
Harma en Arie Kempinga uit Winschoten hebben nog geen idee op welke partij ze op 17 maart gaan stemmen. Bij de Provinciale-Statenverkiezingen in 2019 koos Arie voor de pvv en Harma voor Forum voor Democratie. Arie’s gedachten gaan nog steeds uit naar de pvv, maar misschien gaat hij ook wel blanco stemmen door een groot kruis op een verkiezingsbiljet te zetten. Harma weet één ding zeker: nóóit weer Forum voor Democratie. Maar wat dan wel? Dat is een lastig verhaal.
Ze waren destijds boos, de uitkomst van jaren frustratie. Net als de slachtoffers van de toeslagenaffaire waren ze in een kafkaëske strijd verwikkeld met de Belastingdienst. In hun geval werden ze ervan verdacht dat ze sinds 2006 onterecht zorg- en huurtoeslag hadden ontvangen. Ze probeerden de Belastingdienst ervan te overtuigen dat het niet klopte. Zoveel verdienden ze niet: Harma had wat piepkleine baantjes en Arie was taxichauffeur. Ze hadden recht op die toeslagen.
Na veel bellen en mailen kreeg Harma iemand bij de Belastingdienst aan de lijn. Wat bleek? Achter Harma’s naam stond niet een jaarinkomen van drieduizend euro, maar van dertigduizend, één nul te veel. De medewerkster gaf toe dat het een fout was, maar zei ook dat ze de toeslagen toch moesten terugbetalen. Intussen was het bedrag, met boetes en deurwaarderskosten, opgelopen tot zo’n twintigduizend euro.
Ze troffen een betalingsregeling, waardoor ze 578 euro per maand overhielden. Omdat ze daarvan nauwelijks nog hun vaste lasten konden betalen, bouwden ze nieuwe schulden op van zo’n dertigduizend euro. Ze kwamen terecht in de schuldsanering. Ruim tien jaar, tot 2019, leefden ze van tachtig euro per week, wat met een gezin met drie kinderen bijna niet te doen was. Zaken als vakantie en de kapper waren er niet meer bij. De auto ging de deur uit. De kinderen liepen in gekregen kleren. Hun eten kwam voor een deel van de Voedselbank.
‘We zaten vast in een web en als je daar eenmaal in zit, kom je er nooit meer uit’, zegt Arie (52), die van zijn taxidienst terugkomt in hun Winschoter rijtjeshuis. Harma (42) is postbezorger en loopt in haar blauwe trui met oranje Post.nl-logo. Ze heeft aardbeienthee gezet – dat kan nu weer omdat ze sinds oktober vorig jaar officieel schuldenvrij zijn verklaard. Tot die tijd kochten ze alleen de allergoedkoopste thee en die smaakte naar niks speciaals.
Dat Arie in 2019 pvv stemde, net als twee jaar eerder, was een kwestie van ‘gremietigheid’, zegt hij op z’n Gronings, van boosheid. Nooit van zijn leven had hij zich voor politiek geïnteresseerd en hij stemde niet of blanco. Maar nu zocht de woede een uitweg en dat werd de pvv, noem het een proteststem. Ook Harma overwoog meermalen een stem op de pvv. ‘De Belastingdienst is het meest corrupte bedrijf van Nederland en ons vertrouwen in de overheid was in één klap weg’, zegt ze fel. In hun beleving kwam Geert Wilders op voor ‘het volk’, voor mensen zoals zij met hun soort problemen.
Harma zette uiteindelijk nooit door met de pvv, omdat ze Wilders toch wel een ‘eng mannetje’ vond. ‘Sommige van zijn uitspraken, over meer of minder Marokkanen bijvoorbeeld, kunnen écht niet.’ In 2019 koos ze voor Forum voor Democratie, omdat die partij volgens haar ‘een beetje richting de pvv’ ging, maar ‘veiliger’ was – ze weet niet meer waarop ze dat baseerde. Na de verkiezingen drong tot haar door dat ook voorman Thierry Baudet ‘anti-buitenlander’ was en bovendien loog. Ze dacht: wat heb ik gedaan?
