Scheveningen – ‘Tot dusver volgde na zo’n dal herstel. Of dat ook ditmaal gaat gebeuren?’ © Wouter Marck Wildlife Photography / Getty Images

‘Kijk, daar is er één!’ In de koplampen van de terreinwagen duikt een schim op. Het licht weerkaatst op de bruingrijze vacht. Het konijn zigzagt over het bospad, ogenschijnlijk huiverig om zijn toevlucht tot de greppel te nemen. Als de auto stapvoets nadert, kiest het dier toch maar het hazenpad en verdwijnt in de begroeiing langs de weg.

Nou, hier hebben ze nog nooit een konijn gezien, zeggen ecoloog Myrthe Fonck en boswachter Véronique van Meurs opgetogen. Even twijfel, maar nee, het was geen haas. Dat zie je aan de oren. Fonck pakt haar telefoon en noteert op de kaart waar het dier is gespot. Dan geeft ze weer gas.

Een stormachtige wind kondigt de herfst aan in het Noordhollands Duinreservaat, een prachtig natuurgebied dat zich uitstrekt van Wijk aan Zee tot de Schoorlse Duinen. In de schemering leggen Fonck en Van Meurs, werkzaam bij drinkwaterbedrijf en natuurbeheerder pwn, met de terreinwagen een uitgestippelde route af. Hun opdracht: konijnen tellen. ‘Dit doen we in het voorjaar en het najaar’, vertelt Fonck achter het stuur. Sinds veertig jaar houden natuurbeheerders met zulke waarnemingen de konijnenstand structureel bij. In die tijd is er veel veranderd. ‘Vroeger kwamen ze makkelijk honderd konijnen op één route tegen. Nu tellen we er al jaren maar twee of drie per rit.’ Of erger, valt Van Meurs vanaf de achterbank bij. ‘We hebben ook nul gehad.’

Wie pas zwaar door pandemieën zijn getroffen: konijnen. In West-Europa is de populatie van het dier gedecimeerd. Virussen en verslechterde leefomstandigheden hebben er hard ingehakt. Van de Nederlandse konijnenpopulatie in 1997 is slechts een kwart over. Op de Rode Lijst van bedreigde zoogdieren, onlangs geactualiseerd door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, staat het oude vertrouwde konijn aangemerkt als ‘gevoelig’. Behalve tragisch voor het dier zelf is dat ook funest voor beschermde natuurgebieden, zoals de Noord-Hollandse duinen. Als geboren terreinbeheerders spelen konijnen een sleutelrol in het ecosysteem en bieden ze tegenwicht tegen de gevolgen van de stikstofballast.

Het is niet voor het eerst dat de konijnenstand in mineur is. Inmiddels woedt de derde pandemie in zeventig jaar tijd. In de jaren vijftig stierf de soort in Nederland op een haar na uit, nadat een Franse veearts het myxomatosevirus in Europa had geïntroduceerd. Paul-Félix Armand-Delille had gelezen over effectieve plaagbestrijding in Australië en besloot enkele beestjes op zijn chateau in de Loirestreek met het virus te infecteren. Binnen de kortste keren was zijn landgoed konijnenvrij. Onbedoeld was het dier binnen enkele jaren bijna weggevaagd uit West-Europa. Myxomatose, dat zich verspreidt via muggen en vlooien, veroorzaakt akelige tumoren, infecties en blindheid. Het virus gaat nog altijd rond.

‘Toen ik klein was zag ik in de duinen allemaal dode konijnen liggen’, herinnert boswachter Van Meurs zich. ‘Hun ogen, oren en geslachtsdelen waren opgezwollen. Dat zag er miserabel uit.’ Negen op de tien besmette konijnen legden het loodje, tot de populatie na verloop van tijd resistentie opbouwde en zich herpakte.

