
Er is al een partij voor ouderen, een partij voor de dieren, een partij voor strenggelovige protestanten, d66 wordt wel gezien als de partij voor consultants, GroenLinks is de partij voor kosmopolieten, DENK is er voor nieuwe Nederlanders of Nederlanders met een donkerder huidskleur en de pvv is er voor teleurgestelde burgers. Wat mist is een partij voor jongeren, voor twee-werkende-ouders, voor werklozen, voor niet-stedelingen, voor vrouwen, en een partij voor elke andere noemer waar mensen zich mee kunnen identificeren.
SP-Kamerlid Ronald van Raak trekt de nadruk die in de politiek is komen te liggen op je groeperen rondom identiteit graag even in het absurde. ‘Als we daarmee doorgaan, eindigen we nog met honderdvijftig Kamerleden die allemaal vooral opkomen voor hun eigen, individuele belang. De rest van de miljoenen Nederlanders is dan niet vertegenwoordigd in het parlement. Eigenlijk zijn we dan terug bij tweehonderd jaar geleden, toen zaten de parlementariërs er alleen voor zichzelf. Twee eeuwen sociale strijd zou dan voor niets zijn geweest.’
Volgens Van Raak is je groeperen rondom één kenmerk van wie je bent geen goede basis om de samenleving op te organiseren. Ouderen zijn niet alleen oud, religieuze mensen zijn meer dan alleen gelovig, nieuwe Nederlanders hebben zeer verschillende achtergronden. ‘De inrichting van het bestuur stijgt uit boven het individu. De verschillende deelbelangen moeten in het parlement worden afgewogen. Als je alleen kiest voor het deelbelang van de oudere, of dat van de gelovige of het dier, dan doe je jezelf als kiezer te kort. Als Kamerleden alleen een eigen deelbelang voor ogen hebben, wie formuleert dan het gemeenschappelijk belang? De rol van de politiek is juist om te formuleren wat Nederland is. Voor een SP’er is dat een ander Nederland dan voor een vvd’er. Als het goed is, blijken die verschillen in het debat. De kiezer kan dan aangeven aan welk Nederland hij behoefte heeft.’
Van Raak moet duidelijk niets hebben van je politiek verbinden rondom een identiteit. Hij gelooft in het je groeperen rondom een ideologie, rondom een visie op de maatschappij als geheel. ‘Kijk naar DENK. Sylvana Simons is een hoogopgeleide donkere vrouw die zich heeft aangesloten bij Tunahan Kuzu en Selçuk Öztürk. Ik denk dat Öztürk heel andere ideeën heeft over de rol van vrouwen dan Simons. Ik zie daar binnen DENK nog wel een interessant ideologisch debat over ontstaan. Het is niet voor niks dat partijen die zich hebben gegroepeerd rondom één facet van iemands identiteit vaak eindigen in ideologische onenigheid.’
Gezien de politieke aspiraties van Bekende Nederlander Simons, en voorheen die van collega-BN’ers voormalig advocaat Bram Moszkowicz en misdaadjournalist Peter R. de Vries, grapt hij dat de Kamer misschien wel één grote Talkshow wordt van de Ons-Soort-Mensen die BN’er zijn. Wat die BN’ers volgens Van Raak vergeten, is dat het Kamerlidmaatschap een vak is waarbij niet de hele tijd de camera op je gericht staat maar waarvoor je ’s avonds laat in een achterafzaaltje met een dik pak papier voor je moet vergaderen.
Dat vergaderen gebeurt overigens ook nu volgens het SP-Kamerlid te veel door Ons-Soort-Mensen. In zijn ogen zijn de huidige osm van het Binnenhof hoogopgeleid, kosmopoliet, solidair met mensen ver weg maar minder met de mensen op de werkvloer, en vooral: ze zijn erg tegen collectiviteit en voor individualisering. ‘Onze pensioenregelingen, de werkloosheidswet, de ziektekostenverzekering, de studiefinanciering, de woningbouwcorporaties; ze worden door de osm van het Binnenhof gezien als een probleem, maar ze waren juist de oplossing voor een probleem, zoals werkloos of ziek zijn. De laatste jaren hebben ze die regelingen afgebroken en wat zie je? Er ontstaan nieuwe problemen, zoals jongeren uit gezinnen met een laag inkomen die niet meer gaan studeren. Politiek gaat steeds minder om samenleven. Dan is het ook niet gek dat mensen steeds meer vooral voor hun eigen belangen opkomen.’