Voor de komende verkiezingen gaat ze maar de Kieswijzer invullen. Het wordt lastig om een keuze te maken, want ze is nog steeds boos op de politiek. ‘Die laat je gewoon stikken’, zegt Harma.
De Kempinga’s zijn in Oost-Groningen bepaald niet de enigen die bij vorige verkiezingen hun hoop hadden gevestigd op pvv of Forum voor Democratie. Radicaal-rechts is populair in deze uithoek van Nederland. Bij de vorige Tweede-Kamerverkiezingen in 2017 werd de pvv in nogal wat gemeenten hier de grootste of op één na grootste partij. In 2019 nam Forum voor Democratie die positie over, soms ten koste van de pvv, soms dat niet eens. De pvv zit al in de gemeenteraad van Pekela en kondigde onlangs aan in 2022 ook te mikken op de gemeente Oldambt, waartoe Winschoten behoort. De partij ruikt dat hier iets te veroveren valt.
Die ontwikkeling is des te opvallender omdat het uiterste oosten van de provincie Groningen in de vorige eeuw bekend stond als een communistisch bolwerk. De enige communistische burgemeester die Nederland ooit heeft gehad, zetelde tussen 1982 en 1990 in de toenmalige gemeente Beerta. Nadat de Communistische Partij van Nederland (cpn) in 1989 was opgegaan in GroenLinks waren prominente Oost-Groningse communisten de drijvende kracht achter een nieuwe cpn, de ncpn, en die floreerde in dit gebied nog een flink aantal jaren. Zelfs nu nog heeft een afsplitsing van de ncpn, de vcp, in Oldambt drie zetels.
Spreek met Oost-Groningers over het waarom van deze omslag en ze zijn eensgezind in hun analyse: veel inwoners in deze contreien hebben hetzelfde gevoel als de Kempinga’s. Er zijn krachten aan het werk die grote invloed hebben op hun levens, maar amper te bevechten vallen, dat is het gevoel. En: ‘de politiek’ laat hen barsten. Het maakt boos en kan zomaar leiden tot een stem op Forum of pvv. Mochten die partijen op 17 maart in Oost-Groningen opnieuw een eclatante overwinning boeken, dan is hier voor iedereen duidelijk dat de reguliere politieke partijen het aan zichzelf te danken hebben.
Het gevoel kent een lange geschiedenis, daarover kan oud-zorgmedewerker Corrie Blaauw (70) alles vertellen. Ze is geboren in Beerta en woont er nog in dezelfde roodstenen rijtjeswoning die ze met haar ouders in 1960 betrok. Haar vader had een zwaar leven. Hij was boerenarbeider en werkte in de zomer van zonsopgang tot zonsondergang om het graan van de akkers te krijgen. In het voorjaar hielp hij bij de koolzaadoogst, in de herfst bij het bieten rooien en ’s winters kluste hij in en rond de boerderij.
Net als de meeste anderen in de streek had hij geen contract. Hij verdiende geen cent als hij ziek was en wist dat hij elk moment voor tien anderen kon worden ingeruild. Het tekende de verhoudingen. ‘De koeien hadden honderd keer meer waarde dan de arbeiders’, zegt Blaauw. In 1999 beschreef Frank Westerman het uitgebreid in zijn bestseller De graanrepubliek, en het zegt genoeg dat diezelfde verhalen nog steeds worden verteld – en dan vooral in Oldambt, de gemeente waartoe ook Beerta behoort (spreek uit: Ol-dámbt). Tussen arm en rijk zat hier geen wereld, maar een universum.
Oldambtster akkerbouwers waren exorbitant rijk. In de tweede helft van de negentiende eeuw explodeerden hun graanopbrengsten en haalden ze architecten voor hun woonhuizen uit Frankrijk en Italië. Ze staken elkaar aan: had de ene boer marmer in huis en ornamenten aan de gevel, dan de andere ook. Op arbeiders keken ze door de bank genomen neer. In sommige boerderijen werd de gang naar buiten zó aangelegd dat ze zeker wisten dat ze die mensensoort nooit zouden tegenkomen.
