Heine, inmiddels tot ‘een spiritueel skelet’ afgeslankt, ontving bezijden zijn Matrassengraf half intellectueel Duitsland en Frankrijk, schreef en herscheef gedichten, corrigeerde drukproeven, probeerde zijn misjpoge een centje af te troggelen en verhandelde tussen de bedrijven door zijn aandelen in de spoorlijn Parijs-Le Havre. ‘Ik ben op het ogenblik buitengewoon ziek en hoogst actief’, zei hij.
Jean-Paul Franssens, zelf een heel behoorlijke dichter, is zijn beklagenswaardige collega onder de huid gekropen: ‘Zo lig ik ziek in dit geschuwde huis./ Kreun in mijn nest als een bedorven gek,/ terwijl ik langzaam uit mijn lichaam lek,/ zodat ik weldra naar een kist verhuis.’ Dit geschuwde huis was in feite een opiumkit. Heine, die al zijn leven niets van drank of tabak heeft willen weten, raakte noodgedwongen verslaafd aan verdovende middelen, door de artsen via zijn open wonden in de bloedbaan gebracht. ‘Mijn geloof is de opium’, sprak Heine. ‘Als er iets van die grijze substantie in mijn brandwonden wordt gestrooid, die mij zo verschrikkelijk kwellen, wordt de pijn onmiddellijk minder. Het geloof geeft op een vergelijkbare wijze rust. Er is meer verwantschap tussen opium en geloof, dan de meeste mensen denken.’
Zijn vriend Karl Marx maakte even later een vergelijkbare opmerking in zijn ‘Kritiek op de Hegeliaanse Rechtsfilosofie’, niet wetende dat Heine deze frase op zijn beurt ontleend had aan een artikel van zijn aartsvijand Ludwig Börne, gepubliceerd in het blad Le Reformateur. Zo waren de mores in de negentiende-eeuwse letterkunde. Het copyright was nog niet uitgevonden. Dus maakte men onbekommerd - zonder bronvermelding - gebruik van elkanders grappen, metaforen en filosofische bevliegingen.
Wat waren Heines laatste woorden? Een gefluisterd ‘Schrijven… papier… potlood’ - zegt een bron. Of was het ‘Bloemen… bloemen, wat is de natuur toch mooi’? Zou het? Heine was, ondanks alle verbale beleefdheidsbetuigingen in de richting van flora en fauna, een typische grotestadsjunk. Of sprak Heine, in zijn doodsnood, de woorden: ‘Ik sterf! Ik sterf!’ (Dictonary of Deathbed Quotations)? Het beroemde ‘Dieu me pardonnera, c'est son métier’ is waarschijnlijk eveneens apocrief.
Laten wij er maar van uitgaan dat Heine gewoon niks heeft gezegd, zoals de meeste stervenden.
Zijn Matrassengraf bevond zich in een woning in de winkelstraat bezijden het station Saint-Lazare. Bij mijn laatste bezoek aan Parijs hing aan de pui de mededeling dat het bestuur van het Negende Arrondissement het pand ging slopen. Van dat onheilig voornemen heeft men, zo blijkt, inmiddels afgezien. Het gehele pand staat leeg. Er is niets dat op de toekomstige woon- of werkbestemming wijst. De gedenkplaat in het portiek… Welke gedenkplaat? Niks gedenkplaat, terwijl wij ons toch op een paar meter afstand van het beroemdste sterfbed uit de literatuurgeschiedenis bevinden. Wèl een lege wijnfles, een verkreukelde krant en een plas braaksel. Dit is geen matrassengraf, maar een vuilnisbelt.
A` propos, het adres van de dichter was, om precies te zijn, Rue d'Amsterdam nummer 50, waarmee de cirkel tussen Heine en Holland weer gesloten is.
Rubriek
Ziek en actief
Wij sporen naar Parijs, de stad waarin Heinrich Heine zowel zijn gelukkigste als zijn ongelukkigste jaren heeft doorgebracht. ‘Hoe weldadig heelt u mijn ziel, ziekgeworden door de Duitse grofheden, tabaksrook en zuurkoolgeuren.’ Toen kreeg de dichter die èchte ziekte, waaraan hij acht jaar later zou creperen.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1997/25
www.groene.nl/1997/25