Mensen zoeken volgens hem zekerheid in een onzekere wereld: ‘De discussie over die onzekerheid wordt heel erg gevoerd via identiteiten. Mensen laten zich erdoor tegen elkaar uitspelen. Maar ik zie juist mensen met dezelfde belangen. Of je nu moslim bent, katholiek of atheïst, je wilt dat je zoon of dochter kan gaan studeren en dat je een dak boven je hoofd hebt.’
Dat er ruimte is om mensen tegen elkaar op te zetten, is volgens Van Raak het gevolg van de worsteling met de eigen identiteit van Nederland: ‘Dé Nederlander bestaat niet, maar er bestaat wel degelijk een Nederlandse identiteit. Vrijheid speelt in die identiteit een grote rol. Dat is een vrijheid die overigens gebonden is aan regels, veelal ongeschreven regels. Eigenlijk hebben we een verfijnde cultuur, waarin veel stilzwijgend wordt aangenomen. Misschien moeten we vaker uitspreken waar het bij die Nederlandse identiteit om gaat.’ Namelijk: ‘Tegenstellingen in dit land zijn niet al te groot, we geven elkaar de ruimte en we bieden elkaar zekerheden.’
Identiteitsverlies is van alle tijden; het is bijna het eerste dat pvda-leider Diederik Samsom zegt. Hij herinnert zich een liedje. Ik ben m’n loopje kwijt, alleen het refrein kent hij nog uit zijn hoofd. Het eerste couplet gaat zo:
Het winkeltje van op de hoek hoort nou bij een Surinaamse keten.
Ik weet de weg niet meer te vinden als ik een stamppotje wil eten.
En bij de bakker op het pleintje, daar verkopen ze nou brood
Dat nooit meer in je trommel past, als een wagenwiel zo groot.
Ik ben m’n loopie kwijt, ik ben m’n loopie kwijt.
Het liedje is uit 1995, inmiddels ruim twintig jaar geleden. Waarmee Samsom zijn eerste opmerking wil onderstrepen: ‘We hebben altijd weer een antwoord weten te vinden op dat identiteitsverlies. Daarom is er ook nu geen reden tot wanhoop. Dit land valt niet uiteen. Al lijkt het daar op #ophef vaak wel op.’
Hij verwijst naar de Zwarte-Pietendiscussie: ‘Die lijkt in ons gezicht te ontploffen. Maar ik zie een soort consensus. En die luidt, en dat klinkt tegenstrijdig: Zwarte Piet blijft en hij zal veranderen. Ik zag laatst drie foto’s van Zwarte Piet, een van honderd jaar geleden, een van vijftig jaar geleden en een recente foto: op de eerste was Piet wit, voor die van vijftig jaar geleden zou ik geen verantwoording willen nemen – pikzwart, dikke lippen, oorringen – en op de laatste zag ik een vrolijke, slecht geschminkte Hollander. Ik denk dat over vijftig jaar Piet alle kleuren van de regenboog heeft.’
Dat tot rust komen van de discussie ziet Samsom ook terug in het vluchtelingendebat. Dat liep hoog op, met rellen, bedreigingen, varkenskoppen en al. ‘Men dacht dat het nooit meer goed zou komen. Maar ik merk dat je zelfs van de meest geharde “asielzoekerscentrum-nee-mensen” een volmondig ja krijgt als je met ze in gesprek gaat en vraagt of vluchtelingen moeten worden opgevangen.’
Net als Van Raak komt ook Samsom dan uit op onzekerheid, al heet dat bij hem dat mensen behoefte hebben aan houvast. ‘Zolang politici zeggen dat ze niet weten hoeveel vluchtelingen er komen, wordt een azc-nee’er razend. We moeten als politiek een beetje houvast bieden. Dat is toch niet te veel gevraagd?’