De Oldambtster arbeiders waren extreem arm. De vader van Corrie Blaauw had nog geluk, omdat hij ’s winters bij de boer mocht blijven. Veel dagloners zaten van september tot maart noodgedwongen voor een appel en een ei bij de werkverschaffing, die hen twaalf uur per dag liet turfsteken, kanaalgraven of stenen bikken in de Groninger Veenkoloniën, al net zo’n armoedig gebied. Ze hadden geen keuze, anders hadden ze geen eten voor hun gezinnen.
Volgzaamheid was het gevolg, Blaauw merkte dat aan haar vader. Toen haar broer eens een hele week bij de boer had gewerkt in ruil voor een ganzenei durfde haar vader er niets van te zeggen. Haar moeder was een goedgebekte Randstedeling, die de vernederingen niet pikte. Haar vaders enige verzet was een stem op de cpn – en hij was in zijn omgeving met velen. Eind negentiende eeuw roken communistische voormannen dat Oost-Groningen een perfecte voedingsbodem was voor hun nieuwe ideologie. Ze beloofden de arme arbeiders een beter leven en dat leverde de eerste golf proteststemmen op.

Nog steeds zijn de tegenstellingen tussen arm en rijk niet verdwenen. Rijd rond in de grensstreek en in het kale winterlandschap doemen onvoorstelbaar grote boerderijen op uit de toptijd van de graanrepubliek. In één boerderij passen naar schatting vijf Drentse en twee Friese boerderijen. De woonhuizen aan de voorkant hebben marmeren opgangen, balkonnetjes en torentjes. Sommige panden doen nog steeds dienst als boerenbedrijf, andere fungeren als antiekzaak of caravanopslag. Een enkele boerderij staat te verpauperen.
In dorpen als Beerta, Drieborg en Finsterwolde valt de schaduwkant van de rijkdom te zien. Hier woonden de arbeiders dicht op elkaar in hun huisjes, die intussen zijn gemoderniseerd, maar het verschil met de boerderijen is nog altijd groot. Hoeveel van dit soort huisjes zouden in een gemiddelde boerderij passen? Dertig? Ook over wat grotere plaatsen als Winschoten en Pekela hangt een zweem van armoede. Ga naar een willekeurige supermarkt en zie wat er in de winkelkarren ligt: dozen met diepvrieshamburgers en -frikandellen, goedkoop bier en shag. Kijk naar de kleding van de mensen en het is duidelijk dat Wibra en Zeeman goede zaken doen.
Dat is Oost-Groningen anno 2021, al wil Corrie Blaauw gezegd hebben dat er ook veel goed gaat. Ze is secretaris van Dorpsbelangen Beerta en ziet dat in de wijde omgeving steeds meer mensen naar stranden en natuurgebieden trekken, naar havens en camperplaatsen, speeltuinen en dorpsfeesten. Voor alle duidelijkheid: Oost-Groningen is prachtig. Niets zo mooi als akkers met wuivend koolzaad of een middeleeuws kerkje op een wierde.
Dat neemt niet weg dat de gevolgen van de geschiedenis nooit zijn verdwenen. De pas gepubliceerde Kansenatlas laat zien dat Oost-Groningers van bijna alle Nederlanders de minste kansen in het leven hebben. Inkomen, opleidingsniveau en werkgelegenheid zijn hier gemiddeld minder dan in zo’n beetje de hele rest van het land.
Aan Engel Modderman (69), bijna veertig jaar communistisch raadslid in diverse Oost-Groningse gemeenten, heeft het niet gelegen, vindt hij zelf. Op zijn achttiende raakte hij in de ban van het communisme, vastbesloten de armoede te bestrijden die ook hij thuis meemaakte. Nu zit hij in de raad van Oldambt namens de vcp (voluit: Verenigde Communistische Partij) en geeft hij drie dagen in de week praktische hulp op het partijkantoor in hartje Winschoten. Wie problemen heeft op het werk of omkomt in de schulden, wie een tweedehands wasmachine of fiets nodig heeft, kan zich hier vervoegen.
Op de ramen van het pand staat de welbekende communistische rode ster, hoewel het maar net is hoe je dat bekijkt, zegt Modderman kalmpjes: ‘Het is ook het logo van Heineken.’ Binnen is er geen twijfel meer mogelijk: er hangen portretten van Marx, Engels en Lenin, en nog veel meer van Fidel Castro en Ernesto Guevara, beter bekend als Che. Niks mis met deze mannen, vindt Modderman. Vooral over Guevara is hij lyrisch: ‘Als je die man hoorde praten over strijd tegen het kapitalisme en de bevrijding van de onderdrukte volken…’ Modderman noemde zijn zoon Ernesto Che.
