Net als de Place de la Republique is de met rood-wit lint afgezette rue Nicolas Appert uitgegroeid tot een plek van solidariteit met de geliquideerde journalisten en de kernwaarden van de democratie. Op de keien liggen in cirkels brandende waxinelichtjes, briefjes met boodschappen in alle talen, foto’s en bloemen.

Er zijn geen knuffels, maar pennen en potloden. Zaterdag zat een cellist op een krukje zachtjes te strijken. Op de weemoedige klanken van Bach barstten sommigen in tranen uit.

Door de terreurdaden is de kans op nog grotere polarisatie in de samenleving heel reëel

Frankrijk incasseert de aanslag op Charlie Hebdo en de gijzeling in de kosjere supermarkt met stijl. Het zijn dagen van grote woorden en van identificatie – ‘Je suis Charlie’ – met de slachtoffers, zowel met de mensen die werden vermoord als het idee – de vrijheid van meningsuiting – waar de terroristen hun kalasjnikovs tegen hadden gericht. Alleen al in Parijs kwamen zondag naar schatting 1,5 miljoen mensen, ondersteund door tientallen regeringsleiders en hoogwaardigheidsbekleders uit de hele wereld, op de been om eendrachtig hun verdriet en woede over de terreurdaden uit te dragen.

Natuurlijk realiseert iedereen zich donders goed dat als het stof is neergedaald duidelijk zal zijn dat ‘het Franse 9/11’, zoals Le Monde vorige week kopte, grote en ongewisse gevolgen heeft voor de samenleving. En niet alleen de Franse. Al voor de ‘republikeinse mars’ werden overal in Frankrijk moskeeën belaagd, zelfs met een granaat. In Duitsland gingen afgelopen maandagavond tienduizenden mensen de straat op om met Pegida te demonstreren tegen ‘de islamisering van Europa’. En populistische politici in verschillende landen proberen al munt te slaan uit het geweld van de ‘homegrown’ moslimfundamentalisten. Door de terreurdaden is de kans op nog grotere polarisatie in de samenleving en op een nog wankeler politiek midden in Frankrijk, en de meeste andere Europese landen, heel reëel.

Begrenzing van kritiek op de islam zal geen aanslagen voorkomen

Al snel werd ook door diverse commentatoren opgemerkt dat we helemaal niet allemaal Charlie zijn. Charlie Hebdo was een marginaal blaadje; nogal wat Fransen vonden het kinderachtig, smakeloos en grof. Bovenal was lang niet iedereen zo moedig als de tekenaars en journalisten van het satirische weekblad, die ondanks doodsbedreigingen en een heuse – zij het nog nachtelijke – bomaanslag door bleven gaan met het bespotten van de islam en Mohammed in het bijzonder. De afgelopen dagen gaven heel wat tekenaars, journalisten, polemici en cabaretiers, hier en elders, toe dat ze bang zijn en hun islamkritiek kuisen. Wat hen weer op honende aantijgingen van lafheid en zelfcensuur kwam te staan. Maar verwar moraal vooral niet met smaak. Ook grove humor heeft een functie in een vrije samenleving. De discussie over de vrijheid van meningsuiting die weer is opgelaaid vertoont dan ook eerder sleetse trekken dan dat ze relevant is. En als het om moed gaat – daar kun je een ánder niet toe dwingen.

De zender van een ongemakkelijke boodschap is niet verantwoordelijk voor een terroristisch antwoord. Begrenzing van kritiek op de islam, in welke vorm dan ook, zal geen aanslagen voorkomen. Nu waren cartoonisten, joden en agenten het doelwit, morgen kunnen het ‘onschuldige’ burgers zijn. Aanslagen zijn moeilijk te voorspellen, ons er waterdicht tegen beveiligen is onmogelijk.

Zelfbeheersing en zelfkritiek – daarmee zullen we het moeten doen. Dat geldt voor iedereen, inclusief moslims. Want waarom heeft burgemeester Aboutaleb ook in Frankrijk zo’n indruk gemaakt met zijn deels in het Frans uitgesproken Je suis Charlie-speech? Omdat hij Nederlandse moslims opriep zich luid en duidelijk uit te spreken tegen een kleine groep fanatici die zich beroepen op hun Allah. Daarmee doet hij iets wat alle mogelijke steun verdient: benoemen, aankaarten en afwijzen om te voorkomen dat het geloof waar je trots op bent wordt gegijzeld. Zwijgen wordt door extremisten graag als stille ondersteuning van hun boodschap gezien en geeft de rechtspopulisten de wind in de zeilen. Het is hoopvol dat de defensieve reflex – ‘Ik ben niet verantwoordelijk voor het gedrag van anderen’ – door vrijwel alle officiële moslimorganisaties en door veel ‘gewone’ moslims niet meer geaccepteerd lijkt te worden. Het trekken van de clichématige parallel met Anders Breivik of Volkert van der Graaf, voor wier daden blanke westerlingen immers geen rekenschap zouden hoeven af te leggen, voelt als een gepasseerd station.

Dat niet alle moslims zich volmondig achter het ‘Je suis Charlie’ schaarden is wat anders. Dyab Abou Jahjah, de Belgische activist van Libanese komaf, verwoordde het als volgt in een voltairiaanse tweet een dag na de aanslag: ‘I am not Charlie, I am Ahmed the dead cop. Charlie ridiculed my faith and culture and I died defending his right to do so. #JesuisAhmed.’ ‘Je suis Charlie’ was een hartverwarmende leus in de dagen na de aanslag, waarin de schok en de rouw voorop stonden, maar het moet geen dictaat worden. Als terroristen één ding willen, dan is het verdeeldheid zaaien en het is strategisch uitgekookt om daarvoor een blad dat zo hard mogelijk tegen zere schenen schopt als doelwit te kiezen.

Op de cover van de nieuwe Charlie Hebdo, die deze week verschijnt, staat opnieuw Mohammed afgebeeld. Hij houdt het bordje met ‘Je suis Charlie’ in zijn handen, dat behalve naar de betuigingen van solidariteit verwijst naar de hypocrisie van die nieuwe ‘Charlies’, of het nu de Hongaarse premier Orbán, de Turkse premier Davutoglu of de Russische minister van Buitenlandse Zaken Lavrov is. De tekst boven de cartoon is prachtig dubbelzinnig: ‘Tout est pardonné’, ‘Alles is vergeven’. Hier kan Mohammed aan het woord zijn die de tekenaars en de daders vergiffenis schenkt; een milde profeet predikt het tegenovergestelde van revanche en haat. Het kan ook de redactie zelf zijn die vergeeft, een sardonisch mea culpa, maar het vervolgens niet nalaat Mohammed voor de zoveelste keer te bespotten. In alle wrange ironie bevat het omslag allicht ook een boodschap: terreur kan niet eenduidig genoeg worden afgewezen, maar een vrije samenleving is vooral een níet-eenduidige, pluriforme samenleving en daarin moet van radicalisering, of die van islamisten of rechtspopulisten afkomstig is, ferm afstand worden genomen.