Brad Pitt speelt Ladybug in Bullet Train © Scott Garfield

Vlak voor zijn volgende hit overpeinst een huurmoordenaar de diepere betekenis van het lieveheersbeestje, tentomushi in het Japans, ladybug of ladybird in het Engels, oftewel coccinella septempunctata. Het kevertje lijkt een anomalie in de natuur vanwege die precies gespatieerde zeven zwarte stippen op de rode dekschilden of vleugels. Ooit vertelde iemand hem dat het woord ‘lady’ in de samenstelling verwijst naar de Heilige Maagd Maria: het beestje draagt namelijk haar zeven vreugden en smarten wanneer het opstijgt.

Huh, denkt de killer, het beestje druk bestuderend. Dan verbeeldt hij zich dat iedereen die de gratie van het zevenstippelige lieveheersbeestje aanschouwt gewoon voelt hoe zijn verdriet opeens lichter wordt. Hij zucht. Concentreert zich op zijn taak. Daar heb je het target.

‘Morning Glory’ is een van de vele huurmoordenaars in Bullet Train, een nieuwe actiefilm gebaseerd op de gelijknamige roman uit 2010 van de Japanse schrijver Kotaro Isaka waarin vrijwel iedereen hitman is, compleet met bijnaam. ‘Ladybug’ is die van Nanao, gespeeld door Brad Pitt, die tijdens opdrachten op afstand via een oortje van aanwijzingen wordt voorzien door Maria (Sandra Bullock), ja, daar heb je de Heilige Maagd. Ook zijn er de ‘Gebroeders Fruit’, Lemon en Tangerine. En bijvoorbeeld de niet zo heel erg slimme Wolf en de zeer gevreesde en bijzonder mysterieuze Hornet.

De reden waarom er zoveel killers zijn heeft te maken met een ‘MacGuffin’, bekend van films van Alfred Hitchcock, dat wil zeggen een element in de plot, een object of een gebeurtenis, dat cruciaal is voor de ontwikkeling van de personages maar dat verder zinloos blijkt als betekenisdrager in het verhaal. In Bullet Train is dat een koffer die Ladybug namens een misdaadsyndicaat moet terughalen. Die is op een trein die alle tot de tanden gewapende moordenaars min of meer tegelijkertijd nemen, dé kogeltrein, de beroemde dangan ressha rijdend op het hoge-snelheidsnetwerk Shinkansen tussen Tokio en Morioka.

Dit alles levert een feest op, zowel het boek van Isaka dat zich in tweeënhalf uur tijd afspeelt, ongeveer de tijd die je nodig hebt om de pakweg vierhonderd bladzijden te lezen, als de film van regisseur David Leitch die net iets meer dan twee uur duurt. Isaka’s stijl is al filmisch: kwieke personages die het even makkelijk over populaire cultuur hebben als over existentiële filosofie, afgewisseld met actiescènes waarin het bloed rijkelijk vloeit. Hier voegt Leitch een eigen touch aan toe. Hij gebruikt muziek van Japanse artiesten die westerse nummers van bijvoorbeeld de Bee Gees en inxs opvoeren en verwijst veelvuldig naar manga en televisieseries. Ook neemt hij de tijd om het karakter van de belangrijkste personages te schetsen. De montage is gepast snel en de actiechoreografie zit vol met de frenetieke beweging van vechten en gun play afgewisseld met mooie effecten in slow-motion. Het is niet dat Leitch het wiel opnieuw uitvindt, meer dat hij actiefilm-conventies een opfrisbeurt geeft. Maar de crux is dat hij leunt op een ijzersterk verhaal dat, inderdaad, loopt als een trein.

Treinen en films– ze vormen een organische, spannende combinatie. Dat was het geval in 1895 toen Auguste en Louis Lumière L’arrivée d’un train en gare de La Ciotat maakten en mensen gillend van angst wegrenden toen ze zagen hoe een trein op het scherm op een station arriveerde, en dat was het ook in 1903 toen Edwin S. Porter kwam met de actiefilm The Great Train Robbery. Hartverscheurend prachtig werd het in 1926 toen Buster Keaton in The General een echte trein liet ontsporen en in een rivier liet storten.

Daarna bleef de treinfilm een constante in cinema, met als absoluut hoogtepunt Runaway Train (1985) van de Russische regisseur Andrej Kontsjalovski naar een verhaal van Akira Kurosawa waarin twee ontsnapte gevangenen in Alaska op een op hol geslagen trein belanden. Kontsjalovski vertelde ooit waarom volgens hem zijn treinfilm de kijker zo raakte: ‘De concentratie van energie en passie, de existentiële blik en het beeld van de trein als iets, misschien de beschaving, dat losgeslagen is. Manny (Jon Voight) leeft volgens het adagium “winnen of verliezen, wat is het verschil?”.’