Zeker, de communisten in Nederland hebben fouten gemaakt, geeft hij toe. Ze hadden afstand moeten nemen van dictators als Stalin en Mao. Maar zo is het niet gegaan. ‘Het was een andere tijd en we leven nu. Het gaat mij om de leer van Marx, vertaald naar nu. Een dictatuur van het proletariaat is niet realistisch. Ik ben praktisch bezig.’
Dat gaandeweg steeds minder Oost-Groningers zijn ideologie deelden, had volgens hem niets te maken met het falen van de communistische leer. De cpn ging in 1989 op in GroenLinks en toen viel er domweg even niet meer communistisch te stemmen. In 1991 stortte de Sovjet-Unie in, waardoor het communisme wereldwijd impopulair werd. Toen in 1992 de ncpn ontstond, was er volgens Modderman weer een ander probleem: de oude gestaalde kaders bleven te lang aan de macht, waardoor verjonging geen kans maakte.
Zo zakten de communisten zelfs weg in Oost-Groningen, ook omdat eind vorige eeuw de voedingsbodem voor een deel was verdwenen, benadrukt Corrie Blaauw. Oost-Groningen is armer dan de rest van Nederland, maar de echte, stinkende armoede behoort tot het verleden. Ook het openlijk neerkijken op laaggeschoolde arbeid raakte uit de mode. De boeren moesten zelf overleven, ze kregen concurrentie van goedkopere graanboeren uit Oost-Europa. Het maakte de verschillen tussen arm en rijk in de Groningse grensstreek kleiner, het versoepelde het samenleven.
En toch worden er nu opnieuw massaal proteststemmen uitgebracht, maar dan in een tegenovergestelde politieke richting. Volgens Modderman is er nóg een verschil, want een stem op het communisme was niet alleen een verzetsdaad, die kwam bij velen ook voort uit een diepe overtuiging. Als hij aan pvv- of Forum-stemmers vraagt of ze het politieke programma van die partijen hebben gelezen, krijgt hij meestal als antwoord: ‘Nee, niet gedaan. Maar dat zooitje in Den Haag moet ik niet.’
Het is precies wat de Kempinga’s vinden sinds ze bijna onder hun schulden bezweken. ‘Het interesseert niemand iets wat hier gebeurt. Ze denken in Den Haag dat we domme boeren zijn’, zegt Harma. Toen haar man Arie nog ongeïnteresseerd was in de politiek kreeg hij eens als reactie: ‘O, je stemt niet? Dan mag je niet meepraten over wat er gebeurt.’ Hij had geantwoord: ‘Maar als ik wél stem, mag ik ook niet meepraten, toch?’
Het hele noorden doet er in de rest van Nederland niet toe, hebben de Kempinga’s het idee. ‘Moet je maar eens opletten’, zegt Arie. ‘Op de televisie noemt een weerman de temperaturen in heel Nederland op, behalve die in het noorden.’ Quizzen, ook zoiets: ‘Er zit bijna nooit een noorderling in.’ Daarom werken ze mee aan dit verhaal. De meeste Oost-Groningers kijken wel uit om met hun pvv- of Forum-voorkeur in de publiciteit te komen. ‘Maar wij doen dit om Nederland wakker te schudden’, zegt Harma.
Overal in Friesland, Drenthe en Groningen is het geluid van de Kempinga’s te horen. Op het platteland zijn de problemen grosso modo dezelfde: dalende werkgelegenheid, verdwijnende voorzieningen, leegloop. Geen Haagse politicus die er iets aan doet, geen Randstedeling die het boeit, is het overheersende gevoel. Maar het sterkst leeft het in Groningen en de oorzaak is helder: de hemeltergende manier waarop de aardbevingsschade wordt afgehandeld.
