
‘Het is heel belangrijk dat we Afrikanen helpen en zo illegale migratie tegenhouden’, zei de Duitse bondskanselier Angela Merkel bij de opening van de Afrika-EU-top in Abidjan vorige week. De Europese regeringsleiders kwamen naar Ivoorkust met maar één doel voor ogen: de migratie uit Afrika moet stoppen.
Sla de krantenarchieven erop na, en je ziet dat al sinds de jaren negentig wordt geroepen om ‘meer samenwerking bij de beheersing van migratiestromen’, dat migratie uit Afrika moet worden ‘beteugeld’, dat er een ‘actieplan moet komen tegen illegale migratie’, of in 2004: ‘EU wil transitcentra opzetten in Afrika.’ Nadat in 2006 de Canarische Eilanden waren ‘overspoeld’ door West-Afrikanen in vissersbootjes steeg het aantal stukken. Zoals het verhaal over de Malinees Seydou, die in 2008 in een verlaten, winderige zijstraat ergens in het centrum van Nouadhibou, in Mauritanië, aan de toenmalige NRC-correspondente uitlegde waarom hij boos was op de Europeanen. Drie keer had hij geprobeerd de Canarische Eilanden te bereiken. ‘Ik zie vaak blanken hier’, zei hij. ‘Zij hebben geen visumproblemen. Maar als wij een visum willen voor een Europees land maken we geen kans. Het enige wat ik wil, is werk dat me genoeg oplevert om iets opzij te zetten en voor mijn ouders te zorgen. Denk je dat ik een illegaal wil zijn? Natuurlijk niet. Maar jullie dwingen me ertoe.’
Seydou legde toen al de vinger op de zere plek in de verhouding tussen Afrika en Europa. De kloof tussen de belangen is nu, negen jaar later, nog even groot. Zoveel werd ook weer duidelijk in Abidjan. Het was de vijfde top tussen Afrikaanse en Europese regeringsleiders, de eerste vond plaats in Caïro in 2000. Het oorspronkelijke doel was praten over terugdringen van armoede en het realiseren van vrede, veiligheid en democratisering op het Afrikaanse continent. Maar op de laatste twee toppen staan vooral migratie en mobiliteit boven aan de agenda van de Europese leiders. ‘Investeren in jongeren voor een duurzame toekomst’, was het centrale thema. Want die jongeren zijn het ‘probleem’; zij zijn het die massaal op bootjes stappen om in Europa werk te zoeken.
De meeste Afrikaanse leiders zien deze migratie echter als positief. De hoeveelheid geld die van Europa naar het thuisfront wordt gestuurd is vele malen groter dan het ontwikkelingsgeld dat Europa daar tegenover stelt. Veel families in West-Afrika overleven door financiële steun van familieleden die in Europa wonen en werken. Wie hen die mogelijkheid afneemt, maakt zich begrijpelijkerwijs niet populair. Zoals Europese leiders onder druk van de publieke opinie alles in het werk stellen om migratie te stoppen, zo ligt voor Afrikaanse leiders het meewerken aan het beperken van deze mogelijkheid juist politiek gevoelig.
Een van de maatregelen die de Europese Unie de Afrikaanse leiders biedt, is de ontwikkelingshulp verhogen en het aanbod te investeren in scholing en werk. Hiervoor zijn al eerder het zogenaamde Trust Fund en de New Deal voor Afrika in het leven geroepen. Maar het is in de ogen van de Afrikaanse leiders vooral oude wijn in nieuwe zakken. De extra fondsen die beschikbaar zijn gesteld vervangen voor een groot deel andere ontwikkelingspotjes die zijn wegbezuinigd door vrijwel alle Europese landen, inclusief Nederland.
Bovendien is het maar de vraag of meer ontwikkeling direct zal leiden tot minder migratie. De meningen van onderzoekers zijn daarover verdeeld. ‘Als mensen in echte armoede en ellende zitten, is dat zeker een push-factor om hun heil elders te zoeken’, zegt hoogleraar migratiegeschiedenis Marlou Schrover van de Universiteit Leiden telefonisch. ‘We zien dat ook in de geschiedenis.’
