Het is een foto voor de canon van de vaderlandse geschiedenis: de vier Nederlandse wereldleiders naast elkaar, Verhagen, Balkenende, Van Middelkoop en Koenders, bij de plechtige bekendmaking dat onze vecht- en opbouwmissie tot 2010 in Afghanistan zal blijven. Ze kijken streng, vastberaden, onverzettelijk. Op de achtergrond twee borden met een leuze: Samen werken Samen leven. Dat liegt er niet om.

Maanden van tevoren hebben we het zien aankomen. Afgelopen zomer versprak minister Van Middelkoop zich toen hij zei dat het kabinet neigde naar verlenging. Dat, lieten verontwaardigde leden van de oppositie weten, verzwakte onze positie tegenover de bondgenoten in de Navo. Een onzinnig argument. De bondgenoten hadden laten blijken dat ze toch al niet van plan waren meer dan anderhalve man en een paardenkop te sturen. Maar kennelijk moest voor de publieke opinie de schijn worden opgehouden dat de ministerraad binnen de Navo nog in harde onderhandelingen gewikkeld was.

Bij geruchte drong het door dat in Den Haag de ene smeekbede na de andere werd ontvangen, van de secretaris-generaal van de Navo, van Condoleezza Rice, misschien wel van president Bush persoonlijk. Als Nederland na 2008 niet in Uruzgan zou blijven, was er grote kans dat heel Afghanistan in elkaar zou storten. Dat juist door de manifeste onwil van de vrienden onze onderhandelingspositie verder werd ondermijnd, is kennelijk geen argument geweest. Dit gebrek aan geestdrift bij de anderen, in combinatie met de druk van Washington en de Navo is een van de oorzaken dat Nederland zich erin heeft laten chanteren.

Intussen hadden onze beleidsmakers de indruk gewekt dat het tussen Afghanistan, althans Uruzgan, en Nederland eigenlijk om een bilaterale verhouding gaat. Van tijd tot tijd hoort of leest het publiek dat de Taliban zich met toenemend succes reorganiseren (vandaar dat het opbouwen in vechten is veranderd), maar je moet een specialist zijn om te kunnen begrijpen wat daarvan de oorzaken zijn. In buurland Pakistan voltrok zich een halve revolutie, wat de toch al dubieuze steun van president Musharraf nog twijfelachtiger maakt. Zijn troepen in het grensgebied met Afghanistan zijn al jaren notoir onbetrouwbaar. Onder druk van de halve revolutie in Islamabad wordt in het Pentagon een nieuwe strategie verzonnen. Het succes moet nog worden bewezen. In de Nederlandse discussie over de verlenging heeft dit alles geen rol gespeeld. In ieder geval niet in het openbaar.

En ook nu, bij de beschouwingen over de verlenging, nauwelijks een woord over het onomstotelijke feit dat het succes van de Nederlandse missie regelrecht afhankelijk is van wat de Amerikanen in Pakistan en Kabul zullen doen en laten. Daarover valt niets te voorspellen, behalve dan dat in ieder geval zolang president Bush aan het bewind is, Amerika noodgedwongen Afghanistan als een vraagstuk van de tweede orde zal beschouwen. Want Irak eist vrijwel alle aandacht. Ook als het waar is dat de toestand in dat land nu wat verbetert, blijft dit de onontkoombare werkelijkheid.

Dus, ten eerste: geen tot broodmagere bondgenootschappelijke steun. Ten tweede: een voorlopig uiterst labiele toestand in Pakistan. Ten derde de grote leiders in Amerika die misschien bezig zijn hun strategie te herzien, en dit in een richting waarover niets valt te voorspellen. Ten vierde een tegenstander, de Taliban, die van dit alles onmiskenbaar en dagelijks profiteert. Wat er verder zal gebeuren met de papavers die de Amerikanen radicaal willen uitroeien, terwijl ze voor Afghaanse boeren het enige bestaansmiddel zijn, is een probleem dat we nu maar overslaan.

Onder deze uiterst onzekere omstandigheden en terwijl de Nederlandse troepen contractueel verplicht zijn nog een half jaar te blijven, wil ons kabinet de natie verplichten nog voor twee jaar bij te tekenen. ‘Missiedebat had sterk moreel karakter’, meldde de Volkskrant. Wij mogen de Afghanen niet in de steek laten. Wat is ‘in de steek laten’? Meer beloven dan waartoe je in staat bent. Nederland, met zijn ‘leidende rol’ in Uruzgan, doet zich daar voor als de grote krachtpatser. In groter verband bezien zijn we niet meer dan opscheppers. Een opschepper is iemand die de ander wijs maakt dat hij groter is dan hij is. Dat is het voorspel tot het in de steek laten van deze goedgelovige andere.

Een groeiende meerderheid beseft dat het met de verlenging niet in orde is: 44 procent is tegen, 23 voor. Dat heeft in het kabinet geen invloed. Nederland wordt opnieuw erin gerommeld, zoals in Irak, in 2002 en 2003. Wat er toen precies is gebeurd, mogen we nog steeds niet weten. Nu gaat het dezelfde kant op, onder medeverantwoordelijkheid van de tegenstanders van toen. Minister Koenders, zeg eens nee!