Begin jaren negentig volgde de tweede tegenslag: de zeer besmettelijke virusziekte vhs, die leverinfecties en inwendige bloedingen veroorzaakt. ‘Ze vallen gewoon om’, vertelt Fonck. ‘Sommige hebben zelfs nog gras in hun bek.’ Ook deze ziekte hield stevig huis in Nederland, waar de konijnenstand met driekwart uitdunde.

Net toen de populatie herstellende leek, stak rond 2015 een nieuwe variant de kop op: vhs-2. ‘Dat jaar vonden we opeens veel vers dode konijnen. Dit gebeurt eigenlijk nooit, want ze worden altijd opgegeten of sterven in hun holen. Maar het waren er dat jaar zóveel.’

‘Misschien zijn we wel getuige van het herstel van het konijn’

De nieuwe variant maakt hun overlevingskansen nog kleiner, zegt Fonck. ‘Pasgeboren konijnen zijn resistent. De hoop is dat ze in die periode een infectie doormaken. Tegen de eerste variant zijn ze tien weken beschermd, tegen de tweede maar vier weken. Dat is echt kort.’

Die laatste klap is het konijn nog niet te boven en dat baart ecologen en natuurbeheerders zorgen. ‘2020 behoort tot een van de laagste jaren’, zegt Vilmar Dijkstra, die vanuit de Zoogdiervereniging de jaarlijkse konijnentellingen coördineert. Het Centraal Bureau voor de Statistiek vertaalt de waarnemingen in statistieken. ‘Het vorige dieptepunt was rond 2002. Daar zitten we nu al drie jaar onder. Tot dusver volgde na zo’n dal herstel. Of dat ook ditmaal gaat gebeuren? Niemand die het weet. Misschien is op een gegeven moment een kantelpunt bereikt.’

Scheveningen, Het konijn is grasmaaier, ploeger, onkruidwieder, landschapsarchitect en prooi ineen © Wouter Marck Wildlife Photography / Getty Images

In Meijendel beklimt Harrie van der Hagen een heuveltje. Deze helling is zijn graadmeter. Aan de vegetatie leest hij af hoe het ervoor staat met de biodiversiteit in het schilderachtige duingebied tussen Den Haag en Wassenaar. Het antwoord: zorgelijk. ‘Dit hoort een kruidenrijke helling te zijn’, zegt Van der Hagen, beleidsadviseur natuur bij drinkwaterbedrijf Dunea. ‘Konijnen zouden het gras hier kort moeten houden.’ In plaats daarvan rukken helmgras en duinriet op. Van der Hagen vervolgt zijn pas naar de top, waar het ruige gras helemaal de dienst uitmaakt. Turend tussen de sprieten spot hij enkel een stengeltje walstro en een liggende asperge. ‘Droevig.’

De kwetsbare natuur heeft 99 problemen, en het konijn is er één van. Het dier is een cruciale schakel in het ecosysteem van beschermde duinen en heiden. Hij is grasmaaier, ploeger, onkruidwieder, landschapsarchitect en prooi ineen. ‘Konijnen houden het gras kort, zodat andere micromilieus kunnen ontstaan’, zegt Dijkstra van de Zoogdiervereniging. ‘Hierdoor kunnen meerdere soorten groeien. Dankzij hun graafwerk ontstaan allerlei plekjes waar zaden kunnen kiemen en komt er kalkrijk materiaal naar boven. Deze verstuiving is belangrijk voor de bovengrond, die verarmd is door de zure regen van stikstof. Verder worden hun holen door vogels als de tapuit gebruikt als broedplaats. Sommige reptielen overwinteren er zelfs in. Konijnen zijn ook een belangrijke prooi voor roofvogels, vossen en marterachtigen, zoals hermelijnen.’

En dan raakt de konijnencrisis ook nog aan het stikstofprobleem. De Nederlandse duinen herbergen een van de rijkste biodiversiteiten van Europa, waar tal van zeldzame soorten onder zeer specifieke omstandigheden kunnen groeien. Maar de jarenlange overmaat aan stikstofoxiden en ammoniak heeft de balans verstoord. Stikstof, inmiddels de inzet van politiek gekift, juridische twisten en boerenrebellie, werkt (in combinatie met fosfor en calcium) als een soort steroïde voor grassoorten. Zij overwoekeren het landschap en verdringen daarbij de zeldzame planten en dieren die duinen en heiden zo waardevol maken.