De film heeft iets wat het boek nooit kan hebben en dat is Brad Pitt

Als willekeur inderdaad heerst, dan komt ‘lotsbestemming’ erbij kijken, juist ook in Bullet Train. Zoals in alle treinfilms is het een feit dat de Shinkansen een eindbestemming heeft, en eenmaal aan boord is het onmogelijk hier verandering in te brengen. In Isaka’s verhaal belichaamt de veertienjarige sociopaat Prince het lot. Als intellectueel spel maar ook vanwege het ‘plezier’ veroorzaakt hij chaos door gewone mensen om hem heen hun vrijheid te ontnemen en ze te manipuleren en te controleren. Met dit specifieke doel voor ogen stapt deze Prince, die zich Nietzsche’s Superman waant, op de trein. Als experiment lokt hij de arme sloeber Kimura (Andrew Koji) aan boord. Die zint op wraak, omdat Prince zijn zoontje van een gebouw heeft geduwd. Het kind ligt in coma in een ziekenhuis waar Prince een killer klaar heeft staan (niet Morning Glory maar diens doel) om de stekker eruit te trekken op het moment dat er geen telefonisch contact meer met hem, Prince, mogelijk is. Prince wil kijken of Kimura ook maar iets aan deze situatie kan veranderen. Immers, zegt hij: ‘Mensen willen vrij handelen, maar uiteindelijk geven ze toch toe aan de wil van anderen.’

‘De Shinkansen is het ongeluk zelve, voortdenderend tegen 250 kilometer per uur’ © Scott Garfield

De kanttekening: Bullet Train gaat niet bijzonder diep in op de filosofische vragen in Isaka’s roman. Zo krijgt Prince een minder belangrijke rol in het filmverhaal en is hij opeens een meisje gespeeld door Joey King. Dat is jammer, maar het wordt de film niet fataal. De vraag hoe vrij een mens werkelijk is, is ook in de film een constante, bijvoorbeeld voor Ladybug en de broers Lemon en Tangerine. Alle drie zijn ze op zoek naar de koffer die eigendom is van gangsterbaas White Death (Michael Shannon) wiens gekidnapte zoon ook op de trein is, zij het levenloos.

Hoe dan ook, voor je het weet breekt de hel los en arme Nanao, als de dood dat van alles juist hem weer gaat overkomen, verzucht: ‘De Shinkansen is het ongeluk zelve, voortdenderend tegen 250 kilometer per uur.’ Lemon daarentegen heeft alle hoop, juist omdat hij een wel heel bijzondere levensfilosofie erop nahoudt. Op dit punt moet je je schrap zetten, want Lemons ‘inzichten’ komen uit de kinderserie Thomas de stoomlocomotief. Deze harde huurmoordenaar gelooft er wél in dat de mens zijn eigen lot kan scheppen, immers, leert Thomas ons niet wat het is om een ‘nuttige’ locomotief te zijn, dat wil zeggen, een hulpvaardig mens die een goed leven leidt? Nou en of.

De scène met huurmoordenaar Morning Glory, een good guy, en het lieveheersbeestje is alleen in de roman, althans in de film zien we die killer niet nadenken over hoe mooi zo’n kevertje kan zijn. En hoe bijzonder: die zevende stip precies gehalveerd, zodat op beide vleugels evenveel vlekjes staan waardoor orde en schoonheid in het universum toch mogelijk blijken. Maar dat klopt niet, weet Morning Glory en met hem de lezers.

Het weglaten uit de film van dit detail is zonde, net als een overbodige doorsnee actiescène aan het einde. Zo rijst wel de vraag hoe het dan kan dat je ook zonder het boek te hebben gelezen in Bullet Train een film ziet om te koesteren. Ik denk dat het plezier van kijken naar snel pratende, mooie mensen in een afgesloten ruimte – schering en inslag in de treinfilm – er veel mee te maken heeft, gecombineerd met een mysterie als spil van de plot. Dan is er ook de opwinding die je voelt bij het zien van die uitstekend gefotografeerde actiescènes. En de diepere laag in Isaka’s roman schemert ondanks alle wijzigingen toch ook redelijk consequent door in de film.

Maar dan zijn we er nog niet. Want de film heeft iets dat het boek nooit kan hebben en dat is Brad Pitt. Ladybug is hem op het lijf geschreven. Wie zijn performance als krankzinnige in Terry Gilliams Twelve Monkeys (1995) voor de geest haalt, krijgt een idee van zijn talent als komisch acteur. Het is alsof iedere emotie die hij voelt dan ook meteen te zien is op z’n gezicht, bijvoorbeeld verbazing en verdriet op het moment dat er wéér iets dramatisch, nét niet fataal, met hem gebeurt. Als Ladybug staat hij er namelijk om bekend de meest onfortuinlijke huurmoordenaar ooit te zijn. Waar hij ook komt, de ramp is nooit ver weg. Probeert hij de plaats delict waar hij een taak heeft uitgevoerd te ontvluchten, dan pleegt iemand zelfmoord door van een dak af te springen – en waarachtig op het dak van zijn auto te landen. Het tekent Ladybugs karakter dat hij dan op volle vaart doorrijdt naar het ziekenhuis terwijl hij het halfdode slachtoffer moed inpraat.

Brad Pitt. Ladybug. De film star laat je zweven. Even zijn alle zorgen weg, alle verdriet en wanhoop verdwenen, weggedragen op de rug van het kevertje. Het helpt ook dat Pitt, niet de jongste meer, verleidelijker dan ooit is: dat lange haar, die stoppelbaard, dat gezicht vol lijnen, de huid hard, de ogen niet glanzend maar vochtig met een schijnsel van pijn. Zo zie je maar weer: je kunt het over Nietzsche en lotsbestemming en de existentiële angstthematiek in de treinfilm hebben totdat je een ons weegt, om nog maar te zwijgen over in dit geval de aanzienlijke literaire kwaliteiten van Kotaro Isaka: wanneer de lichten doven in een bioscoopzaal heb je weinig meer nodig dan een girl and a gun en een bloedmooie man in close-up dramatisch groot op dat filmdoek.

Bullet Train is nu te zien