Niemand had plaats om zijn benen te strekken, laat staan te liggen. De mensen sliepen zittend, zelfs staand.’ Ook nu zijn de zalen stampvol. We zien een zee van matrassen vol slapende en rondhangende Afrikanen, Arabieren en Bengalen. Er is geen stukje vloer meer over. Het is meer dan veertig graden, de lucht is bedompt. Een groep Bengalen wenkt ons.
Het aantal migranten uit Bangladesh dat via Libië in Italië belandde, nam dit jaar opvallend toe. Volgens de iom haalde in de eerste drie maanden van 2016 welgeteld één Bengaal de oversteek naar Italië. In dezelfde periode van dit jaar arriveerden 2831 Bengalen in Lampedusa. Dat kwam door een uitgebreid smokkelnetwerk. Gelokt door nep-advertenties waarin banen werden aangeboden, vertrokken duizenden Bengalen via Turkije en Dubai naar Libië. Tot begin mei arriveerden ze met het vliegtuig, voorzien van een vals werkvisum in hun paspoort. Op de luchthaven van Tripoli werden ze opgewacht door een ‘werkgever’ en reisden ze per boot door naar Italië.
Voor de tocht en het visum naar Libië betaalden de Bengalen tussen zeven- en tienduizend dollar, voor de oversteek naar Italië moesten ze nog eens zevenhonderd dollar neerleggen. Toen de geruchten over de massale smokkeloperatie hardnekkiger werden, verbood de regering in Tripoli nog langer visa te verstrekken voor reizigers uit Bangladesh en vier andere landen. Desondanks ging de smokkel door.
Bij veel Bengalen liep het mis. Shahadat (28) betaalde vierduizend dollar aan een smokkelaar maar werd bij aankomst op de luchthaven in Tripoli opgesloten. ‘In Bangladesh verkocht ik mijn stukje land en mijn koeien om het visum en de trip naar Libië te bekostigen. Via Dubai vloog ik met een groepje landgenoten naar Tunis en dan naar Tripoli. Op de luchthaven nam een man in uniform onze paspoorten af en zei dat we hem moesten volgen. We werden naar een opvangkamp gebracht, gerund door smokkelaars, begrepen we. Daar vertelde een Bengaalse smokkelaar ons dat we zevenduizend dollar moesten betalen voor de oversteek naar Italië. Zo niet, dan bleven we gevangen. Ik had het geld en werd op een boot gezet. De eerste poging mislukte omdat het bloedheet was die dag, we hadden niet genoeg water en keerden noodgedwongen terug. Ook de tweede keer moesten we rechtsomkeert maken. Ditmaal hield een dikke mist ons tegen. Bij aankomst in Zuwara werden we door de politie opgewacht. Die bracht ons naar een detentiecentrum in Gharyan.’
Shahadat zwijgt en kijkt naar de andere Bengalen. ‘Daar was het een ware hel. We hadden al gehoord dat er mensen stierven door uitputting en ziekte. In de periode dat ik er zat, kwamen twee Afrikanen om. De medewerkers van het centrum lieten hen aan hun lot over, ze teerden weg op hun matras. Ziektes zoals schurft werden niet behandeld. Als gevolg daarvan verloren mensen hun vingers. Eten was er nauwelijks, de bewakers behandelden ons als beesten. Ze sloegen ons met stokken als ze ons bijeen wilden drijven. Degenen die geen Engels verstonden en op de zenuwen werkten van de bewakers kregen de meeste klappen. Als onze familie betaalde, konden we vrijkomen, zeiden de bewakers. Maar mijn familie heeft niets.’
Het detentiecentrum in Gharyan, negentig kilometer ten zuiden van Tripoli, wordt gerund door de overheid. De iom is er verschillende keren geweest om de omstandigheden te helpen verbeteren. Desondanks heeft geen migrant een goed woord over voor de afgelegen opvangplaats in de bergen. ‘De hel’, klinkt het telkens. We kunnen er niet naartoe; het risico van ontvoering door een of andere militie is groot. Shahadat werd na enkele weken overgebracht naar het detentiecentrum in Tripoli. Nu wacht hij op de dag dat hij terug kan naar Bangladesh. Europa zal hij waarschijnlijk nooit zien. Hij is alles kwijt: zijn geld, zijn paspoort, zijn land, zijn koeien en zijn waardigheid.
