Het getuigde niet bepaald van goede smaak, maar de bijdrage van de Arabisch-Europese Liga van Dyab Abou Jahjah aan het recente debat over de Deense cartoons legde wel de vinger op de zere plek. Als er spotprenten van Mohammed kunnen worden gepubliceerd, is er geen juridisch argument te vinden om antisemitische prenten, zoals een tekening van Hitler die in bed ligt met Anne Frank, te verbieden. De vrijheid van meningsuiting is het recht om te kwetsen, aldus Ayaan Hirsi Ali.
Degenen die erop hameren dat er inzake de vrijheid van meningsuiting geen enkel druppeltje water bij de wijn mag worden gedaan, wijzen er steeds op dat wie deel wil uitmaken van onze samenleving tegen een stootje moet kunnen. Ingeburgerd ben je pas wanneer je stoïcijns reageert op wat je tot in je ziel raakt.
De Amerikaanse hoogleraar communicatiewetenschappen John Durham Peters plaatst enkele kanttekeningen bij dit vrijheid-van-meningsuiting-fundamentalisme, dat verkondigt dat holocaust-ontkenners hun zegje moeten kunnen doen, jihadisten het stenigen van homo’s mogen propageren en de meest gore seksuele aberraties kunnen worden vertoond, omdat het ons niet behoort te raken. Durham Peters: «Stoïcisme kan alleen vrijwillig zijn; de ware stoïcijn is voor anderen niet zichtbaar (tenzij zijn benen worden afgerukt en hij geen kik geeft). Zodra het anderen wordt gepredikt, wordt stoïcisme onderdrukking. Het is een filosofie voor keizers en generaals.»
Durham Peters keert zich tegen hen die vinden dat alles moet kunnen, dat onze cultuur sterker en gezonder wordt wanneer we het vuil en het kwade toelaten – een houding die hij kenschetst als «homeopathisch machismo». Dit «hard-hearted liberalism», balanceren op de rand van de afgrond, lijkt stoer en bewonderenswaardig. De propagandisten ervan lijken de ware verdedigers van de vrijheid, maar in werkelijkheid komt deze houding neer op onverschilligheid of zelfs nihilisme, zaken die bijdragen aan een gevoelloze, desintegrerende samenleving.
In het werk van de apostel Paulus, John Milton, John Locke, Adam Smith, Hannah Arendt, Vaclav Havel en anderen zoekt hij naar aanknopingspunten voor een «hospital public philosophy» die pal staat voor de vrijheid, kritisch is tegenover machthebbers, solidair is met hen die in de verdrukking zijn geraakt en mededogen heeft met hen die iets anders geloven dan wij. Zij die zich op dit standpunt plaatsen zijn niet links of rechts, maar behoren tot het «radicale midden».