1. Onderschat de kracht van de overwinnaars niet. Al een paar uur na de uitslag begonnen PvdA-kopstukken de verwachting uit te spreken dat een rechts kabinet-Balkenende met LPF geen lang bestaansrecht zou kennen. O jee, 1977 vergeten. Na de door Den Uyl en Ed van Thijn verloren kabinetsformatie trad er een CDA-VVD-coalitie aan. Den Uyl wist het zeker: binnen een jaar zou zijn tweede kabinet alsnog aantreden. Het is nooit meer aan de orde geweest, maar het onvermogen een mislukking te verwerken, leidde tot een jarenlang verval van de Nederlandse sociaal-democratie. Dat dreigt opnieuw, omdat de PvdA maar niet los kan komen van het idee dat zij onmisbaar is voor het bestuur. Zolang die idee-fixe overheerst, is zij gedoemd verder te marginaliseren.

  2. Stop met het denken in continuïteit. Politici zijn passanten, de functies die ze vervullen, hebben altijd een tijdelijk karakter. Alleen ervaren ze die betrekkelijkheid na verloop van tijd niet meer. Vanaf dat moment neemt het belang van hun rol af. Achteraf blijkt nu dat Wim Kok in 1998 zijn overwinning had moeten aangrijpen om drastische veranderingen door te voeren. Maar hij was gewend geraakt aan zijn rol: het beheersen en onderdrukken van ongrijpbare problemen. Als een premier – de eerste – niet voorvoelt dat zijn ploeg niet gedreven wordt door onrust en het zoeken naar urgenties, moet hij zich realiseren dat zijn regering niet in staat is leiding te geven. Dat is Wim Kok overkomen. Paars II wentelde zich in de aangename rust van schijnsucces. De ondeugende notities van de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken Peper, die zijn nervositeit tenminste kenbaar maakte, werden genegeerd. In de voorzomer van 1999 raakte Paars ten slotte haar ziel kwijt, omdat de ruzie over het referendum te onbenullig was om het conflict tot de bodem uit te vechten. D66 durfde het niet aan om de kiezers lastig te vallen.

  3. Hou op met schijnbezoeken aan de oude en nieuwe wijken. De PvdA is, dertig jaar na de introductie van het begrip actiepartij, nog steeds niet in staat om het permanente contact met burgers te beschouwen als een even lijfelijke activiteit als de dagelijkse stoelgang. Iedere keer moet dat weer opnieuw worden uitgevonden. In zo’n situatie is er een fundamenteler gesprek nodig. Dat kost veel tijd. Want het ouderwetse paternalisme is genetisch in deze partij gebakken, het zit in de zenuwen van de hele organisatie. Sociaal-democraten hebben vanaf hun strijd voor het algemeen kiesrecht geleerd onzekerheid weg te organiseren. Natuurlijk is dat wegmasseren van onzekerheid sowieso een kenmerk van een politieke partij. Door organisatie verwerf je immers aanhang, dat vraagt om duidelijkheid en eenvoud, en dat laat zich niet verenigen met twijfels en openlijke verwarring. Daarom is D66 ook nooit structureel doorgebroken: Van Mierlo was hét symbool van twijfel en onzekerheid.

  4. Analyseer de lafheid en de angst in het permanente debat over migratie. Waarom mislukten alle pogingen om een onbevangen gesprek te voeren over de problemen van Nederland als immigratieland? Kan dat ooit anders worden? Waarom besloot de SP naar aanleiding van haar ervaringen in 1987 zichzelf de mond te snoeren toen zij in Oss pleitte voor spreiding? Waarom kapte de PvdA in 1992 een spontaan debat over de overlast van illegaliteit in oude wijken na twee weken af? Waarom kan GroenLinks juist in een fase van bestuurlijk pragmatisme niet onder ogen zien dat er in de jaren tachtig zich in Nederland een ander soort spreiding heeft voltrokken? Namelijk de uittocht van autochtonen uit hun traditionele wijken naar de zogenaamde nieuwe steden? Dat gebeurde vrijwillig, zeker, maar toch heeft dat proces gevoelens van verlies en verbittering nagelaten. Ter linkerzijde wordt het allemaal nog altijd ontkend.

  5. Succesvolle leiders kennen geen opvolgers. Na de val van het kabinet-Den Uyl heeft de PvdA twaalf jaar nodig gehad om te leren de uitslag van verkiezingen te wegen en te waarderen. Bij de opvolging van Kok is met deze les geen rekening gehouden. Iedere kroonprins(es) van Kok had gisteren in Paradiso zijn of haar aftreden moeten aankondigen: of ze nou Vermeend, Benschop, Bos of Van Nieuwenhoven hadden geheten. Er is geen methode voor schadevrije opvolging. Als Melkert in plaats van drie weken rondneuzen door Nederland, drie maanden achtereen in het voorjaar van 2001 de taaie praktijk van Nederland had geïnspecteerd, was hij als een ontspoorde kwelgeest teruggekeerd. Het leiderschap zou hem niet zijn toegekend omdat hij met zijn berichten de orde zou hebben ontregeld. Want hoe werd die orde bewaakt? Door onaangename observaties van kiezers over de mislukte integratie niet serieus te nemen. En door niet te willen aanvaarden dat de publieke diensten in Nederland in een uitvoeringscrisis verkeerden.

  6. Afzien van macht schept wijsheid. De PvdA wordt interessant als ze geen enkel teken van haast vertoont. Het veinzen van nederigheid, het lanceren van pseudo-leiders die als Ken of Barbie de media gaan behagen, zal de crisis alleen maar versterken. Een verpletterende nederlaag vraagt om langdurige bezinning en het tolereren van tegenstrijdige discussies. Pas na een periode van wanorde en moeizaam zoeken ontstaat er zicht op ideeën voor verandering en hervorming. Het invoeren daarvan kan alleen maar met nu accepteren van vertraging en vele fouten en misverstanden.

  7. Langzame haast, is zo’n periode ooit genoemd. Maar hoe lang? Tenminste acht jaar. Iedereen die denkt dat het eerder in orde komt, handelt uit angst en zelfbehoud. De generatiegenoten van Wouter Bos worden pas van betekenis als zij ervan doordrongen zijn dat hún opvolgers pas weer kans maken op het echte succes.