‘Ik ontken niet dat er centra zijn waar het verschrikkelijk is. Maar dat geldt niet voor elk centrum in Libië.’ Hosni Abu Ayana, woordvoerder van de detentiecentra in Tripoli, reageert boos op de beschuldigingen van azg. ‘In onze kampen gaan we respectvol met de mensen om en we doen ons best om voor ze te zorgen. We worden daarentegen al maanden niet betaald door de overheid. Van de iom kregen we twee weken voedselhulp, daarna stopte het. We hebben dan maar eten gekocht met ons eigen geld, anders zouden de mensen sterven van de honger. Dat hoor je nergens. azg is hier twee keer geweest. Ze beloofden een kliniek op te zetten, voor ambulances te zorgen. Maar we hebben ze niet meer gezien.’
Ook de Britse minister van Buitenlandse Zaken Boris Johnson, Martin Kobler, de voormalige VN-gezant voor Libië, en verschillende West-Europese ambassadeurs kwamen bij Ayana langs. ‘Allemaal beloofden ze hulp. Tot nu toe is er niets van gekomen. Alleen de iom en de unhcr steunen ons.’
Het beruchtste detentiecentrum werd eind juni door de overheid gesloten. Het kamp bevond zich pal naast de luchthaven van Tripoli; migranten werden rechtstreeks vanuit het vliegtuig opgepikt en vervolgens opgesloten. Ook hier: wie vrij wilde komen, moest betalen. Hennessy Nyier (18) ontvluchtte Zuid-Soedan en bleef negen maanden in Egypte. Hij betaalde drieduizend dollar om de grens met Libië over te steken. ‘Ik arriveerde in Tobroek begin mei, samen met andere vluchtelingen uit Soedan’, zegt hij. ‘We werden meteen gekidnapt en in een vrachtwagen gezet. De ontvoerders verkochten ons aan een smokkelaar. Die besloot ons verder te vervoeren met een vliegtuig. IS was aanwezig in het gebied en omdat we met een groep christenen waren, wilde hij het risico vermijden dat we vermoord zouden worden.’
De vluchtelingen hadden een paspoort met een vals visum bij zich. Op de luchthaven van Tripoli werden ze gearresteerd en naar het centrum gebracht. ‘Er bleken heel wat migranten te zitten, ze waren er stuk voor stuk slecht aan toe’, vertelt de Soedanese jongen. ‘De militie die ons vasthield, was keihard. Ze sloegen ons met kabels, schoten tussen onze benen om ons bang te maken. Sommigen werden seksueel misbruikt. Anderen verdwenen zomaar. Mensen werden gek van angst en wanhoop.’
Nyier werd bevrijd toen het centrum werd opgedoekt. De militie moest met geweld worden verdreven. ‘Nu zit ik hier vast. Ik wacht op de unhcr. Ze hebben me beloofd te helpen, al heb ik geen idee wanneer.’
De vrouwen in Tariq Alseka staan buiten voor hun vertrekken. Ze zijn met vijftien en komen uit Nigeria. Drie weken geleden bestormden mannen in uniform midden in de nacht het huis waar ze verbleven, klinkt het. Hun geld en telefoons werden afgenomen. Anes Alazabi hoort het van een afstandje aan en komt erbij staan. ‘Luister’, spreekt hij de vrouwen aan. ‘Jullie moeten eerlijk zijn. Er was een prostitutiezaak in dat huis. Daarom kwam de politie kijken. Jullie hebben geluk dat ze niemand gaan vervolgen. Anders zitten jullie hier straks drie jaar vast. Over een paar weken zetten we jullie op het vliegtuig. Houd dus maar een beetje je gemak in plaats van wilde verhalen op te hangen.’
De vrouwen zingen prompt een toontje lager. Ze zijn niet bang voor Alazabi maar ze luisteren wel en geven hem gelijk. ‘Er worden veel verhalen verzonnen of aangedikt’, zegt Alazabi. ‘Zo vertellen sommige mannen dat ze homo zijn in de hoop sneller asiel te krijgen in Europa. Maar heel veel verhalen kloppen wél. Vrouwen worden verkracht of betast, dat is een feit. Ik weet dat het gebeurt in Gharyan. Maar er zijn ook vrouwen op andere plaatsen die zich aanbieden aan de bewakers van detentiecentra omdat ze zo hopen vrij te komen, en dat mag ook worden gezegd. Het maakt het allemaal erg ingewikkeld.’
