‘Schrijven over muziek is als dansen over architectuur’, zegt de Britse auteur Robin Totton in zijn Song of the Outcasts (Amadeus Press, 2003), een even gedegen als compacte introductie in de flamenco. Met de eerste Nederlandse Flamenco Biënnale in aantocht biedt Totton inzichtrijke lectuur, die alle vooroordelen rondom flamenco weet te ontkrachten. Bovendien pareert de schrijver ook zijn eigen ontmoedigende motto, want na lezing wil je maar één ding: zo snel mogelijk naar Andalusië om jezelf in de flamenco te storten.
Hispaniste en vertaalster Ernestina van de Noort is een van de early adaptors van de flamenco in Nederland. Samen met Maarten Rovers, programmeur van het Utrechtse wereldculturencentrum Rasa, is ze de drijvende kracht achter deze Biënnale. Eerder al organiseerde Van de Noort Cuba in de IJsbreker (2000) en samen met de Cubaanse componiste Keyla Orozco Q-Ba Música (2004). Wat de drie initiatieven gemeen hebben, is de feilloze manier waarop Van de Noort als programmeur weet te laveren tussen traditie en vernieuwing. Dat vergt niet alleen kennis van de muziek, maar ook psychologisch inzicht om met evidente hardliners om te gaan. Want zoals zoveel muzikale culturen kenmerkt ook de flamenco zich door verhitte discussies over goed en fout.
Van de Noort is een ravissante, zelfbewuste verschijning die sneller praat dan haar schaduw. Ernestina van de Noort: ‘In 1984 zag ik in Genève de film Carmen van Francesco Rosi. Vanaf dat moment was ik hooked. Nadat ik de bioscoop verlaten had, stond ik op straat de ritmes te stampen, helemaal van de kaart. Ik studeerde toen vertaalkunde Frans en Engels en na afronding besloot ik door die film verder te gaan met Spaans. In die tijd ging ik ook voor het eerst naar Andalusië, waar toen pas heel recent de herwaardering van de flamenco op gang was gekomen. Tot begin jaren tachtig was flamenco in Spanje een randverschijnsel, ondergewaardeerd cultureel erfgoed. Mede dankzij fanatieke Japanners en Europeanen die en masse naar Spanje kwamen om cursussen te volgen, is dat in korte tijd veranderd. Tegenwoordig is het een volwaardige cultuur, die vanuit de overheid fanatiek wordt ondersteund. Met alle discussies van dien: juist omdat het voor zo’n belangrijk deel zigeunercultuur is, wordt er vanuit die hoek met deels terechte argwaan gekeken naar gesubsidieerde flamencovormen.’
Met dit nieuwe festival wil Van de Noort een ‘Iberische traditie in Nederland’ vestigen: ‘Het is onze ambitie om de flamenco te presenteren als een hedendaagse, open kunstvorm, die in allerlei verschillende disciplines zijn invloed doet gelden: in de moderne dans, het theater, de jazz, de blues, maar ook via dwarsverbindingen terug naar de bron – Rajasthan, Pakistan – en de voormalige kolonie overzee, Cuba. Behalve concerten, dansvoorstellingen en workshops zijn er films en lezingen van deskundigen, zoals van Faustino Núñez. Vanaf mijn eerste stappen in de flamencowereld ben ik bevriend met deze musicoloog. Núñez is een pionier in het onderzoek naar de cantes de ida y vuelta: het wederzijdse muzikale verkeer tussen Latijns-Amerika en Spanje. Dat ik me in de jaren negentig vooral bezig heb gehouden met Cuba kwam mede door Núñez. Interesse voor de Cubaanse connectie manifesteerde zich in Spanje al lang voor Ry Cooders Buena Vista Social Club. In dit kader is het concert van Son De La Frontera te zien, een van de ontdekkingen van het Q-Ba Música festival, die tijdens deze Biënnale hun tweede cd zullen presenteren.’
Van de Noort heeft nog een nieuwtje, wat niet meer meekon in de brochure: ‘Ik zie zelf erg uit naar het concert van zanger en gitarist Diego Carrasco (12 november, Bimhuis). Een interessante sleutelfiguur, die onder traditionalisten en vernieuwingsgezinden onbetwist is. Carrasco beweegt zich richting rock en blues, maar slaagt erin om een flamencokern te bewaren. Het is een ruwe bolster en het bleef lange tijd onzeker of hij wel naar de Biënnale wilde komen. Gelukkig hebben we hem weten te overtuigen.’
Binnen de flamencodans, een volwaardig programmaonderdeel, is Israel Galván een avant-gardist, die volgens de orthodoxen regelmatig vele stappen te ver gaat. Van de Noort: ‘Toen ik hem voor het eerst zag tijdens de Biënnale in Sevilla van 2002 werd mijn dubbele positie onmiskenbaar: als aficionado had ik enige moeite om decorum te bewaren, zo geraakt als ik was door zijn dans. Maar als programmeur moet je in gesprek blijven met iedereen: ook met de felle afwijzingen die Galván ten deel vielen moet je leren omgaan.’
Veelbelovend is ook het Qawwali Flamenco concert (10 november, Muziekgebouw aan ’t IJ). Faiz Ali Faiz wordt gezien als de troonopvolger van Nusrat Fateh Ali Khan, terwijl zanger Duquende ‘Camaróns enige erfgenaam’ wordt genoemd. De combinatie van de extatische soefimuziek uit Pakistan en het gestileerde, wrange levensgevoel van de flamenco werkt op de 2cd/dvd Qawwali Flamenco (Accords Croisés, distributie Harmonia Mundi) ronduit betoverend. Qawwali en flamenco zijn dan ook twee nauw verwante muziektradities, die beide hun oorsprong hebben in Rajasthan, het oorspronkelijke hartland van de zigeunercultuur. Ernestina van de Noort: ‘Onder flamencozangers is dit project spraakmakend: Faiz Ali Faiz’ benadering van zang werkt stimulerend: hij demonstreert een vrijheid waaraan flamencozangers zich laven.’ .
Eerste Nederlandse Flamenco
Biënnale, Amsterdam (Muziekgebouw
aan ’t IJ, Bimhuis) en Utrecht (Rasa), 6-12 november. www.flamencobiennale.nl