Daartegenover staat dat meer welvaart vaak ook leidt tot meer verlangen naar perspectief. In 1990 leefde 35 procent van de wereldbevolking in extreme armoede, vooral Afrikanen. In 2013 was dat 10,7 procent. Steeds meer Afrikanen kunnen zich de dure smokkelreis naar Europa permitteren. Mensen hebben hogere opleidingsniveaus en hogere inkomens. Een beter transportsysteem en betere communicatie-infrastructuren verhogen nog eens de aspiraties van mensen om te migreren. ‘In dat geval leidt ontwikkelingshulp juist tot migratie’, zegt Schrover.
Toegenomen mobiliteit heeft met deze tijd te maken. De geglobaliseerde wereld waarin wij leven leidt tot openheid, gestimuleerd door internet, sociale media en het feit dat bijna iedereen op de wereld een mobiele telefoon heeft. Mensen die vroeger geen idee hadden van ‘Europa’ en de mogelijkheden elders kunnen daar nu gewoon kennis van nemen; er ontstaan netwerken over en weer. ‘Het effect van de communicatierevolutie is met name in Afrika enorm’, vervolgt Schrover. En dat stimuleert weer de migratie. Eerst binnen Afrika, van het platteland naar de stad, en vandaar naar wellicht een ander Afrikaans land, daarna verder. Stapsgewijze migratie. ‘Als je eenmaal bent gaan bewegen, beweeg je eerder verder.’
We moeten trouwens eerder van mobiliteit dan van migratie spreken, volgens de migratiehoogleraar. ‘Migratie is permanent. Je gaat de landsgrens over en gaat je vestigen. Mobiliteit is tijdelijk, voor een paar jaar of zelfs seizoensgebonden. Als het ene toeneemt, neemt ook het andere toe.’ Alle migraties zijn volgens haar in feite mixed. Als je een oorlog ontvlucht, probeer je ook te vluchten naar een plek waar je een betere toekomst voor je kinderen hebt en kans op werk. Dus daarmee ben je een oorlogsvluchteling, maar ook een economische vluchteling. Mixed migration, heet dat in haar vakgebied. En juist deze mixed migration kan ook mogelijkheden bieden. Al voor de grote crisis in 2015 was Duitsland bijvoorbeeld aan het werven in Syrische vluchtelingenkampen in Libanon en Jordanië. Natuurkundigen, artsen of lassers kregen in Duitsland geen vluchtelingenstatus, maar direct een arbeidsvergunning.
Met andere woorden: als de Europese Unie meer open zou staan voor legale arbeidsmigratie zou dat ook verlichting geven op de asielprocedures. Het EU-beleid is echter al jaren hardnekkig gefixeerd op het stoppen van elke vorm van migratie. Ook nu weer op de Afrika-top. Het gevolg daarvan is een enorme toename van investeringen in Europese grensbewaking én een toename van het aantal doden. Ondanks het feit dat onze zuidgrens een van de dodelijkste grenzen ter wereld is (3086 mensen haalden dit jaar de oversteek niet), blijven mensen naar Europa komen – tot begin december 2017 waren dat er dit jaar bijna 165.000, aldus de cijfers van de Internationale Organisatie voor Migratie (iom).
Een deel van dit aantal bestaat daadwerkelijk uit oorlogsvluchtelingen die zich met gevaar voor eigen leven op bootjes werpen om hier asiel aan te kunnen vragen, een ander deel probeert in Europa te komen om te werken. Wat zou er gebeuren als de Europese Unie deze buitengrens permeabel maakt? In plaats van het obsessief nog meer dichten van de grens, zou de Unie zich kunnen richten op het bedenken van een eigen systeem om met migratie om te gaan. Omdat Europa voor laaggeschoolde arbeiders nauwelijks migratiemogelijkheden biedt, komen ze illegaal. Er is nu eenmaal vraag naar mensen die hier komen poetsen, bouwen, zieken verzorgen, op kinderen passen, asperges en citroenen oogsten.
Tot 1975 konden mensen van buiten Europa gewoon als arbeidsmigrant, gastarbeider, naar Nederland komen. Na de Tweede Wereldoorlog waren arbeidsmigranten zelfs zeer welkom. Nederland sloot met zes landen een wervingsverdrag, waaronder Spanje, Turkije en Marokko. Vanaf het midden van de jaren zeventig werd deze route, vanwege de economische recessie na de oliecrises, zo goed als gesloten. Sindsdien zijn de wetten steeds verder aangescherpt om de toestroom van laaggeschoolde arbeiders te voorkomen.