Wat voor de Kempinga’s de Belastingdienst was, is voor veel andere Groningers de gaswinning. De gevolgen zijn het grootst voor de inwoners in het noorden van de provincie, maar ook in Oost-Groningen is er schade en probeer die maar eens vergoed te krijgen.
Eén bezoekje aan Carlo en Sieneke Goddijn in Hoogezand en de ernst van de situatie wordt je in het gezicht geslingerd. Sinds 1970 drijven ze een huid- en haarverzorgingsbedrijf in wat ooit een bloeiende winkelstraat was. Sieneke is schoonheidsspecialist, Carlo kapper, ze werken beneden en wonen boven.
Dit is het schrijnende: zij is 75, hij 77 en ze moeten doorwerken omdat ze hun pand niet kunnen verkopen, waarvan de opbrengst hun pensioen had moeten zijn. Het huis heeft zeven jaar onder de scheuren gezeten en is net gerepareerd, maar intussen zijn er al weer nieuwe mankementen. Carlo laat ze buiten zien: gebarsten stucwerk, dikke naden in de tegels. Liefst gooien ze de hele boel plat en zetten er nieuwbouw op, maar dat mag weer niet van de gemeente. De Goddijns zitten aan alle kanten vast.
Door corona is de zaak dicht, en we zitten in de uitgestorven ruimte met Carlo’s wasbakken en droogkappen om ons heen. Wat volgt is een duizelingwekkend verhaal over inspecties, contra-expertises en arbiters die de schade komen opnemen en overduidelijk maar één doel hebben: de schadevergoeding zoveel mogelijk drukken. De nam, die het gas uit de grond haalt, bemoeide zich er actief mee. De eerste de beste nam-man die bij hen binnenkwam, wist binnen een seconde te melden dat de scheuren niets te maken hadden met aardbevingen.
Terwijl: ze vóelen de aardbevingen. Dan trilt het huis en klinkt het alsof er een vrachtwagen door de straat rijdt. Soms horen ze van niet-Groningers: ‘Die aardbevingen zijn toch voorbij?’ Nee, ze zijn misschien minder heftig, maar ze zijn er nog steeds. In 2019 kregen de Goddijns dertigduizend euro schadevergoeding, tienduizend minder dan ze nodig hadden om de schade te herstellen, maar afijn. Alles ziet er weer redelijk netjes uit en toch moet de verkoop van hun huis wachten omdat ze nu verwikkeld zijn in het volgende hersteltraject.
Wie schetst hun verbazing nu in deze coronacrisis de miljarden euro’s vanuit Den Haag soepeltjes richting bedrijven als Booking.com en klm stromen? ‘Belachelijk’, zegt Carlo. ‘Er is opeens zoveel geld’, zegt Sieneke met haar armen wijd. Toen hun zaak nog open was, merkten ze dat hun klanten met hetzelfde ongeloof zaten. De Goddijns stemmen niet op pvv of Forum, maar kunnen wel verklaren waarom andere Groningers dat doen. ‘Mensen willen een signaal afgeven’, zegt Carlo. ‘Maar het helpt niets, die populistische jongens doen er niets aan. De hele Tweede Kamer denkt dat het schadeherstel al geregeld is.’

De aardbevingsellende mag in Oost-Groningen nog niet eens het ergst zijn, het onmachtige gevoel kennen ze hier het best. Het is van generatie op generatie doorgegeven, het idee dat ze paardenbloempluisjes zijn in de wind. En met elke vergelijkbare ervaring worden ze opnieuw in dat gevoel bevestigd, met een eventuele proteststem als gevolg. Het kan gebeuren als ze een volgende scheur in hun huizen ontdekken of als premier Rutte zegt dat hij in de provincie een kerncentrale overweegt. Een andere bron van ergernis: duurzame energie, als die te dicht op hun huizen wordt gewonnen.
Her en der komen Groningse boeren op het idee land beschikbaar te stellen voor windmolens. Wie hebben daar profijt van? De boeren, die hiervoor enorme subsidies opstrijken. Het wakkert in heel Oost-Groningen de oude tegenstellingen aan. ‘De strijd tegen de windmolens is een strijd tegen de boeren’, zegt Corrie Blaauw. De relaties waren in de afgelopen decennia verbeterd en toch hoort ze mensen nog vaak zeggen: ‘Zie je wel? Een boer is en blijft een boer.’ Blaauw: ‘Niet te vertrouwen, dat bedoelen ze.’
