Tegelijk met het rapport Identificatie met Nederland publiceerde de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (wrr) vorige week de achtergrondstudie In debat over Nederland. Die beschrijft hoe het debat over de multiculturele samenleving, nationale identiteit en integratie sinds 2000 in volle hevigheid is losgebarsten. Het kantelmoment in het discours is volgens onderzoeker Fleur Sleegers terug te voeren op Paul Scheffers artikel Het multiculturele drama in NRC Handelsblad in januari dat jaar. Dit essay had het effect van een fragmentatiebom in de op consensus gerichte publieke arena.

Het is niet voor het eerst dat Scheffer de eer toebedeeld krijgt. Al jaren wijzen vriend en vijand in binnen- en buitenland hem aan als de geestelijk vader van het nationale debat over dit heikele thema. Hij groeide in de afgelopen jaren van ‘gewoon’ publicist, voor onder meer het wetenschappelijk bureau van de pvda, de Wiardi Beckman Stichting, uit tot specialist over dit onderwerp. Als spreker en schrijver kreeg hij daaraan een dagtaak. Van verhitte debatten in zaaltjes tot interviews met de buitenlandse pers, Scheffer roerde zich als nieuwe realist, maar zeker niet als neoconservatief, niet-aflatend in de publieke ruimte. Vanwege zijn positie werd hij in 2003 benoemd tot buitengewoon hoogleraar voor grootstedelijke problematiek aan de Universiteit van Amsterdam.

Scheffer heeft een aanjagende rol gespeeld in het omverwerpen van heilige huisjes en het openbreken van een eenzijdige, bloemzoete visie op de multiculturele samenleving. Maar het is feitelijk onjuist dat hij daarin de eerste is geweest. In de receptie wordt dit echter wel zo ervaren en dat maakt hem tot de spreekwoordelijke right man at the right time.

De juiste man, omdat de boodschapper nu eens niet rechts was waardoor iedere kritiek op de combinatie migranten en problemen automatisch afgeserveerd kon worden als xenofoob en racistisch. Scheffer, geboren in 1953 in Nijmegen, komt uit het Amsterdamse pvda-milieu en was in de jaren zeventig als activistisch marxist een kind van zijn tijd. De klap van zijn woorden kwam dan ook het hardst aan in zijn eigen biotoop in de grachtengordel en het Haagse Binnenhof. Binnen de intellectuele elite werkte hij als contrapunt van het links-rechts-paradigma. De geesten raakten grofweg gescheiden in multiculturalistische idealisten en realisten.

De juiste timing van zijn essay verklaart hij zelf in zijn deze week uitgekomen boek Het land van aankomst: ‘Te lang waren degenen die niet in de wijken woonden waar de migranten zich vestigden de warmste pleitbezorgers van de multiculturele samenleving, terwijl degenen die er wel woonden op den duur wegtrokken. Hun stem werd niet gehoord of werd gekleineerd als een vorm van vreemdelingenhaat. Nu de middenklasse zich niet langer kan onttrekken aan de veranderingen die de migratie oproept (…), is het debat opengebroken.’

Met andere woorden: wat het klassieke electoraat van de pvda in de oude wijken van de grote steden al jarenlang aan den lijve had ondervonden, kwam pas op de agenda toen het water ging stijgen bij de middenklasse. Tot dat pijnlijke inzicht kwam Scheffer zelf ook. Hij zag de wijken in zijn eigen stad ingrijpend veranderen, hij voelde bij zichzelf verwarring en ervoer het als een vervreemding telkens als hij om zich heen de dooddoener hoorde dat ‘immigratie van alle tijden is’. In 2000 stelde hij dat het van hoogmoed getuigt om de ingrijpende veranderingen door immigratie als onbeduidend voor te stellen en systematisch te veronachtzamen.

Het blootleggen van het al langer sluimerende onbehagen in de samenleving gold aan het begin van het nieuwe millennium als schokkend. Ook Pim Fortuyn fungeerde in die tijd als een klokkenluider van de oude politiek. Terwijl intellectuelen Fortuyn massaal de rug toekeerden, droeg ‘het gewone volk’ hem op handen. En hoewel sommigen graag van Scheffer beweren dat hij door zijn publicaties de wegbereider is van een nationalistische, vreemdelingen hatende politieke koers heeft hij zich anders dan Fortuyn nooit afgekeerd van de gevestigde politiek en zijn eigen linkse partijgelederen. In februari 2005 overwoog hij zelfs zich kandidaat te stellen voor het lijsttrekkerschap van de pvda bij de eerstvolgende Tweede-Kamerverkiezingen. Ook heeft Scheffer zich nooit schuldig gemaakt aan een populistische versimpeling van de werkelijkheid of stereotypering en stigmatisering van moslims.