Konijnen gaan de verruiging tegen, legt Van der Hagen uit. ‘Niet alleen omdat ze het gras kort houden. Ze eten ook graag de malse, eiwitrijke kiemplantjes van bomen en struiken. Die zouden normaal weinig kans krijgen, maar door het wegvallen van konijnen zien we dat het bos oprukt.’ In Meijendel hebben onderzoekers dat effect jaren geleden al vastgesteld, door te kijken naar de jaarringen van duindoornstruiken. Het gros stamde uit de jaren dat myxomatose de konijnen had weggevaagd.

Lang is gedacht dat vee het werk van het konijn wel kan overnemen. Grazers als Schotse hooglanders, schapen en konikpaarden zijn uitgezet om het gras kort te houden. Met hun gewicht en lompe tred zouden ze bovendien de zandverstuiving creëren die zo onmisbaar is voor de duinen. ‘Maar uit mijn onderzoek blijkt dat grazers die dynamiek niet op gang brengen’, vertelt Van der Hagen, die op dit vraagstuk promoveert. Ook beheerders zelf doen pogingen, bijvoorbeeld door de bovenste grondlaag te verwijderen (plaggen) voor een frisse start. Maar dat haalt het niet bij de verdiensten van het dier. ‘Wij treden wel op als beheerder, maar feitelijk zijn konijnen dat. Daarom willen we ze in hoge aantallen.’

‘Hun ogen, oren en geslachtsdelen waren opgezwollen. Miserabel’

Juist de stikstofplaag zit herstel in de weg. Doordat het eentonige gras de kruidenplantjes verdringt – een beetje alsof fastfoodketens alle saladebars uit de straat verjagen – is er minder gezond voedsel voorhanden. Bovendien verslechtert de habitat van konijnen door de verruiging van de vegetatie. ‘Konijnen zijn gewend hun leefgebied naar eigen smaak in te richten’, zegt ecoloog Myrthe Fonck. ‘Maar zonder soortgenoten om het te onderhouden gaat dat verloren. Dan wordt het moeilijk om die plek weer te koloniseren.’

Van de weersomstuit doen natuurbeheerders het dan maar zelf. In het Noordhollands Duinreservaat houdt de terreinwagen stil. Fonck en Van Meurs stappen uit bij een heuveltje. Nog niet zo lang geleden was deze plek dichtgegroeid met duindoorn. Nu kijken we uit over een afwisselend tableau van zand, kleine vegetatie en bosjes struweel (lees: schuilplaats tegen de vossen). Een aannemer heeft dit zo gemaakt. ‘Dit is perfect voor konijnen’, zegt boswachter Véronique van Meurs. Maar helaas, de konijnen uit de aangrenzende vallei hebben de overstap nog niet gewaagd.

Callantsoog had de primeur. In duingebied het Zwanenwater werden in 2006 een kleine zestig konijnen uitgezet. Ze waren gevangen op het Middensluiseiland bij IJmuiden en werden, uitgerust met zendertjes, vrijgelaten in de Kop van Noord-Holland. Om niets aan het toeval over te laten hadden de onderzoekers kunstburchten gebouwd. Desondanks was het eerste experiment met het uitzetten van konijnen geen succes. Al in de eerste maand vielen veel dieren ten prooi aan vossen en roofvogels, of stierven anderszins. Hooguit twee hebben het eerste jaar misschien overleefd.

