Rond het Gelders Orkest hangt een sfeer van slecht nieuws. Bezuinigingen, fusieplannen, musici die voor zestig procent van hun vroegere salaris spelen – het draagt alle stigmata van regio-ensembles na de beeldenstorm van Halbe Zijlstra. Het had laatst wel een vacature voor een educatiemedewerker, educatie kan in Nederland namelijk altijd. Maar men speelt nog de muziek die uitleg overbodig maakt, zelfs op cd. En goed ook: de laatste uitgave met Debussy’s La Mer en Ma Mère l’Oye van Ravel onder leiding van de Italiaanse chefdirigent Antonella Manacorda is een trots bewijs van overlevingskracht en ongebroken motivatie.

Antonella Manacorda © Femke Teussink

Manacorda is geen quantité négligeable uit de kaartenbak van een orkestbestuur dat iets betaalbaars zocht. De Kammerakademie Potsdam, zijn andere orkest, werd in 2015 door Echo Klassik – de Duitse Edison – uitgeroepen tot Ensemble des Jahres voor een Sony-opname van Schuberts symfonieën Twee en Vier. Hij dirigeert orkesten van naam, oogstte in 2016 in Glyndebourne als invaller jubelrecensies voor een voorstellingscyclus van Berlioz’ Béatrice et Bénedict met The London Philharmonic.

Blijft de vraag: waarom zou het Gelders Orkest na Van Beinum, Reiner, Haitink of Boulez nog Debussy opnemen? Dat is snel duidelijk. Het heeft de extreem delicate, eeuwig beweeglijke, vaag-precieze zeebeelden van Debussy’s ‘esquisses symphoniques’ in de vingers. Niet eenvoudig; dit is afgeleide schilderkunst die Debussy modelleerde naar de zeeën van Turner en Whistler, of Hokusai’s golf van Kanagawa op de cover van de eerste partituuruitgave. Het is stilering in de tweede graad, die zich via ongehoorde mengklanken en tussentinten vrij-zwevend beweegt tussen verdroomde vaagheid en geëtste scherpte. Een hoge graad van klankcultuur is wenselijk. Na een maat of wat geeft het oor sein veilig. De hoge b van de gesordineerde eerste violen stáát. De eerste secundesignalen van hobo en klarinet -pp, maar categorie Aanwezig Zacht; exact het juiste midden tussen gevoileerd en present. De soli voor hobo, fagot, fluit en viool – stijlvol in orde. Het formaat van de dirigent begint te dagen ter hoogte van partituurcijfer 9. De viervoudig gediviseerde celli brengen zichzelf ‘un peu plus mouvementé’ in positie voor de volgende opstuwende golf, ‘en animant’ op die kokette pendeltertsen in de fluiten. Wat klinkt de klankmassa mooi in op de b in de contrabassen, afzetpunt voor de volgende aanvalsronde, ‘en retenant’ recupererend met opspuitende toonladderfonteinen van de eerste violen en een gigantisch golvend ostinato van het hele strijkerskorps. Deze Manacorda is een knettergoede dirigent. Zijn Ravel is ook al zo mooi.

We kunnen nurks moeilijk doen over de subtiele, maar irrelevant geworden kwaliteitsverschillen met echte toporkesten. En de vraag naar de zin van de investering in een achterhaald concept als de cd in barre tijden is door Manacorda luid en duidelijk beantwoord. Dit is goed genoeg om een muziekgevoelig kind omver te blazen dat ver van Amsterdam toch voor het eerst La Mer kon horen. Sterk lobbywerk, deze plaat. Effectiever dan een educatiemedewerker die een schoolklas golven uitlegt, want dat kunnen deze golven heel goed zelf. Zo belangrijk zijn ze nou, symfonieorkesten.

Debussy, La Mer en Ravel, Ma Mère l’Oye door het Gelders Orkest o.l.v. Antonella Manacorda; Challenge Classics