Iedereen in Oost-Groningen weet hoe het is afgelopen met het dorpje Meeden, want het drama is vanaf snelweg A7 te zien. Sinds vorig jaar staan er 35 windmolens zo’n beetje boven op het dorp. Van tevoren kregen de bewoners inspraak, maar die haalde niets uit. Toen werden de protesten feller en dat zette de relaties in Meeden onder druk. Intussen is het windmolenpark in vol bedrijf en wat blijkt: omwonenden hebben last van laagfrequent geluid, bij zonnig weer komt er een slagschaduw over hun tuinen en als het donker is moeten ze leven met rood licht dat aan de apparaten bevestigd is.
In een andere Oost-Groningse plaats waar de gemoederen hoog zijn opgelopen, is de uitkomst vooralsnog anders. In Finsterwolde, ook een dorpje met een roemrucht communistisch verleden, wil boer Harm Evert Waalkens vijftien hectare grond verkopen zodat er zonnepanelen op komen. Waalkens was van 1998 tot 2010 namens de pvda landbouwwoordvoerder in de Tweede Kamer. Hij is een telg uit een oud Oldambtster boerengeslacht en op zijn 72ste runt hij in Finsterwolde nog een biologisch melkveebedrijf met tweehonderd koeien en 120 hectare grasland. Het land dat hij wil verkopen, grenst direct aan het dorp.
De gemeenteraad keurde het zonnepark twee keer af en de zaak ligt nu bij de rechter op initiatief van Naga Solar, het bedrijf dat Waalkens’ grond zou kopen. Wat ging hier anders dan in Meeden? De bemoeienis van een derde partij in de Oost-Groningse verhoudingen: mensen van buiten die hier in riante huizen kunnen wonen voor de prijs van een flat in Purmerend. Het gaat om Richard Goet (76), een oud-tandarts uit Amsterdam. Negen jaar woont hij met zijn vrouw in Finsterwolde, met andere nieuwkomers zit hij in het bestuur van Dorpsbelangen. Samen hebben ze alles gedaan om het zonnepark te voorkomen. ‘De wijde leegte van dit gebied zou totaal naar de knoppen gaan’, zegt hij.
Volgens hem heeft Waalkens het dorp overvallen met een kant-en-klaar plan, dat hij met het college van b. en w. had ‘voorgekookt’. Goet vond het een groot onrecht dat het zonnepark – ter grootte van dertig voetbalvelden – uitgerekend zou grenzen aan de Siemonsstraat, een volksstraat in Finsterwolde. Hij wilde opkomen voor de bewoners daar, omdat hij als buitenstaander ‘minder kwetsbaar’ is. Volgens hem is de aloude kloof tussen de elite en de onderlaag in het dorp springlevend. ‘De boeren zijn hier zo ontzettend machtig en voor de meeste gaat het echt alleen maar om geld.’ Hij wijst naar buiten: ‘Het meest trieste voorbeeld woont hier tegenover.’
Het toeval wil dat Goet en Waalkens in Finsterwolde in dezelfde straat met huizen op stand wonen, ze kunnen praktisch bij elkaar naar binnen kijken. Vroeger barbecueden ze samen en liepen ze rondjes, maar dat is afgelopen. ‘Een heleboel mensen ontlopen elkaar hier’, zegt Goet. Aan de overkant bevestigt Waalkens die indruk: ‘Het halve dorp is verdeeld.’
Waalkens toont zich strijdlustig. ‘Als mijn dorp door mensen van buiten naar de kloten wordt geholpen, dan rust ik niet’, zegt hij in zijn huis met overal moderne kunst aan de muren. Hij hoopt dat Naga Solar bij de rechter succesvol is, zodat het zonnepark er alsnog komt. Natuurlijk verdient hij dan aan de verkoop van zijn land, in Finsterwolde brengt een hectare veertig- à zestigduizend euro op. Ook het dorp krijgt iets, want Naga Solar stort vijftigduizend euro in de dorpskas.