Samsom vindt dat bieden van houvast ook de opdracht in de discussie over identiteit: ‘Wie zijn wij, wie worden wij? Daar moet de politiek een antwoord op geven.’ Voor hem is dat antwoord, net als bij het onderwerp Zwarte Piet, tegenstrijdig: ‘Alles houden zoals het is, zoals de SP bepleit, biedt geen houvast. We moeten veranderen om te kunnen behouden. Wij, van de pvda, zijn het zondige ras der reformisten.’
Ook de discussie over een Brexit had volgens Samsom alles te maken met controle, ook al werd die discussie over de boeg van identiteit gevoerd. ‘Als mensen het gevoel hebben geen controle te hebben, dan klampen ze zich vast aan de meest krampachtige vorm van identiteit. De perceptie of je controle hebt, hangt af van je opleiding en je mogelijkheden in de samenleving. Hoogopgeleid heeft veel meer het gevoel in control te zijn dan laagopgeleid. Daar gaapt een kloof tussen. Dat is wat me het meest zorgen baart. Daarom is onze opdracht: het bieden van houvast. Slagen we daar niet in, dan splijt de samenleving.’
Maar het is toch mede door het beleid van regeringspartij pvda dat zo veel mensen zich onzeker voelen? ‘Het klopt dat er veel is veranderd. Maar die veranderingen waren nodig om de toekomst van onze kinderen zeker te stellen. Het is de historische opdracht van de pvda om mensen daarin mee te nemen. Wij zijn bij uitstek een volkspartij, écht, dat zijn wij, een partij van verbinding. De afgelopen jaren hebben we de limiet opgezocht. Dat was nodig na tien jaar niksdoen. Nu moeten we opletten, het tempo matigen en handvatten bieden. Vergelijk het met het door de bocht trekken van een platte kar. Als je die bocht te scherp neemt, vallen de mensen die niet stevig stonden eraf. Mensen snappen de ingrepen vaak best. Een uur minder huishoudelijke zorg overleef ik wel, zeggen ze. Maar wat gebeurt er straks?’
De uitspraak van, toen nog, prinses Máxima dat zoiets als dé Nederlander niet bestaat, leidde destijds tot kritische reacties. ‘Die uitspraak was licht provocerend. Ik snap dat die reacties opriep. Dé Nederlander bestaat dan misschien niet, er bestaat wel zoiets als het Nederlander-gevoel.’
Volgens Samsom kun je voor dat gevoel kiezen, ongeacht je huidskleur, geboortegrond of geloof. Waar dat gevoel uit bestaat? ‘Wij zijn een vrij onverveerd volkje, met een grote hang naar consensus, een vrij groot relativeringsvermogen en weinig ontzag voor gezag of een dikke portemonnee. Als je hier woont, krijg je daar iets van mee.’
Wat Samsom betreft is die Nederlandse identiteit niet exclusief, zoals pvv-leider Geert Wilders bepleit, maar inclusief. ‘Wilders is een charlatan. Hij zegt de wil van het volk te vertegenwoordigen, maar juist zijn stemmers streven naar een Nederland dat ik zojuist omschreef.
Natuurlijk zijn wij in Nederland niet immuun voor de polarisatie, de felheid en snelheid van het debat, die je in veel landen ziet. Maar onze volksaard houdt moedig stand. Ik merk ook telkens weer dat het debat op straat veel milder is over elkaar en over de politiek dan je door de sociale media wel eens zou denken. Vaak uit desinteresse overigens. Als ik de deuren langs ga, verontschuldigen veel mensen zich tegenover mij. Ze houden zich niet zo met politiek bezig, zeggen ze dan. Dat mag natuurlijk geen apathie worden. Maar als bij Kamerverkiezingen de opkomst rond de 75 procent ligt, zijn er landen waar ze daar graag voor zouden tekenen.’
De vraag naar wie we zijn, de zoektocht naar identiteit is volgens cda-leider Sybrand van Haersma Buma dé hoofdvraag van dit moment. Daar ziet hij een aantal oorzaken voor: ‘We komen in Nederland uit een tijdperk van sterke verzuiling. Je hoorde bij die zuil van je geboorte tot je dood. Daarbuiten kwam je niet. Dat had veel nadelen, het was beklemmend. Het was een heel natuurlijke ontwikkeling om daar uit te breken. Daarvoor in de plaats is het individualisme gekomen. Dat was aanvankelijk een bevrijding, maar inmiddels is de samenleving door en door individualistisch geworden. Dat maakt mensen angstig. Des te meer daar in de rest van de wereld sterke identiteiten zijn opgekomen, rondom de islam of in een land als China.
