Zoiets moet Kevin Canty door het hoofd gespookt zijn toen hij zijn roman In het diepe op poten zette. In het diepe, Canty’s eerste roman - zijn debuut was de sublieme verhalenbundel Een vreemde in deze wereld - is het verhaal van een liefde tussen de jongen Kenny Kolodny (17) en het meisje Junie Williamson, een lang kind met paniekhaar en een scherpe geest. En In het diepe is zo'n boek dat je hopeloos verliefd maakt op de verliefdheid, dat je hevig doet terugverlangen naar de tijd dat je zelf een moeilijke puber was en diep, diep werd geraakt door het leven in het algemeen en meisjes met paniekhaar in het bijzonder.
Gezien de intensiteit van de roman moet de auteur zelf bij het schrijven ook zijn teruggedwarreld naar zijn jongelingsjaren. Zelf minstens twee keer zo oud zet hij zijn hoofdpersoon Kenny zo weergaloos neer dat het bijna niet anders kan of het boek werd in een soort permanente regressie geschreven: Kenny stapt al na enkele bladzijden uit het papier omhoog en begint te leven, in de nabijheid van de lezer.
Kenny is een moeilijke, intelligente, verwarde jongen die niet goed weet waar hij met zijn emoties, zijn geest, zijn ziel en zijn lichaam heen moet. Hij woont bij zijn vader, na de scheiding van zijn ouders. Eerst was zijn broer nog bij hem, maar die is inmiddels ook uit zijn leven verdwenen. De verstandhouding tussen Kenny en zijn vader is niet helemaal vlekkeloos ‘(“Ik heb een paar nachten bij Wentworth geslapen.” “Waarom heb je dat gedaan?’ vroeg zijn vader. Het was een schijnheilige vraag: òf Kenny vertelde hem de waarheid - je was dronken, weerzinwekkend - en dan zouden ze ruzie krijgen, òf hij loog en nam de schuld op zich: voor de lol weggeweest, voor het avontuur’) en de jongen gaat op zoek naar het avontuur waar hij behoefte aan heeft, want behalve hormonen gieren er ook metafysischer, ‘verhevener’ verlangens door zijn wezen.
Dan ontmoet Kenny Junie, Junie Williamson, in een busje, in de regen, op weg naar een Girl Scout-kamp in Chincoteague. Op een middag in oktober, zo'n middag met van dat Ako-weer, zit hij op de achterste bank en denkt nergens aan. ‘Zijn hoofd was leeg.’
Kenny droomt wat voor zich uit: ‘Hij liet zijn blik rusten op het meisje twee banken vóór hem: een hoofd, een nek, tengere schouders in grootmoederlijke zwarte wol. Ze had zwart of bijna zwart haar, kortgeknipt als een marinier, in ongelijke plukken. Hersenletsel, electroshock-therapie. Interessant, maar wie was ze? Hij pijnigde zijn hersens, maar kon zich geen gezicht herinneren.’
Vanaf het moment dat Junie zich omdraait, herkennen ze elkaar en begint het avontuur van hun liefde, dat een ècht avontuur is. Met op de achtergrond voortdurend een onheilspellende sfeer, de verwachting van Grote Dingen Die Mis Zullen Gaan. Canty schrijft het allemaal meesterlijk op, licht maar nooit te luchtig, diep maar nooit te zwaar, melancholiek maar nooit te klagerig. En en passant ontleedt hij het hedendaagse Amerika ook nog even.
Dichters & Denkers
Zeventien en verliefd
In het diepe, vertaald door Maarten Elzinga. Uitg. De Harmonie, 302 blz., 334,95
Zeventien zijn en verliefd worden. En je liefde dan ook nog beantwoord zien door het meisje van je dromen. Het is waarschijnlijk het leukste, het mooiste wat er is, waarschijnlijk is het de beste (de enige?) compensatie voor de zwaarte van de rest van het bestaan. Zolang je nog zeventien kunt zijn en verliefd worden, is het leven wel te dragen.
www.groene.nl/1997/30