Graag had hij het hele dorp vanaf het begin inspraak gegeven in de plannen, maar de verantwoordelijk wethouder wilde dat naar zijn zeggen niet. ‘Die was doodsbenauwd.’ Maar ook als het zonnepark er alsnog mocht komen, benadeelt hij in zijn visie niemand. ‘Het is een ingreep in het landschap, dat is zeker, maar hoe erg is dat? Er staan bomen aan de rand van de Siemonsstraat en als die in het blad zitten, is er vanuit het dorp geen zonnepaneel te zien.’
En wat vinden de mensen om wie het gaat? De Siemonsstraat ligt er verlaten bij op deze grijze dag in februari. Een enkele voorbijganger zegt dat de kwestie hem worst zal zijn. Een ander wil niet reageren. Er staat inderdaad een rij bomen tussen de straat en het land van Waalkens, maar aangezien het winter is, kijk je er nu dwars doorheen.
Over één ding zijn Goet en Waalkens het eens: aan een Oost-Groningse stem op pvv of Forum ligt grote frustratie ten grondslag. De vraag is waar die vandaan komt. Volgens Waalkens wordt die opgestookt door de ‘opstandelingen’, de ‘relschoppers’, de ‘querulanten’, zoals hij zijn tegenstanders noemt. Volgens Goet is de onvrede het gevolg van de kloof tussen arm en rijk, en het onvermogen van de lokale politiek om die te dichten. ‘Ze communiceren hier niet’, zegt hij.
Een veel gehoorde klacht in Oost-Groningen: het lokale bestuur is zwak. Het is te verdeeld, zo kan het nooit een vuist maken tegen ‘Den Haag’. Terug naar het partijkantoor van de vcp in Winschoten, waar Engel Modderman vertelt hoe de communisten een poos geleden aan de fracties van vijf Oost-Groningse gemeenteraden voorstelden om samen te werken. Drie fracties vonden het een goed plan, de rest antwoordde niet of zei: ‘Laten we even afwachten.’
Aan tafel zit intussen ook vcp-raadslid Jan Kenter, die met de vuist op tafel slaat. ‘Afwachten doen we al jaren!’ roept hij uit. ‘Ik kan me niet herinneren dat we in Oost-Groningen ooit één gezamenlijk besluit hebben genomen. In Den Haag schuddebuiken ze van het lachen: heb je weer zo’n gemeente uit Oost-Groningen. Er is geen eenheid.’ Op deze manier, vinden ze bij de vcp, staat de deur hier nog verder open voor populistisch rechts.
En wat het helemáál goed doet in Oost-Groningen is het anti-islam- en anti-immigratiegeluid van pvv en Forum, bijna alle bronnen zeggen het. ‘Een deel van de bevolking is erop tegen dat hier gekleurde mensen komen, er wordt lacherig en neerbuigend over ze gedaan’, zegt Corrie Blaauw. Het aparte van de zaak is dat er relatief weinig ‘gekleurde mensen’ in deze contreien wonen, helemaal in de dorpen. In het zuidelijker gelegen Ter Apel veroorzaken asielzoekers geregeld overlast, maar dat speelt hier niet. Beerta telt hooguit tien vluchtelinggezinnen en ze komen er in het dorp niet tussen. In Finsterwolde valt Richard Goet en zijn vrouw hetzelfde op. Zelfs dorpsbewoners ‘met een heel klein kleurtje’ hebben het al moeilijk.
‘Heel veel mensen zijn hier tegen buitenlanders’, roept in Winschoten de achttienjarige dochter van Harma en Arie Kempinga tijdens het drinken van de aardbeienthee. Haar vader ziet dat anders: ‘Je mag ook niks meer zeggen. Vroeger had je het over een “zwarte” en daar bedoelde je niks mee. En dat Wilders vroeg of er minder Marokkanen moesten komen in Nederland, dat was toch gewoon een vraag?’
Zijn dochter vindt het discriminatie. Tegen haar moeder: ‘Jij bent toch ook gediscrimineerd?’ Zeker, zegt Harma. ‘Als je wat dikker bent zoals ik krijg je daar opmerkingen over.’ Ook in Finsterwolde, waar Harma een deel van haar jeugd doorbracht, heeft ze haar portie gehad. ‘Heel moeilijke mensen daar. Je hoort erbij of niet. Ik hoorde er niet bij. Ik werd als kind veel gepest omdat ik dikker was en ouderwetse kleren droeg.’
