‘De enige oprechte bekentenis is degene die we indirect doen - als we het over andere mensen hebben’, was het motto van Darin Strauss’ tweede roman The Real McCoy (2005). De New Yorkse schrijver werd dan ook bekend met historische fictie waarin de excentrieke hoofdpersonen weinig leken op hemzelf. Andere mensen. Inmiddels lijkt de auteur van gedachten veranderd. Zijn laatste boek, Half a Life, dat vorige maand de National Book Critics Award won, is zuiver autobiografisch. Maar het verbaast niet dat Strauss het nodig had om drie romans te schrijven voor hij zich waagde aan deze korte maar krachtige memoires.

Half a Life begint met een rauwe confessie: ‘Half my life ago, I killed a girl.’ Wat volgt is de uitgeklede persoonlijke geschiedenis van de schrijver vanaf het moment dat hij op achttienjarige leeftijd tijdens een vrolijk autoritje ongelukkigerwijs een fietsend schoolgenootje doodrijdt, tot de dag, precies een half leven later, dat hij het manuscript afschrijft. Met geen woord te veel vertelt Strauss hoe hij omging met schuld en rouw, hoe het noodlottige voorval zijn leven en schrijven beïnvloedde en hoe het slachtoffer Celine hem, als een geest, tot vandaag volgt. Lichtzinnig is het niet, maar Strauss’ bewonderenswaardige beknoptheid houdt het zware verhaal helder en verteerbaar.

Centraal staan Darins moeizame pogingen, in de weken vlak na het ongeluk maar ook in de jaren erna, om zich een passende houding aan te meten tegenover de buitenwereld. Die pogingen resulteren in een pijnlijk overbewustzijn van elk signaal dat hij uitzendt. Al meteen worden we deelgenoot gemaakt van zijn meest gênante herinnering: op de dag van de ramp staat hij in shock naast zijn auto op de plek des onheils. Terwijl geprobeerd wordt het getroffen meisje te reanimeren vragen twee voorbijgangers, toevallig mooie dames, of het wel goed met hem gaat. Ondanks zijn toestand weet hij een emotie te spelen: ‘I dropped to my knees and covered my head with my hands (…) this “plagiarized” reaction, acted out for girls I’d never see again, is one more stomach-turning fact of that afternoon.’

De discrepantie tussen wat hij voelt en wat hij meent te moeten voelen en de schaamte daarover domineren Darin. Hij laveert uitzonderlijk weloverwogen tussen meerdere zelven waarvan er één publiekelijk de schijn ophoudt, mechanisch de bewegingen van de rouwrituelen doorloopt en later zelfs volledig zwijgt over wat hem overkwam. Een ander zelf ondergaat in stilte de verwarring, vooral fysiek voelbaar, van de onuitsprekelijke realiteit en weer een ander ervaart beschaamd de onechtheid, de bullshit, van deze splitsing. Zijn zelfkritiek richt zich bijvoorbeeld op de egocentrische zorg dat het ongeluk hem voorgoed verknipt zal laten en op zijn neiging om de narigheden te esthetiseren. ‘It’s a cowards tactic, I’m trying to write all the difficulty away.’

Zo'n nadrukkelijk aanwezige obsessie met oprechtheid kennen we van Strauss’ land- en generatiegenoot Dave Eggers. Half a Life verscheen dan ook bij diens uitgeverij, en kweekvijver, McSweeney’s. Maar waar het adolescente geworstel met authenticiteit in Eggers’ bejubelde biografie nogal eens doorslaat in koketterie (kijk mij me eens charmant bewust zijn van hoe stom ik wel niet ben), komt het in Strauss’ korte maar mooie zinnen beter uit de verf.

Hoe ongemakkelijk zelfbewust ook, Strauss’ toon is sympathiek en wijs. Bovendien gaat van zijn diepgravende introspectie een onmiskenbare noodzaak uit. Zonder Celine was hij ook misschien wel geen schrijver geworden, oppert hij tegen het einde. Uit de strak gesnoeide reconstructie van de tragedie spreekt duidelijk het belang van de catharsis, zoals hij het zelf uitdrukt in een interview met The New York Times. Half a Life leest als een intelligente analyse van een verwerkingsproces. Het schrijven is daar deel van. In hetzelfde interview haalt Strauss Saul Bellow aan, die weigerde in therapie te gaan omdat hij niet zou willen weten waarom hij schreef wat hij schreef. Zo was het voor Strauss ook, zegt hij, totdat hij Half a Life begon.

De jonge Darin, lezen we, ondergaat wel enkele therapiesessies, maar zonder succes. Een daarvan bestaat eruit dat hij, nog geen maand na het ongeval, in de Porsche van zijn rijke joodse psychiater wordt meegenomen naar de plek waar hij Celine omver reed. Daar dwingt de man hem bijna te zeggen hoe lekker dat oplucht, terwijl Darin tot zijn schaamte weinig zinnigs voelt behalve een misselijkmakende verwarring. Van shrinks moet hij daarna niets meer hebben.

Zijn bekentenissen manifesteerden zich dan ook interessant genoeg, zoals het motto van Cioran al doet vermoeden, in zijn eerste fictiewerk; via markante personages zoals een bokser met een duister geheim en een Siamese tweeling (in wie hij achteraf de onbreekbare verbintenis tussen hem en Celine leest). Voor iemand uit de stal van Eggers echter is zo'n indirecte confessie misschien wel niet genoeg. Het moet eerlijker. Zo eerlijk als het kan. En dat lukt Strauss met dit bescheiden boek dat op intrigerende wijze de bron van zijn romankunst onthult. Daarmee zegt het bovendien niet alleen iets over het zelf van de auteur, maar ook iets over het zelfonderzoek dat schrijven is.

DARIN STRAUSS

HALF A LIFE
Beautiful Books Limited, 208 blz., € 18,99

Eerder werk van Strauss verscheen in Nederlandse vertaling bij Luitingh-Sijthoff