Polariseren, dat heeft hij wél gedaan. En dat is volgens hem goed, want zoals hij schrijft in zijn boek zijn conflicten, wrijvingen, botsingen en polemieken een onderdeel van de zoektocht naar een manier waarop nieuwkomers en ingezetenen kunnen samenleven: ‘Het conflict heeft socialiserende werking, of zoals het in modern jargon heet: vechten is hechten.’

Het debat over de multiculturele samenleving is een gevecht en soms een kickbokswedstrijd. En meer nog ging het in de afgelopen zeven jaar op een doodvermoeiend praathuis lijken. Nergens binnen Europa is zó veel gepraat over dit onderwerp en nergens is de cultuuromslag in het publieke en politieke debat zo groot geweest als in Nederland. De eeuwenoude pacificatiepolitiek heeft abrupt plaatsgemaakt voor een confronterende stijl. Dat was nodig, meent Scheffer, want de afgelopen decennia ‘zij we heel bedreven geraakt in het herscheppen van de realiteit. Maar buigzame woorden maken de werkelijkheid echt niet soepeler.’

Dat deze cultuuromslag veel weerstand opwekt, daarover kan ook Scheffer meepraten. Hij schrijft in het dankwoord van zijn boek enigszins pathetisch dat hij soms heeft geleden onder de heftige botsingen van de afgelopen jaren: ‘Er zijn veel momenten geweest dat ik het gevoel had in een loopgraaf te worden geduwd omdat er nu eenmaal een kleine oorlog woedde aan het thuisfront.’ En hij heeft grote moeite met ‘de gedachte dat er twee kampen’ zijn, ‘want dat verdraagt zich niet met mijn diepgewortelde nieuwsgierigheid en ook niet met de wil om met iedereen te spreken’.

Die twee bloedgroepen zijn inderdaad ontstaan en Scheffer is daar als geen ander onderdeel van geworden. De tegenstrijdige kampen manifesteren zich volgens een bijkans voorspelbaar patroon. Bij de ondertekening van de verklaring van het Comité van ex-moslims kon je bijvoorbeeld blind het lijstje invullen van mensen die steun betuigden en omgekeerd wie zich hardop tegenstander verklaarde. Het maakt het debatklimaat soms drukkend en het wereldje van opiniemakers incestueus en weinig onbevangen. Het is dan maar de vraag of de discussie nog productief blijft.

Het punt waarop Nederland nu is uitgekomen, beoordeelt het wrr-rapport In debat over Nederland als positief: ‘De laatste jaren zien we weer een verzachting van het nieuwe en vrij harde discours van de eerste jaren na de eeuwwisseling.’ Geconcludeerd wordt dat ‘het debat weliswaar gepaard gaat met onzekerheid en strijd, maar er is ook ruimte ontstaan voor nieuwe geluiden die een positieve bijdrage kunnen leveren aan het creëren van een meer evenwichtige manier van spreken over de multiculturele samenleving’.

Dat is gelukkig waar. Tegelijkertijd zijn de tegenstellingen juist scherper geworden. Aan de ene kant staat Geert Wilders, diametraal tegenover hem staan de onderzoekers van het wrr-rapport Identifiatie met Nederland. Beide geluiden zijn voor het debat fnuikend. Wilders drijft met zijn grove generalisaties gematigde moslims in de verkeerde hoek. En het wetenschappelijke team van de wrr schetst in zijn rapport zo’n karikatuur van intolerante autochtone burgers die niet weten hoe ze moeten omgaan met culturele verschillen, dat we hiermee – helaas – terug zijn in de tijd van vóór 2000. De tijd van een bevoogdende houding van de elite tegenover het klootjesvolk en zielige allochtonen in de oude wijken.

Volgens de onderzoekers moeten allochtonen inmiddels vanwege hun meervoudige identiteiten ‘mengelmensen’ genoemd worden. Hoe verzin je het? In de afgelopen zeven jaar heeft onder anderen Paul Scheffer duidelijk gemaakt dat dit nu zo’n versluierende term is waarmee allerlei ongewenste zaken onder het tapijt worden geveegd.