Hier in Nederland zie je groepen mensen die deze nieuwe wereld snappen, die veel reizen; die redden het wel. Maar er zijn ook groepen mensen die het niet redden, die een bedreigende wereld om zich heen zien. Uit onmacht gaan sommigen beledigen en kwetsen. De beweging DENK van de Kamerleden Kuzu en Öztürk is een voorbeeld van wat er gebeurt als mensen zich dan vervolgens groeperen met het idee: als jullie mogen schreeuwen, dan wij ook.’
De angst voor de ander die de focus op identiteit meebrengt, is volgens Buma niet des cda’s: ‘Ik zie voor het cda nu een taak weggelegd die vergelijkbaar is met die waarvoor de partijen waaruit wij zijn samengesteld oorspronkelijk zijn opgericht. In de negentiende eeuw voelde de lagere middenklasse zich bedreigd door de liberalen. Die middenklasse verenigde zich. Het religieuze element waaromheen ze zich groepeerde, is weg. Maar de behoefte aan gedeelde waarden is er nog steeds. Het denken vanuit waarden trekt aan. Daarom kan juist het cda in deze tijd iets betekenen. We moeten terug naar de apostel Paulus: vrijheid is een opdracht om het goede te doen, niet om maar te doen wat je wilt.
De pvda levert geen identiteit, die kijkt naar de staat. De vvd vertegenwoordigt de zzp’er. En d66, dat vind ik zo interessant, ziet alleen maar individuen. Tegen die partij zeg ik: Nederland is geen identiteitsloze maatschappij. In de grachtengordel maakt dat misschien niets uit, maar elders heb je iets nodig dat bindt. Angst voor de islam of voor vluchtelingen als onze enige identiteit, zoals bij de pvv, is pover.
Het cda vertegenwoordigt de christelijke waarden die nog steeds in onze samenleving zitten. Het vroegere bindmiddel, religie, was eigenlijk heel egalitair: je mag dan directeur zijn, in de hemel zijn we allemaal gelijk. Nederland is niet denkbaar zonder die traditie. Daar hoort ook bij: zorgen voor elkaar en niet zomaar roepen wat je wilt.’
Buma hekelt de manier waarop in Nederland wordt omgegaan met de eigen historie. Terwijl juist die eigen geschiedenis ‘ons’ door de eeuwen heen heeft gevormd. ‘In Utrecht is de Unie van Utrecht uit 1579 zo ongeveer weggestopt. Daar moet je in de VS eens om komen. Terwijl die overeenkomst de kern is van ons hele wezen: het verzet tegen de macht van de Spaanse koning. Het legde de basis voor ons huidige bestuur: dat is er om ons te dienen, niet andersom. Dát is onze identiteit. Zonder christendom was er geen Unie van Utrecht geweest.’
Door aan te geven dat er een grens is bereikt aan het individualisme moet Buma zich toch aangesproken voelen door partijen als pvda en SP? ‘Het communautaire delen we inderdaad. Het verschil ontstaat bij de rol van de staat en het individu. Bij de pvda en de SP loopt het denken aan de ander, de zorg voor elkaar, via de staat; wij denken vanuit de samenleving.
Daarom ook dat de grens aan de verzorgingsstaat bij ons geen kernprobleem is. Veel arrangementen uit de verzorgingsstaat waren pervers. Het einde van die arrangementen hoeft geen identiteitscrisis te worden. Integendeel. Kijk wat er gebeurt rond het Glazen Huis in de weken voor Kerst. Dat gulle geven is niet zo heel veel meer dan de ouderwetse zending. Door het jaar heen willen mensen dat er wordt beknibbeld op ontwikkelingssamenwerking, maar rond Kerst geven ze geld. Omdat het daar gaat om samen, om het bundelen van krachten vanuit de samenleving zelf. Daar is behoefte aan. Dat is onderdeel van onze Nederlandse identiteit. Juist het cda vertrouwt erop dat mensen naar elkaar omkijken. Dat is ook wat mensen willen.’