Als de konijnen niet vanzelf komen, dan maar met hulp van de mens. De afgelopen vijftien jaar hebben meerdere natuurbeheerders geprobeerd de populatie te herstellen met het uitzetten van konijnen van elders. De dieren zijn dan wel schaars in duinen en heiden, op ongewenste plekken, zoals golfbanen, doen konijnen het goed. Daar worden ze soms nog afgeschoten. Neem Voornes Duin, om de hoek van de Maasvlakte, waar Natuurmonumenten 75 konijnen heeft uitgezet. Het duingebied zat te springen om dieren, terwijl een paar kilometer verderop duizenden konijnen in de weg lopen bij de olieterminals. Acht jaar later mag Voornes Duin van een bescheiden succesje spreken. De beheerders komen nog altijd keutels en graverijen tegen, zij het in lage aantallen.

‘Je haalt je heel wat op de hals’, benadrukt dierecoloog Jasja Dekker. Hij leidt een groot onderzoek naar de mogelijkheden om de konijnenstand te herstellen. Nog los van alle ontheffingen en vergunningen die vereist zijn, kan herintroductie op veel fronten misgaan. Ziekten, roofdieren, stress van menselijke ingrepen, sociale onrust onderling. ‘Je moet niet konijnen uit het hele land bij elkaar zetten’, zegt Dekker. ‘Ze zijn soms echt aangewezen op het lokale voedsel en klimaat.’

Een dilemma in deze puzzel is vaccinatie. Tegen vhs bestaat een vaccin dat konijnen één à twee jaar beschermt. Dat is feitelijk voor het leven, want wilde konijnen is geen lang leven beschoren. ‘Maar de dieren vangen, inenten en loslaten in een nieuw leefgebied kan voor veel stress zorgen’, vertelt Dekker. ‘Dan moeten er goede huisvesting en weinig andere stressfactoren zijn, willen ze aarden.’ De hoop is dat de gevaccineerde konijnen een infectie doorlopen, natuurlijke resistentie opbouwen en die doorgeven aan hun kroost. Met hun befaamde voortplantingsdrift kunnen ze dan de populatie een ‘kick’ geven op weg naar eigenstandig herstel. Want ieder jaar konijnen bijzetten is onwenselijk, denkt Dekker. ‘Dan blijf je bezig. Je moet hopen op een kritische massa.’

In Meijendel is Dunea pas geleden een proef begonnen. Op een eiland zijn zes gevaccineerde konijnen uitgezet. Een wildopvang met de juiste papieren bood de dieren aan. ‘Die kans hebben we gegrepen’, vertelt Van der Hagen. Hij wil geen hoge verwachtingen scheppen, het experiment is nog pril. ‘De vraag is of ze de winter doorkomen, en zo ja, of er dan in het voorjaar jongen geboren worden.’ Onderwijl liggen roofdieren op de loer. ‘We hebben pijpen gegraven, zodat ze kunnen schuilen.’

De terreinwagen hobbelt over onverharde paden door het duinlandschap. Langs de weg zwaait het duinriet in de wind. Bij een tweesprong snelt een konijn door het grootlicht. Even verderop huppelt er nog een voorbij. Daarna nog meer. Vier, vijf, zes konijnen laten zich deze avond zien. ‘Wat een geluk!’ roept Véronique van Meurs op de achterbank. Haar telefoon rinkelt, een collega aan de lijn. Of ze zeker weten dat het geen hazen waren. ‘Nou, jullie leggen de lat hoog’, lacht hij. Ooit zag het op zo’n telavond zwart van de konijnen. Dan kon de auto er niet door, pochen de oudgedienden. Nu zorgen zes waargenomen exemplaren voor een uitgelaten sfeer.

‘Misschien zijn we wel getuige van het herstel van het konijn’, zegt Myrthe Fonck wat ongelovig achter het stuur. ‘Dit hebben wij nog niet gehad.’ Zolang ze hier werkt, nu vijftien jaar, is het kommer en kwel geweest, vertelt Van Meurs. ‘Als je me vraagt wat ik als boswachter het liefst wil, dan is het de terugkeer van de konijnen. Als ik dat nog kan meemaken…’