Flarden tekst die op mijn situatie van toepassing leken had ik in een document geplakt. Ik printte het, herlas het en knikte met instemming, het was alsof een wijzere versie van mezelf mij toesprak vanaf het papier, of een begripvolle vriend, wat misschien neerkomt op hetzelfde.
Waar ik naar op zoek was, en wat ik van het internet in gulle porties kreeg toegeworpen, was de geruststelling dat ik en mijn probleem deel uitmaakten van een universeel systeem van mensen met problemen en oplossingen. Ik voelde me normaler, minder alleen, begrepen. Wat ik al vermoedde werd nergens tegengesproken, alleen bevestigd en verhelderd. De taal van de zelfhulp was daadkrachtig en georganiseerd. Lijstjes, vraag-en-antwoord, tussenkopjes, hyperlinks.
Wat ook prettig was aan al die psychologen, zelfbenoemde psychologen en ‘ervaringsdeskundigen’: ze pretendeerden niet iets anders, iets diepers of grondigers, te beoefenen dan dit genre van tips, trucs en inzichten op basis van gezond verstand. Ik zocht herkenning en vond die. Daarna kon ik weer verder met lezen wat ik normaal gesproken van mijn scherm lees: een stroom artikelen van kwaliteitsmedia als NRC, The Guardian, The New York Times en De Correspondent.
Een van de meest gelezen stukken uit The New York Times van 2016 ging over liefdesrelaties en hoe die gezond te houden. The Guardian publiceerde vorige week een stuk van twee journalisten die zich het afgelopen jaar bij wijze van experiment onderwierpen aan een regime van zelf-optimalisering. De ene maand trainden ze voor een marathon, de volgende maand leerden ze een nieuwe taal, die daarop gingen ze aan de slag met mindfulness, enzovoort. Op De Correspondent zag ik het afgelopen jaar een vermenigvuldiging van stukken over smartphoneverslaving, multi-tasking, concentratie, slaap, burn-out, het nut van verveling, het nut van opruimen, het nut van niet-opruimen.
Zelfhulp is de serieuze journalistiek binnengedrongen, zozeer dat het soms lijkt alsof de journalistiek zelf de vorm heeft aangenomen van zelfhulp. Het is journalistiek die de lezer persoonlijk moet aanspreken, die herkenning moet oproepen, inzicht biedt voorzover dat inzicht in het verlengde van die herkenning ligt.
De Correspondent beschikt over een heuse ‘correspondent zelfverbetering’, die om de week een zelfhulpboek leest en daarop reflecteert. ‘Ik wil onderzoeken hoe we gelukkig en gezond kunnen zijn in de prestatiemaatschappij’, valt te lezen in zijn functie-omschrijving. ‘Welke daden van verzet kunnen we plegen?’ Een daad van verzet zou kunnen zijn om de definitie van ‘de prestatiemaatschappij’ bijvoorbeeld eens aan een kritisch onderzoek te onderwerpen. Hetzelfde geldt voor het even dwangmatige als holle concept van ‘gelukkig zijn’ – dat in de prestatiemaatschappij overigens hoog op de ranglijst staat van binnen te hengelen prestaties. Maar dat zijn niet de daden van verzet die hier worden beoogd. ‘Verzet’ is alleen maar verzet binnen de kaders die de wereld van de zelfhulp en zelfoptimalisatie hebben geschapen. Verzet is je smartphone wegdoen, in een weiland wandelen om na te denken over je leven, je huis een keer niet opruimen, open plekken toestaan in je agenda.
‘Waarom je beter ervaringen cadeau kunt geven dan spullen’, luidde laatst de kop van zo’n verzetsartikel. De Amerikaanse essayist Mark Greif, die onlangs zijn stukken van het afgelopen decennium bundelde in het boek Against Everything, zou gehakt maken van zulke praktijken. Als een van de oprichters van het cultuurkritische tijdschrift n+1 levert hij kritiek op alle vanzelfsprekendheden in de levens van een westerse, laatkapitalistische middenklasse, waarin alles – van fysieke en mentale gezondheid tot ‘de realiteit’ zelf – verwordt tot consumptieartikel. In het essay The Concept of Experience gaat hij radicaal in tegen het idee van ervaring als consumptiegoed. ‘Experience tries to evade the disappointment of this world by adding peaks to it’, schrijft hij. ‘Life becomes a race against time and a contest you try to win.’
Tegenover het algemeen geaccepteerde en nagejaagde idee van ervaring – geef eens een ervaring cadeau! – dat zichzelf voortdurend uitdrukt in kwantiteit, plaatst hij een andere invulling van ervaring, die niet gericht is op het verzamelen van zo veel mogelijk hoogtepunten, maar die eerder een oefening van de geest inhoudt, juist om ervaring te vinden in al het dagelijkse en banale dat we doorgaans niet als zodanig zouden bestempelen.
Zelfhulp, zegt Greif, is de magerste vorm van perfectionisme, omdat ze ervan uitgaat dat de erkenning van een universele zwakte de hulpzoeker naar een basisniveau van ‘normaal’ kan brengen. Soms verlang ik ernaar, een basisniveau van normaal. Veel vaker, bijvoorbeeld wanneer ik niet op zelfhulpstukken googel, wil ik iets lezen wat mijn blik niet hopeloos op mijn kwetsbare ego doet richten. Iets wat me niet efficiënter en gestroomlijnder maakt maar weerbarstiger, strijdbaarder, kritischer dan ik was.