H et is angst voor het onbekende, het afwijkende, zegt Corrie Blaauw. ‘Veel mensen in Oost-Groningen hebben een laag zelfbeeld, ze zijn laagopgeleid of hebben een uitkering. Vaak weigeren ze weg te trekken uit deze regio, dat vinden ze eng. Ze hebben drempelvrees, want een beetje abn spreken is al moeilijk.’ Niet dat ze deze analyse zelf maken. ‘Daarvoor zouden ze in hun ziel moeten kijken en dat doen de meeste Groningers niet.’
Wie dat wel heeft gedaan en daar prachtig over heeft geschreven is Herman Sandman, columnist van Dagblad van het Noorden en opgegroeid in Stadskanaal. In een column uit 2012 beschrijft hij zijn vader die altijd negatief tegen hem doet. ‘De sfeer is: het was niks, het is niks, het wordt niks en verbeeld je maar niks.’
Volgens hem denkt half Oost-Groningen zo. ‘Wij gaan ervan uit dat het geluk niet voor ons is weggelegd en elk initiatief om er toch wat van te maken wordt met een grauw en een grom de grond in geboord.’ Het komt voort uit een minderwaardigheidscomplex, vooral bij de oudere generaties: ‘Ze denken nogal hiërarchisch; het gevolg van een eeuwenlange traditie waarin arbeiders kort werden gehouden en het zal duidelijk zijn: ik kom uit een arbeidersfamilie.’
Een telefonische vraag aan Sandman: is dit minderwaardigheidscomplex ook de oorzaak van de buitenlanderhaat? ‘Zou kunnen, iemand moet de schuld hebben’, zegt hij. Zelf moet hij niets hebben van radicaal-rechts, maar als hij toch een verklaring moet zoeken: ‘Het gevoel overheerst hier: wij zijn het afvoerputje van Nederland, waar alles te halen valt, maar niets te brengen. Er is hier heel veel niet. Stel je voor, je bent arbeidsongeschikt, je moet de eindjes aan elkaar knopen en je ziet een asielzoeker op Nikes en met een iPhone. Dan denk je: verdomme. En Geert Wilders voedt dat. Alles op de onderbuik.’
De Kempinga’s vinden inderdaad dat nieuwkomers beter worden behandeld dan zij. Harma verdient als postbezorger 10 euro 58 bruto per uur, ze heeft een contract van elf uur in de week, meer zit er niet in. Ze zou zich graag laten omscholen, maar kan dat niet betalen. Zelfs een kappersopleiding voor haar dochter zit er niet in. En dan hoort ze dat een migrant in haar omgeving een door de overheid betaald omscholingstraject krijgt. Dat steekt. Nog zoiets: Arie neemt als taxichauffeur soms asielzoekers mee en dan merkt hij dat ze alles vergoed krijgen, van buskaarten tot ziekenhuisbehandeling. Moeilijk is dat. ‘Wij moesten ons al die jaren maar redden.’
Daarom voelt Arie nog steeds wat voor de pvv. Maar Harma is er klaar mee en ook met Forum. ‘Wij wonen in een multicultiwijk en gaan prima met elkaar om’, zegt ze, doelend op hun buurtgenoten uit Armenië, Syrië en Irak. Nog zo’n ervaring: in Finsterwolde werd ze als kind beschermd door een Turkse jongen die ’s zomers bij haar grootouders logeerde. ‘Die jongen was zo lief. Als ik werd gepest, was het niet best.’
Eigenlijk delen zij en de nieuwkomers best veel, beseft Harma. Ze wonen in dezelfde wijk, hebben vaak even weinig te besteden en zijn meestal toch gastvrijer dan de rijkeren. Het punt is alleen dat de overheid meer voor die anderen doet dan voor hen, vindt Harma. ‘Het moet gelijk zijn. Als je de ene groep helpt, dan de andere ook, anders kweek je haat. Een stem op de pvv of Forum is een stem op de haat.’ Arie denkt even na en zegt dan: ‘Ja, raar is dat eigenlijk, hè?’