Rare droom waarin zwarte sneeuw viel en iedereen aan stralingsziekte leed en ik een langspeelplaat opzette die aanving met Toots Thielemans’ Bluesette, dat naadloos overging in João Gilberto’s Estate. Geen wonder dat de dag strompelend aanvangt met googelen naar een wandelstok.
Die kan ik best gebruiken, want mijn evenwichtsorgaan is in de war door een middenoorinfectie en ik loop als een bejaarde alcoholist. Het neveneffect: één glas wijn en je bent nuchter en dronken tegelijk. Zou ik zulke rare dromen hebben, omdat mijn evenwicht zoek is? Ik hoop het, anders ben ik al vast in mijn slaap teruggekeerd naar mijn jeugd. Radioactieve sneeuw, dat herinner ik mij uit een verhaal van Jacques Hamelink.
Ondertussen wordt het voor het eerst in tijden warm en roept iemand in het gezin het B-woord.
‘Vroeger’, zeg ik…
‘… bouwde je zelf een barbecue’, roept er een vermoeid, want dat verhaal heb ik eerder verteld. Niet omdat ik er zo trots op ben, maar om De Jeugd Van Tegenwoordig (die niet eens haar eigen band kan plakken) duidelijk te maken dat veel klusjes simpeler zijn dan je denkt. Maar volgens mij is De Jeugd niet geïnteresseerd in simpel en kun-je-best-zelf. Er heerst een diepgeworteld gebrek aan nieuwsgierigheid naar hoe de dingen werken. Desondanks: hoop doet leven en daarom blijf ik maar over die barbecue kletsen.
Ik heb de pest aan barbecuen. Er hangt de geur omheen van verbrand vlees en ‘wij mannen’, en als ik ergens allergisch voor ben, dan dat wel. Maar bier, vlees en vuur, het is weer helemaal terug van 1975. Op de televisie en in de grote winkels blikkeren de grote roestvrijstalen ‘buitenkeukens’ je tegemoet. Er is er een die als website bbq-baas.nl heeft. Daar staan echte kerels in frisgewassen T-shirts en met grijzende baarden oer en echt uit te stralen.
Mijn vader en ik bouwden er in elk nieuw huis een. Mijn vader had de hand gelegd op een partijtje basaltkeien, van die blauwgrijze, vierkante stenen die worden gebruikt om dijken te versterken. Op een strategische plek in de tuin groeven we drie sleuven, stortten er een bedje van cement in en legden daarop de stenen. Rij na rij opmetselen, halverwege vier stalen pinnen uit het voegwerk laten steken, voor het rooster, en een uur later was de barbecue een feit. Na een dag drogen begon de bak- en braadellende. Buurmannen met twee linkerhanden kwamen de kunst afkijken en dat was het begin van de soort landerige orgie van bier, vlees en grootspraak die is voorbehouden aan groene buitenwijken. Mijn moeder, mijn zusters en ik zaten dan al binnen naar Toppop te kijken en overwogen een bestaan als vegetarische geheelonthouders.
Het is vreemd dat mijn vader steeds weer zo’n barbecue bouwde. Hoewel hij werktuigbouwkundig ingenieur is, mist hij de handigheid die je daarbij verwacht. Hij wist wel hoe de dingen werkten en was daar ook nieuwsgierig naar, maar doe-het-zelven was niet zijn ding. Ik herinner me dat hij, in de interieurramp die ‘de jaren zeventig’ waren, zijn zinnen had gezet op een schrootjeswand. Een buurman zou helpen. Het beeld dat me van die dag is bijgebleven is dat van mijn vader die in een stoel zit en kijkt hoe de buurman en ik regels bevestigen en daar kraaldelen op spijkeren.
Mijn grootvader van moeders kant was het een doorn in het oog, die onhandigheid. Hij was een man die op vage speurtochten ging en thuiskwam met iets in een oude paardendeken dat bij het uitpakken een naar mest stinkende Friese staartklok bleek. Had bij een boer in een schuur gelegen, wegens ooit gevallen en hopeloos in gruzelementen. Hij restaureerde dat soort klokken en deed ze cadeau aan vrienden en familie. Maar mijn grootvader van vaders kant heb ik nooit op enige activiteit kunnen betrappen, ik herinner me zelfs niet dat ik hem ooit heb zien lopen. Ik neem aan dat mijn vader erfelijk belast is.
De vraag is dan weer waarom ik zo anders ben dat ik, als het B-woord klinkt, ga denken over een tandoor-oven. Ik zag hoe een vriendje van Jamie Oliver er een maakte uit een oude vuilnisemmer en een grote bloempot. Voor mij is dat voldoende om te denken: dat kan ik ook! Hoewel mijn balkon misschien niet de geschikte plek is voor een oven die meer dan vierhonderd graden heet wordt. We hebben per slot van rekening ook nog benedenburen.
Terwijl donkere wolken zich samenpakken en alle illusies over eten in de open lucht verdampen, loop ik tastend en wankelend door het huis. Met een nauwelijks functionerend evenwichtsorgaan voel ik me tachtig. ‘Het komt meestal helemaal goed’, zei de kno-arts. ‘Meestal?’ riep ik schril, want ik ben van het glas dat half leeg is. Nou ja, hij wilde geen valse hoop geven. Maar dat was nou net waar ik naar verlangde, valse hoop. Ik was nota bene aan de arm van mijn vrouw naar het ziekenhuis gegaan, peinzend over ebbehouten wandelstokken met zilveren knop, want ik draag het lot graag elegant. Hoop, zelfs valse, wordt onderschat.
Inmiddels is het wankelen en duizelen bijna verdwenen, maar de doe-het-zelver die ik ben gaat nu een apparaatje maken waarmee ik mijn oor kan schoonzuigen. De oorarts keek bedenkelijk bij mijn plannen, maar als elke klusser tegenwoordig zijn eigen stoppenkast mag aanleggen, mag ik mijn hoop toch zeker wel vestigen op doe-het-zelven?