Nu de smokkel naar Italië in Sabratha grotendeels is gestopt, verplaatsen de migranten zich naar kustplaatsen ten oosten van Tripoli. Onder meer naar Garabulli en Al Khums. ’s Middags staan we voor de poort van het detentiecentrum in Al Khums, op drie kilometer van de antieke Romeinse stad Leptis Magna. Het is vandaag 21 september en de eerste dag van het islamitische nieuwjaar: welkom in 1439.
Kolonel Abdelsalam Milad, verantwoordelijk voor alle Libische detentiecentra, verontschuldigt zich dat hij geen uniform draagt op deze vrije dag. Het detentiecentrum van Al Khums ligt op een idyllische plek aan zee, tussen de palmbomen. Hij toont ons het goed onderhouden grasveld: ‘Daar kunnen de migranten voetballen.’ De laatste weken zijn er elf detentiecentra gesloten, vertelt hij. ‘De volgende is Gharyan. Daar verblijven een paar duizend mensen die we moeten verdelen over andere centra. Maar ze moeten daar weg, zo snel mogelijk.’
In de schaduw van de slaapzaal zitten tientallen migranten buiten op de grond. De zee ligt 150 meter voor ons. ‘Ze mogen zelfs zwemmen als ze willen.’ Het terrein ziet er vredig uit. Maar de migranten, Afrikanen en Jemenieten, zijn opvallend stil. Ze buigen het hoofd als de fotograaf in de buurt komt en willen nauwelijks spreken.
Kolonel Milad stelt onomwonden dat er een rechtstreekse deal is gemaakt tussen de Italiaanse geheime dienst en de Al Dabbashi-militie. ‘Ik weet het van de politie in Sabratha. Voor mij is het overduidelijk, al ontkent Al Amo, de oom (Ahmed al Abbashi, leider van de militie – jdr), alles.’
In Sabratha zijn op 19 september gevechten uitgebroken tussen de Dabbashi-clan en rivaliserende milities die kwaad zijn omdat Dabbashi de migratie tegenhoudt. Een familielid van de Dabbashi dat anoniem wil blijven, vertelt aan de telefoon dat de militie zeer zeker níet met de Italianen heeft onderhandeld. Ze hebben wel een overeenkomst met de regering in Tripoli.
Omdat ze migranten tegenhouden en in detentiecentra plaatsen, krijgen de Dabbashi geld en een semi-officiële status als veiligheidsdienst van de overheid in Sabratha.
Volgens de Libische regering is de opvallende daling van het aantal migranten te danken aan de kustwacht die eindelijk begint te functioneren. Onder meer door de training van Italië, vertelt kolonel Tariq Shanbor, hoofd van de gezamenlijke anti-immigratieoperatie van Italië en Libië en verantwoordelijk voor de veiligheid van de Libische kust. Afgelopen voorjaar beloofde de EU negentig miljoen euro voor opleidingen van de Libische kust- en grenswachten. ‘161 mensen van de kustwacht hebben tot nu toe een opleiding bij de Italianen gevolgd. In oktober volgen nieuwe cursussen in het opsporen en redden van migranten op zee. Helaas kampen we met een gebrek aan degelijke boten. Italië beloofde ons dit jaar enkele schepen en andere benodigdheden maar we hebben nog niets gezien.’
De daling van de migratiestroom naar Italië heeft volgens Shanbor ook te maken met een verscherpte controle van de nationale garde aan de zuidgrens van Libië. ‘In oktober worden nieuwe checkpoints geopend, over een lengte van 960 kilometer langs de grens. Een project dat mee gefinancierd wordt door de EU en Italië.’
‘Milities zijn een realiteit in Libië waar we niet omheen kunnen.’ Voor migratie-expert Mark Micallef op Malta is het duidelijk dat de afname van het aantal migranten in Italië niet alleen te maken heeft met het werk van de kustwacht. Er zijn sowieso milities bij betrokken, zegt hij aan de telefoon. ‘In Sabratha is de Dabbashi-familie betrokken bij zowel de smokkel als de bestrijding ervan. Ook handelen ze illegaal in brandstof, drugs en wapens. Er worden miljoenen mee verdiend en de milities worden almaar sterker.’ Micallef vindt het dan ook geen goed idee om de milities te betrekken bij het inperken van de migratie: ‘Je gaat daarmee dwars tegen de mensenrechten in. Ook is het slecht voor de toekomst van Libië, ze blijven gewoon hun gang gaan. De enige oplossing is om ze te ontmantelen, hun structuren volledig te ontwortelen. Dat kost tijd. Pas daarná kun je ze bij het landelijk veiligheidsapparaat betrekken.’