‘Ik heb Hetty vaak zien optreden in de schouwburg. Eigenlijk was het een gelukkige tijd, als een ontsnapping aan de ellende’, zegt Salvador Bloemgarten (1925). De toneelrepetities waar zijn zus Hetty (1922-1998) als jong talent aan deelnam, vonden in het voorjaar van 1942 plaats in de Hollandsche Schouwburg. In haar memoires schrijft ze daarover. Het laat zien hoe het mogelijk was om binnen de grenzen die de Duitse bezetter stelde als normaal mens te blijven functioneren. In 1985 had Salvador die passage eruitgelicht om aan te bieden aan het Niod. Daar raakte de tekst zoek. Vier weken geleden ontdekte hij in de literaire nalatenschap van Hetty dat er toch een kopie bestond. Het egodocument is de weerslag van de stilte voor de storm waarin het lot van de joden werd bezegeld.

Het gezin Bloemgarten had het voor de oorlog redelijk goed. Hun wortels liggen in Beieren, van daaruit trok hun betovergrootvader naar Gulpen waar hij een slagerij begon. Deze joodse familie heeft zich in de decennia daarna altijd volledig opgenomen gevoeld in het katholieke Limburg. ‘Mijn grootvader heeft nog mede de Zangvereniging Mastreechter Staar opgericht. Al zijn vier zoons met hun fraaie stemmen zongen in dit mannenkoor. Ook mijn vader, die handelde in juten zakken.’

Later verhuisde het gezin naar Brussel. In 1933 vertrokken zij vanwege de crisis naar Amsterdam. Moeder Bernardine raakte daar verliefd op een romanschrijver, wat leidde tot een scheiding. Terwijl vader Victor in Brussel zijn oude stiel van handelaar in juten zakken weer opvatte, verkeerde het gezin in Amsterdam in een links artistiek milieu. Broer Rudi begon in 1938 zijn studie medicijnen, Salvador bezocht het Vossius Gymnasium en Hetty zat op de hbs. ‘Op school kon ze haar liefde voor schrijven en toneelspelen botvieren. Ze schreef sprookjes en toneelstukken waarbij ze niet vergat zichzelf de hoofdrol te geven. En ze gaf een blad uit dat ze verkocht voor een cent. Hetty zat vol initiatief, was vrolijk en ondeugend.’

Na mei 1940 leek het leven aanvankelijk tamelijk gewoon door te gaan, hoewel de bewegingsruimte door de antisemitische wetgeving afnam en het gezin het arm had. ‘Hetty wilde toen journaliste worden. Ze werkte een tijdje als secretaresse bij De Groene Amsterdammer en kreeg later een baantje als boekhoudster bij antiquariaat Erasmus waar veel gevluchte kunstenaars en schrijvers over de vloer kwamen. Eind 1940 werd ze op de valreep toegelaten tot de Amsterdamse Toneelschool.’

In de loop van 1941 ontstond er een steeds grimmiger sfeer. ‘Via de illegale pers lazen we dat joden in Mauthausen werden doodgemarteld, ook de Joodse Raad gaf berichten door. Vanaf juli 1942, ruim een maand nadat Hetty optrad in de schouwburg, begonnen de systematische deportaties. Als je niet kwam opdagen voor de oproep zou je naar Mauthausen gestuurd worden. Een vriend zei dat we moesten onderduiken en bovendien waarschuwde een Nederlander die bij de Gestapo werkte ons dat we op de lijst stonden.’

Hetty vertrok naar Eindhoven waar ze bij familie Op ’t Einde ging werken als dienstmeisje. ‘In augustus werd er aan de deur gebeld door twee mannen van de Gestapo. Hetty deed open en ze vroegen naar de heer des huizes. Ze redde zich eruit en zei al flirtend “Finden Sie nicht das ich gut Deutsch spreche” terwijl twee andere onderduikers boven zaten.’

In een zelfgeschreven monoloog over het einde van haar moeder nam Hetty zelf de rol op zich

Rudi (1920) zat inmiddels tot zijn oren in het verzet bij de groep die het bevolkingsregister in Amsterdam overviel. Salvador verbleef met zijn jongste broer Eddie in een onderduikkamp in de bossen bij Vierhouten. ‘Op een gegeven moment is ons kamp ontdekt. We wisten samen te ontvluchten, dwars door de bossen. Het was een knisperend koude nacht, de volle maan scheen – ik herinner me het immense gevoel van de stille natuur om ons heen. We zijn de oorlog doorgekomen van het ene naar het andere onderduikadres.’

Hetty moest Eindhoven verlaten omdat de familie Op ’t Einde zelf gevaar liep. Ze werd de Belgische grens over gesmokkeld en in Brussel vond ze haar vader. Na zijn arrestatie ging ze werken in een Franstalige boekwinkel. ‘Bij een inval wist ze te ontkomen door op het dak te klimmen. Maar in België verliep alles rommeliger vergeleken met het ambtelijk strikt geregelde Nederland. Hetty heeft zich na de bevrijding in Brussel, augustus 1944, heel verlaten gevoeld. Ze wist niks over ons lot.’

Rudi is, nadat zijn groep was opgepakt, in 1943 in de duinen gefusilleerd. Hun vader werd samen met zijn moeder en zuster op 28 april 1943 gedeporteerd. Hij is vermoord in Auschwitz. Ook hun moeder werd opgepakt toen ze op bezoek was bij de verloofde van Rudi, Hannie Levi. Beiden kwamen terecht in Westerbork. Hannie ontsnapte in een aardappelzak en is later psychiater geworden. ‘Mijn moeder ging op transport. Ze heeft twee brieven uit de trein kunnen smokkelen. Ze schrijft over de prachtige natuur in Polen.’ Zij overleefde de oorlog niet.

Na de oorlog kwam Hetty terecht in een kunstenaarsmilieu in Parijs. Haar prille toneelcarrière pakte ze weer op. In 1955 trouwde ze in Montmartre met Pierre Del Mas. ‘Een lieve man die zielsveel van haar hield. Hij had fotograaf willen worden maar kreeg tbc en is uiteindelijk directeur van Maison des Jeunes in de Provence geworden. Hetty wilde dolgraag weer spelen. Maar hoewel ze een baan aangeboden kreeg bij het Amsterdamse Volkstoneel kon ze in Nederland niet meer aarden. De confrontatie met het land van haar gelukkige jeugd maakte haar overstuur.’

Het is haar niet altijd even goed vergaan. Ze leed aan sombere buien met als hoofdthema de oorlog. In een zelfgeschreven monoloog over het einde van haar moeder nam ze zelf de rol op zich. ‘Dat was een zelfkwelling. Maar als ze in goeden doen was, zag je haar ware karakter: innemend, liefhebbend en opgewekt. Ze bleef idealist en verloor nooit haar geloof in een betere wereld.’

In 1998 overleed Hetty in Toulouse. Haar memoires zijn tijdens haar leven nooit gepubliceerd. Ze bleef de tekst maar corrigeren en kon er geen afstand van doen.


Beeld: Prive-Bezit