
Je hebt van die stelregels die in het leven zijn geroepen om het allemaal wat overzichtelijker te maken. Zoals dat boeken die na vijftig pagina’s nog steeds de aandacht niet vasthouden zonder gezichtsverlies terug de kast in mogen. Als er ook zo’n regel bestond voor Zomergasten, had die vast als volgt geluid: de tv kan uit als je na anderhalf uur hard je best doen om geboeid te blijven alsnog zit te knikkebollen voor de buis. Afgaand op Twitterend Nederland – altijd een goede graadmeter als het om frustratie en teleurstelling gaat – was ik zondagavond niet de enige die dat ernstig overwoog.
Maar we bleven kijken, blijkbaar, want er was toch iets… Lag het aan Abbring? Lag het aan de gast van de avond? Aan hun dynamiek? Waarom was dit gesprek zo vreemd en liep het zo stroef? Waarom werden we de volgende ochtend wakker met gefronste wenkbrauwen en de nasmaak van ongemak? Wie wás deze man en waarvan waren we getuige? Zijn we gisteravond collectief betoverd, of in de luren gelegd? De zesde en laatste zomergast van dit seizoen was de lachende derde. Hij genoot zichtbaar van zijn eigen hocus pocus en geheimzinnigheid.
Bessel van der Kolk (79), dé specialist op het gebied van trauma, vloog in vanuit de Verenigde Staten. Daar staat hij al decennia aan het hoofd van gerenommeerde wetenschappelijke instituten en behandelcentra. De man is een legende in zijn vakgebied en steekt dat zelf niet onder stoelen of banken. Zijn laatste boek, Traumasporen (2017), werd een bestseller in de VS. Vooral tijdens de coronapandemie vond men massaal houvast in zijn werk.
De psychiater was al onderwerp van debat voordat de uitzending goed en wel begon. Op de socials heerste een jubelstemming – wát een indrukwekkende gast, dat belooft wat! – terwijl landelijke kranten het vuurtje alvast opstookten; in ingezonden brieven waarschuwden wetenschappers voor de gevaarlijke theorieën van deze nog veel gevaarlijkere man. De messen waren geslepen. Des te opvallender was de matte aftrap van de avond; die had meer weg van een hoorcollege dan van een gesprek.
Met name voor de verwachtingsvolle kijker, die ter voorbereiding Traumasporen las, moet het eerste anderhalf uur van de avond een tergend langzame bevalling zijn geweest. Alsof je in de collegebanken zit terwijl je je huiswerk al hebt gemaakt. De zogenaamd spontane voorbeelden waar Van der Kolk mee op de proppen kwam, zijn wetenschappelijke theorieën, allemaal heus boeiend, maar rechtstreeks afkomstig uit zijn boek – van de ex-militair die niet van zijn eigen kind kon houden omdat hij in Vietnam een kind vermoordde tot anekdotes over Van der Kolks eigen strenge vader en de gewapende overval die hij meemaakte. Het gesprek viel ten prooi aan zo iemand die eigenlijk té goed kan vertellen. Die tegen een journalist zegt: ‘Schrijf dit maar op, dat doet het altijd goed.’
Het nietsontziende kijkerspanel legde de bal – live meetwitterend – genadeloos bij Abbring. Wat zat ze toch steeds door hem heen te kakelen. Laat de man uitpraten! Maar ze deed wat ze moest doen, want tegenover haar trof ze een trotse wetenschapper die er veel meer plezier uit haalde zijn revolutionaire doch niet onomstreden behandeltechnieken in nevelen te hullen dan te onderbouwen. Althans, die avond dan. Waar zijn boek bol staat van doorwrochte overzichten van klinische studies, beantwoordt hij Abbrings kritische vragen (‘Maar hoe wérkt EMDR-therapie dan? Wat gebeurt er in de hersenen?’) vanavond met een ondeugende glinstering in zijn ogen. ‘It’s magic!’ – ook als dat het helemaal niet is.
De boeiende televisie begon waar Van der Kolks boek eindigde, waar hij zich niet kon verschuilen achter zijn publicaties en experimenten. Waar de eigen jeugdtrauma’s van deze ‘wounded healer’ aan de oppervlakte kwamen. Ja, de ingelezen kijker kende het verhaal van zijn getraumatiseerde vader met een naar oorlogsverleden. Over hoe kleine Van der Kolk vroeger klappen moest verduren en werd opgesloten in de bezemkast waarna hij zichzelf ‘ik zal zoet zijn, ik zal zoet zijn’ hoorde schreeuwen, vol minachting voor zichzelf. Maar zijn blik vervaagde en zijn mond kneep samen toen Abbring naar zijn moeder informeerde. Zijn vader was ook geestig, een aardige man. Een vreemd, nonchalant handgebaar. Het stelde niks voor. Maar zij! Zij was de boosdoener. Zij was er niet. Zij keek weg. Voor het eerst die avond werd het stil.
Het was een moeilijke avond. Gevoel en verstand vochten bij de kijker een interne strijd met elkaar uit. Intellectueel overtuigde Van der Kolk niet, maar was dat niet precies het punt? Als het zo nodig moest, kon hij best uitleg geven over de temporale cortex, de insula en de dorsale prefrontale kwab, maar dat is voor hem niet waar het om draait. Wat telt is wat werkt voor die duizenden beschadigde mensen die hij in zijn praktijk voorbij zag komen. Was het yoga, dan was het yoga. In slaap gewiegd worden, kickboksen, psychedelica, niks is hem te gek. Wat telt voor Van der Kolk is niet hóe het werkt, maar óf het werkt – een benadering waar de positivistische westerse wetenschap maar moeilijk mee in het reine kan komen.
Zodoende het ongemak in de staart van de uitzending, als de olifant in de kamer eindelijk wordt benoemd: de hervonden herinnering, een theorie die Van der Kolk overtuigd voorstaat maar die omstreden is binnen de psychiatrie. In rechtszaken getuigde Van der Kolk meermaals als deskundige dat getraumatiseerde patiënten soms pas jaren later hun eerste herinnering krijgen aan traumatische gebeurtenissen zoals seksueel misbruik. De theorie is niet voor niets omstreden: als het níet waar is, kunnen verdachten veroordeeld worden voor iets dat zij nooit hebben gedaan. Van der Kolk verweert zich ongemakkelijk, door gefrustreerd uit te roepen dat níemand zoveel weet van trauma als hij. En waarom zijn vakgenoten dan niet eens komen kijken, dan kunnen ze met eigen ogen zien wat trauma doet met een mens.
Weinig kijkers zullen onder de indruk zijn geweest van het betoog. Het waren zijn waterige ogen die voor de relevante subtekst zorgden. ‘Wie zijn die mensen, die niet willen zien hoeveel kinderen er mishandeld worden? Ik vind het tragisch dat mensen niet willen zien wat er gebeurt.’
Het is moeilijk om geen bewondering te voelen voor de inmiddels bejaarde wetenschapper en clinicus die zelf met yoga begint en een MDMA-trip ondergaat, zodat hij weet wat het mogelijk voor zijn patiënten kan doen. Die op zijn leeftijd nog steeds klinische studies opzet naar de werking van mindfulness, zang en dans bij traumagenezing, omdat hij werkelijk alles aangrijpt om zijn patiënten te verlossen van die alomvattende pijn en verstikking die trauma is.