Herinnert u zich deze nog? Als diskjockeys zaten minister Zalm van Financiën en staats secretaris Vermeend in 2000 lekker in hun permanente groef. Een grootse belastinghervorming was in aantocht. Alles zou eenvoudiger worden en dus beter. In ruil voor minder aftrekposten ging iedereen per 1 januari 2001 vooruit. Op rechtvaardige wijze zelfs: de lagere inkomens zouden tot 6,5 procent meer overhouden, de inkomens rond tweemaal modaal tien keer minder. Misschien heeft het aan 9/11 gelegen en de recessie, wellicht aan het feit dat een enkeling door de vastgoedhausse boven zijn stand was komen te wonen en op papier een rentenier was geworden, maar ondergetekende moest over 2001 voor het eerst sinds jaren juist bijbetalen.
Herinnert u zich die andere nog? De prognoses die het kabinet-Balkenende II in 2003 bij de nieuwe begroting voor 2004 presenteerde? Op prinsjesdag 2003 had de premier de Tweede Kamer beloofd dat «iedereen tussen de nul en min één zal zitten». De economische hemel stond op vallen. Iedereen moest gelijkelijk een blauwe hoed accepteren. Twee maanden later bleek het koopkrachtverlies voor velen op vijf procent uit te komen, voor sommigen zelfs tweemaal meer, maar voor de gezonde top juist te stijgen tot tien procent. De grafische weer gave van de koopkrachtplaatjes was te simpel geweest, zei minister De Geus van Sociale Zaken. De lijntjes langs de x- en y-assen waren eigenlijk puntjes die met elkaar wolkjes vormden. Net als ieder mens is geen belastingbetaler hetzelfde. Vandaar die vlokken in het nieuwe koopkrachtplaatje dat in december 2003 opdook. «Het is onmogelijk om voor iedereen alle effecten precies te presenteren. Dat biedt schijnzekerheid», aldus De Geus toen.
En wat doet het kabinet, waarin deze minister nog altijd in de weer is met een drastische hervorming van WAO en ww, twee jaar later? Drie weken voor prinsjesdag een begroting op hoofdlijnen schetsen die «grote groepen» meer koopkracht zal opleveren. Wijs geworden door de ervaringen van 2003 zei premier Balkenende er wel bij: «Er zijn plussen en minnen. Individuele garanties zijn nooit te geven.» Maar de globale boodschap was duidelijk: het geld kan weer gaan rollen. De rijksoverheid zal er in ieder geval alles aan doen de burgers te verleiden tot consumptie: door de heffingskorting, ouderenkorting en kinderkorting (allemaal een soort aftrekposten zonder bonnetjes) te verhogen, door de ww-premie te verlagen (dat vangnet wordt toch al minder comfortabel), door de bijdrage voor kinder opvang te verhogen (kunnen vrouwen weer werken), door het schoolgeld af te schaffen (alleen leuk voor mensen met lerende kinderen tot achttien jaar) en door ouderen en zelfstandigen te vrijwaren van het inkomensafhankelijke deel van de zorgpremie waarvoor de werkgevers opdraaien (fijn voor middenstanders en bejaarden).
Al deze maatregelen gaan bij elkaar anderhalf miljard euro kosten. Dat mag van minister Zalm van Financiën omdat de overheid door de almaar stijgende olieprijs slapend rijker wordt en het Centraal Planbureau deze zomer zijn economische groeiprognose heeft opgekrikt van 2 naar 2,25 procent omdat winsten en investeringen weer wat omhoog gaan. Halleluja. Nulkommavijfentwintig procentpunt extra: een paar ongelukkig vallende feestdagen in de werkweek of een hogere olieprijs dan wel duurdere euro en die 0,25 procent lost op.
Maar dat zien we dan wel weer. Balkenende en Zalm zijn namelijk ook politici. De middengroepen, die het de afgelopen jaren zo zwaar hadden te verduren dat in mei van dit jaar een groot deel van het vakantiegeld rechtstreeks naar de bank ging om het saldo bij te vullen, moeten worden gepaaid. Zelfs de moraal theologen van de overheidsfinanciën kunnen de verleiding van de electorale marketing niet meer weerstaan. Het staat ze niet netjes, eerlijk als ze altijd hebben gezegd te zijn. Maar het spoort naadloos met de tot nu toe bekende politieke theorie: beloon de kiezer vlak voordat hij mag stemmen een democratische variant op de goedkope worst en wodka die de ondemocratische Sovjet-Unie tijdens verkiezingen in de stembureaus bij wijze van aas uitstalde en zeg daarna weer gewoon de waarheid. Toch stinkt er meer. Tweemaal modaal krijgt terug wat het sinds 2002 is kwijtgeraakt. Behalve alleenstaande AOWers die straks wel dankbaar mogen zijn, zullen alle anderen er uiteindelijk en per saldo op achteruit zijn gegaan. Vooral voor de werkenden tot zestigduizend euro is de surprise niet eens een kwart sigaar uit eigen doos. Zo gaat het altijd.
Onheilspellender is dat zelfs deze koopkrachtplaatjes zonder garantiebewijs voorbijgaan aan de mogelijke consequenties van wat nog komen gaat, zoals pensioenregeling, onroerende-zaakbelasting en zorgstelsel. Pensioenfondsen kunnen het levensloopplan per 1 januari nog niet aan. Als het toch doorgaat en de fiscus lekker autonoom blijft werken, zullen de vrijkomende spaartegoeden in één klap verdampen richting schatkist. Het gebruikersdeel van de onroerendgoedbelasting wordt hoe dan ook af geschaft. Sommige gemeenten zullen daardoor inkomsten derven die ze via een achterdeur weer bij de burgers zullen incasseren. Het zorgstelsel is met de meeste raadsels omgeven. Volgens minister Hoogervorst van Volksgezondheid gaat de nominale premie voor het basispakket, vergelijkbaar met het ziekenfonds nu, iedere burger boven de achttien circa elfhonderd euro per jaar kosten. Maar omdat hij het systeem en de prijs daarvan heeft onder gebracht in een privaatrechtelijke omgeving (de verzekeringsmaatschappijen) kan hij net zo weinig garanderen over de hoogte ervan als Balkenende over het koopkrachtplaatje. Zelfs de inkomensafhankelijke premie, die iedere werkende burger moet laten inhouden op zijn salaris, staat niet vast. Bij het departement van Hoogervorst is het woord «naar verwachting» momenteel het populairst. Dat krijg je ervan als een kabinet, willens en wetens, toch koopkrachtplaatjes tekent.
Niets staat vast. Maar één voorspelling is al mogelijk. Het beleid zal zich ontwikkelen volgens de Wet van Tsjernomyrdin, een van de belangrijkste bijdragen aan de politicologie van de afgelopen vijftien jaar. Tsjernomyrdin was tussen 1992 en 1998 premier van Rusland. Zijn ambities waren groot, zijn resultaten waren vaak omgekeerd evenredig. Wat hem ooit deed verzuchten: «We wilden het betere, we kregen het gebruikelijke.»