De voetbalclub Manchester United wordt overgenomen door een Amerikaanse miljardair. Een schande, vinden de fans. Hun club uitgeleverd aan het groot kapitaal. Het beeld op tv: boze Engelse arbeider, met overhangend voorhoofd en een overhangende buik, loopt op witte kromme benen te demonstreren tegen dit onrecht. Een rasechte Modernisierungsverlierer, zoals Duitse sociologen de mensen noemen die te genwoordig géén mooie internationale baan, een leuk huis in een buitenwijk of tenminste twee kinderen op een nette school hebben. Ze wonen in slecht onderhouden voorsteden tussen migranten die ze niet kunnen verstaan en hun enige verzetje in het leven is het voetbal.
Zielig hoor. De boosheid over het voetbalkapitalisme is originele eenentwintigste-eeuwse kitsch. De Engelse voetbalclub Chelsea is ook in handen van een miljardair. Een Russische dit keer. De man heeft zo veel geld in de kas gestopt dat Chelsea eindelijk prijzen wint. Geen klachten. Topvoetballers verdienen uitzinnige bedragen, die terugverdiend worden door overrompelende hoeveelheden reclame over supporters en kijkers uit te storten. Maar hoe duurder een speler, hoe liever het de voetbalfan is. Ook gemiddelde voetballers verdienen een fors salaris, voor werk dat eerder ontspanning dan inspanning is vier tot vijf uur per dag trainen en dertig wedstrijden per jaar. Maar dat talent een prijs heeft, zul je ook de boze fans niet horen ontkennen.
De zielige gewone man zou niet weten hoe hij het had als het grootkapitaal zijn handen van het voetbal af trok. De gemiddelde Champions League-wedstrijd op televisie is nu eenmaal oneindig veel spannender dan NEC-nac. Ze vinden het overigens ook prima dat de overheid aan de grootverdienerij flink bijdraagt, met rechtstreekse subsidies wanneer een stadion weer veel duurder uitvalt, via de inzet van politie om lastige supporters in bedwang te houden en via kortingen op belastingtarieven voor buitenlandse spelers.
De ergernis over patsers die jouw club eventjes opkopen is ondertussen wel begrij pelijk. Het is een uiting van een vaag maar groeiend verlangen naar kleinschaligheid. Als je een formulier niet begrijpt, zie je nooit meer een nette meneer achter een loket. Je wordt hooguit geholpen door een pratende com puter. Alles lijkt tegenwoordig groot en anoniem.
Het zijn niet alleen xenofoben die scholen willen in plaats van leerfabrieken, aanspreekbare ondernemers in plaats van onbekende geldmagnaten en het liefst ook verstaanbare buren. De meeste mensen willen dit soort dingen. Dat ze niet altijd gebeuren komt niet alleen door «de politiek» maar ook doordat mensen niet altijd persoonlijke offers willen brengen. Geert Wilders, die vindt dat «Nederland moet blijven», maakt in zijn anti-Europa-campagne riant gebruik van het verlangen naar dorps leven. Prima, maar ook hier loert de kitsch. Wilders-adepten gaan immers wel voor tien euro op vakantie naar de Middellandse Zee dankzij Europees zakendoen. Net als bij het voetbal geldt hier dat «moderniserings verliezers» best mogen nadenken.
Overigens, Geert, hoezo toch dat «Nederland moet blijven»? Alleen Anton Mussert en Thijs Wöltgens hebben wel eens iets anders beweerd.