Opvallend is dat vanaf het moment dat deze legale migratiekanalen werden gesloten het aantal politieke vluchtelingen dat zich in Nederland meldde toenam. ‘Dat had direct verband met elkaar’, legt Schrover uit. ‘Voorheen kwamen politieke vluchtelingen, bijvoorbeeld Koerden uit Turkije, gewoon als arbeidsmigrant. Na 1975 meldden ze zich bij het asielloket.’
Een aantal West-Europese landen heeft nog beperkte mogelijkheden voor legale laaggeschoolde arbeidskrachten, maar dan vooral voor seizoensarbeid. Tussen 2008 en 2013 werden meer dan 140.000 seizoensvergunningen uitgegeven in Frankrijk, Italië en Spanje, aldus cijfers van Eurostat. Dit soort programma’s hebben een lange traditie, de meeste begonnen na de Tweede Wereldoorlog. Maar de laatste jaren zijn veel ervan gestopt, vanwege de economische crisis en ook vanwege de mogelijkheid van bijvoorbeeld Polen om in het Westen te kunnen werken, zo blijkt uit de Temper-studie Seasonal Immigrant Workers and Programms in UK, France, Spain and Italy uit 2014.
De seizoensarbeiders keerden na een permit van maximaal negen maanden overigens meestal terug naar huis omdat ze het volgende seizoen dan weer bij dezelfde werkgever konden werken. ‘Het werd ipso facto circular migration’, aldus de onderzoekers.
Alleen Spanje pakt het anders aan. Nadat in 2006 meer dan dertigduizend migranten uit West-Afrika in vissersbootjes op de kusten van de Canarische eilanden waren aangemeerd, sloot het met Marokko en een aantal West-Afrikaanse landen, waaronder Senegal, aparte migratiedeals. De afspraak was onder meer dat deze landen zouden meehelpen met het bewaken van de grenzen en dat ze illegale migranten die werden teruggestuurd uit Europa ook werkelijk zouden terugnemen.
Tegelijkertijd bouwde Spanje haar diplomatieke netwerk uit door in al deze landen grote ambassades op te zetten, investeerde in ruil voor de samenwerking in de economie, in onderwijs, voerde de handel op én creëerde een legale weg om te studeren en te werken in Spanje. Spanje sponsorde ook trainingen, zodat Senegalezen en anderen zich konden kwalificeren voor werkvisa.
Het werkte: in 2010 arriveerden nog maar een paar honderd mensen op de kusten van Spanje. ‘Spaanse inzichten helpen Italië en Griekenland, maar ook Nederland’, schreef Matthijs van Bonzel, de Nederlandse ambassadeur in Spanje, in 2016 in Dutch Diplo Talk, de diplomatenblog van het ministerie van Buitenlandse Zaken. In Italië landden afgelopen jaar 181.000 migranten op de kusten. Ze betaalden twee- tot achtduizend euro voor hun reis aan smokkelaars. Als ze aankomen kunnen ze niets anders dan asiel aanvragen. In 2016 kostte dat de regering in Rome 3,7 miljard euro, meldt de Italiaanse krant La Stampa. Veel van hen werken ondertussen illegaal onder erbarmelijke omstandigheden in de bouw of de agrarische sector.
De Europese Unie kan ook een voorbeeld nemen aan Canada. Daar arriveerden afgelopen jaar twee keer zo veel migranten als in Italië, maar dan veilig en legaal. Canada kent twee soorten werkvisa waar migranten zich online vanuit hun eigen huis voor kunnen aanmelden. Daarnaast is er een online banenbank voor buitenlandse arbeiders. Arbeiders moeten gekwalificeerd zijn en kunnen bewijzen dat ze ten minste zo’n 8400 euro hebben om zich de eerste maanden zelf te kunnen bedruipen. Pas dan krijgen ze een werkvergunning. Op deze manier bepaalt Canada zelf wie er binnenkomt, gaat het geld dat migranten hebben niet naar smokkelaars en dragen ze bij aan de behoeften van het land.
De Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken, Halbe Zijlstra, zei na afloop van de Afrika-top dat er gepraat is over het openen van legale arbeidsroutes. Ook de Europese Commissie heeft het al eerder genoemd. Het is tijd dat Europa een eigen legaal migratiesysteem gaat opzetten en dat dit niet blijft bij lege beloften. Want pas dan biedt Europa de Afrikaanse leiders echt een reden om afspraken te maken over het terugnemen van illegale migranten. En pas dan neemt Europa de migratie eindelijk zelf in de hand.